Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1894 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1894Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.02 MB)

Scans (199.47 MB)

ebook (25.77 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1894

(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een bezoek bij Edison.

Waar gij ook gaan moogt in de Vereenigde Staten, als gij vraagt:

‘Wie is uw grootste man? Wie is de man van wien gij het met den meesten trots zegt: “Hij is een Amerikaan?”’

Dan luidt het antwoord in negen gevallen van de tien: ‘Edison.’

Edison heeft der wereld het electrisch licht gegeven; hij heeft ons geleerd hoe de stem en de woorden te bewaren van de groote dooden, en door zijn laatste groote ontdekking, de kinetoscoop, kan het sprekende gelaat, het geringste gebaar, de juiste gelijkenis van hen, die schijnbaar zijn heengegaan, ons worden teruggegeven.

Over honderd jaar kan Lord Roseberry bijv. nauwkeurig en in de kleinste bijzonderheden worden afgebeeld in een zitting van het Engelsche Hoogerhuis en zijne woorden in dezelfde heldere klanken herhaald worden, met dezelfde losheid van houding en beweging. Een schaduw natuurlijk, maar de schaduw zal den man getrouw weergeven zooals hij eenmaal leefde.

‘Over eenige jaren,’ zeide mij Edison, terwijl ik met hem keuvelde in zijn werkplaats te Orange, New-

[pagina 371]
[p. 371]

Jersey, ‘minder dan zes misschien, zal ik u een volledige opera in deze kamer laten opvoeren,’ en hij wees naar een phonograaf, een kinetoscoop en een groot wit blad, dat aan eene zijde van de kamer was opgehangen. ‘Natuurlijk zal het vele phonografen en kinetoscopen kosten, maar gij zult het zien en hooren, spoediger dan gij verwacht.’

Weinig menschen in Amerika hebben eenig denkbeeld van den persoon van den grooten Toovenaar der 19e eeuw, en in Europa nog minder, hoewel hij ons werelddeel meer dan eens bezocht heeft; maar dan was hij in zijn reishumeur, en de levendigste herinnering, door hem nagelaten, was die van een man zeer karig met zijn woorden en schuw in gezelschappen.

Aan het wonderbare grenst dan ook het leven van dezen man, die, 10 Februari 1847 geboren te Milaan in het graafschap Erie, Ohiostaat, zijn loopbaan begon als courantenjongen bij een spoorwegmaatschappij in Michigan, toen zelf een courant redigeerde, als telegrafist het land doortrok, zich onderwijl altijd bezighield met chemische en mechanische studiën en proeven en thans als wereldberoemd millionnair woont in Oranje, in een mooi huis, eenige minuten verwijderd van zijn werkplaats, een huis met vele gevels en boogramen, omringd door hooge boomen en uitgestrekte grasperken en door mevrouw Edison ‘Glenmont’ genaamd.

De werkplaats is een zeer groot, langwerpig gebouw, met een ruime zaal en wijde galerijen, dat den algemeenen indruk maakt van een openbare bibliotheek. Het gelijkvloers is werkelijk een bibliotheek, en een zeer geleerd-diepzinnige ook, want hier zijn vele honderden boekdeelen over elken tak van wetenschap en in de meeste moderne talen vereenigd. In het midden staat een zinnebeeldige figuur, het electrisch licht voorstellend, een gedeeltelijk gedrapeerde vrouw, zittende op een omgekeerde straatgaslantaarn en een toorts opgeheven houdend, die door een enkele aanraking een electrische lamp wordt, in staat de geheele kamer te verlichten.

De meubels en de paneelen zijn van licht eikenhout en de initialen van Edison staan op iederen stoel en elke tafel. Een adres in een lijst vermeldt dat al deze voorwerpen door zijn voornaamste ondergeschikten aan hun geachten meester werden geschonken. Op den uitgesneden schoorsteenmantel staat een kolossale klok, door electriciteit in beweging gebracht, en daaronder een arend met brandende oogen.

Blokken hout gloeiden vroolijk in den ijzeren haard op den dag van mijn bezoek, want buiten was het koud. Toen Edison mij tegemoet kwam om mij te groeten, opstaande uit den grooten armstoel, waarin hij, naar de vlammen ziende, had gezeten, maakte hij op mij den indruk van een goedigen, hartelijken pastoor in zeer bevlekte en veelgedragen kleederen. De hoed vooral, die achter op zijn hoofd stond, was van het ordinairste soort, eens zwart geweest, maar nu goed gebronsd door het roest en de stof van de twaalf jaren, gedurende welke, zooals Edison mij verhaalde, hij reeds gedragen was.

Edison is hartelijk en flink en om zijn breeden mond speelt een aangename trek. Hij spreekt met luide stem en berispt zijn helpers dikwijls op ruwe wijze over hun luiheid, maar zij weten dat hij het niet zoo meent. Houding en beweging zijn die van een krachtig, gezond man met breede schouders en sterke borst; alleen zijn gelaatskleur is wat bleek, zeker ten gevolge van het lange verblijf in gesloten ruimten. Een eenigszins levendiger kleur, die echter volstrekt niet aan alcoholverbruik moet toegeschreven worden, vertoont zijn neus. Merkwaardig is zijn oog, het heeft iets koels, men zou haast zeggen vischachtigs, maar het is het oog van een vorscher en in de plooien, die het omringen, vindt men den langjarigen arbeid van een genie uitgedrukt.

De Toovenaar vroeg mij naar eenige menschen en plaatsen in Europa, en toen hij mijn dwalende oogen opmerkt, begon hij mij rondom de kamer te leiden.

Eerst toonde hij mij de laatste, verbeterde phonograaf en gedurende een minuut of tien luisterde ik naar vocale en instrumentale muziek, zoo duidelijk dat men moeielijk kon gelooven dat alles uit een paar wentelende cylinders van bruine was voortkwam.

‘Een bladzijde van de Londensche Times zal spoedig op een cylinder kunnen worden gevat,’ zeide Edison, ‘eens misschien een geheel boekdeel. Waarom zoudt gij niet rustig in uw studeerkamer kunnen zitten, uw lievelingsroman oprollen, de snelheid der uitvoering regelen en u dan laten in slaap lezen of wakker houden, juist zooals ge wilt? Ik zal de vernietiger zijn van alle voorlezers, dat verzeker ik u. Wacht maar wat!’

Toen naar boven in de galerijen, hoofdzakelijk gevuld met glazen kasten, de volledigste verzamelingen bevattende van alle metalen en kristallen der wereld, en terwijl eenige der vreemdste soorten mij werden verklaard, hoorde ik toevallig van de andere ateliers, dertig of veertig mijlen verder gelegen in Edison, een dorp naar den uitvinder genaamd in New-Jersey. Daar heeft hij zes vierkante mijlen van een ijzerberg gekocht en er de kolossaalste machinerieën, ooit door een man gebouwd, opgericht, en als hij een tiende vervuld ziet van zijn verwachtingen in het uitgraven van ijzer door middel van zijn reusachtige magneten en scheppers, zal zijn tegenwoordige rijkdom - omstreeks een millioen pond sterling - verre die van Gould of Vanderbilt overtreffen.

Tweehonderd duizend pond van Edison's eigen geld zijn in dien ijzerberg gestoken, en hij hoopt dat alles in volle werking zal zijn voordat deze regels in druk verschijnen. Maar een volgenden keer zal ik misschien een artikel schrijven over Edison's ijzerbergen en voor het oogenblik terugkeeren naar zijn werkplaats.

Naast de bibliotheek zijn de groote ateliers waar de verschillende electrische werktuigen worden vervaardigd, alsmede de verschillende instrumenten, eindigend op ‘meter’, aan vele waarvan Edison verbeteringen heeft toegevoegd. Hij toonde mij ook in werking zijnde modellen van magneten.

Behalve de ateliers is hier ook de photografische inrichting, waar een volledige staf van camera-artisten

[pagina 372]
[p. 372]
door den Toovenaar aan het werk gezet wordt. Vier en vijftig photografen kunnen daar in een seconde een photografie van u nemen in al uw bewegingen, en men wijst u ook de ruwe bank, waarop Edison soms neervalt om een paar uren te slapen, als hij geheel uitgeput

illustratie
edison in zijn studeerkamer.


is door dagen en nachten van onafgebroken werk.

‘Maar uw huis is maar een paar minuten hier vandaan, mijnheer Edison,’ zeide ik.

‘Dat is zoo,’ antwoordde hij, ‘maar als ik naar huis ga, laten zij mij doorslapen. Hier zet ik mijn bank op een plaats, waar een man moet passeeren die naar zijn werk moet, en hij wekt mij dan precies op het uur dat ik het wensch.’

‘Maar hoe kunt gij daarbij gezond blijven?’

‘De meeste menschen zouden het niet kunnen, maar zoolang ik mij goed gevoel, vind ik er geen reden in mijn levensgewoonten te veranderen. Gij hebt dagelijks acht uur slaap noodig, terwijl ik zes maanden lang toekom met vier uur per dag en er mij toch heel wel bij bevind. Want acht uren slaap maken mij lui, loom, onbruikbaar. Ik geloof dat de meeste menschen er niet aan denken, welk nauw verband er bestaat tusschen eten en slapen. De reden waarom vele menschen niet toekomen met vier uur slaap, is dat zij zich volstoppen, dat zij te veel eten. Nu zal ik mij wel wachten voor deze zware maaltijden. Deed ik het niet, dan zou ik ellendig zijn, hulpeloos als een oude maaglijder. Dat was 't wat mij in Frankrijk zoo van streek bracht. Men sleepte mij naar groote, zware diners, die ik niet verdragen kon. Tehuis ben ik een kleine eter. Voor mijn ontbijt neem ik een paar eieren, een stukje ham, met twee of drie geroosterde broodjes en wat thee of koffie, en voor 't diner ongeveer evenveel. Thee, koffie en water zijn de dranken, die mij het best bekomen; ofschoon ik geen bedenking heb tegen spiritualiën, geef ik er toch niets om. Ik houd niets van het wijndrinken, zooals dat in Engeland en Frankrijk gebruikelijk is. Men zeide mij dat ik wijn moest drinken om geen typhus te krijgen. Daarom deed ik het en werd er zenuwachtig van. Ik geloof dat die heele historie met den typhus een streek was om hun wijnen aan den man te brengen. Maar u moet het mooie bier zien, dat men in Engeland heeft! Zijn specifiek gewicht is lood en als een peillood zinkt het naar den bodem der maag en blijft daar liggen. Men kan 't als ballast voor de schepen gebruiken, maar dan zou de reis over den oceaan 365 dagen duren.

[pagina 373]
[p. 373]


illustratie
kinderleed. Naar Louis Deschamps. (Zie blz. 374.)


[pagina 374]
[p. 374]

‘Apropos, mijnheer Edison, hoelang hoopt u nog te leven?’

‘Tot negentig jaar,’ antwoordde hij zonder aarzelen. ‘Mijn vader is 87 jaar, hij legt zijn tien mijlen per dag af en zou zich schamen hij het trappenklimmen maar één trede tegelijk te nemen. Mijn grootvader leefde 103 jaren, ondanks de verschrikkelijke gewoonte van tabak, en ik denk, als mij geen ongeluk overkomt, zal ik het wel tot 90 brengen.’

‘Waarom noemt u het tabakrooken verschrikkelijk? Gelooft u, dat het schaadt?’

‘Integendeel, dat was maar een grap. Ik houd het voor zoo schadelijk dat ik tien tot twintig sigaren per dag rook.’

‘En pakt dat uw zenuwen niet aan?’

‘Neen, daarvan heb ik nog niets gemerkt; als het mijn zenuwen schaadde zou ik het opgeven.’

‘Maar behalve uw lectuur, wat doet u anders voor uw uitspanning?’

‘O, niets bijzonders! Ik lach gaarne en geef niets om dansen en ik houd niet van gedrang, vooral wanneer ik mijzelf er niet in kan verliezen. Maar ik heb pleizier in een aardig verhaal en in het theater. Daar ga ik dikwijls heen met mijn familie en ik zou er nog meer genot van hebben, als ik beter hooren kon (Edison is aan een oor doof). Het beste amuseer ik mij in lichte opera's, die versta ik het best. Ik ga dan in het parket zitten en heb de muziek uit de eerste hand.’

‘U is dus een vriend van muziek?’

‘Ja, dat ben ik, inderdaad.’

‘Zingt u ook?’

‘Vroeger deed ik 't wel, maar bij mijn proeven met de telephoon heb ik mijn stem bedorven. Ik had er succès mede, dat is waar, maar ik geloof dat de inspanning mijn stembanden heeft doen springen,’ en de uitvinder lachte over zijn eigen scherts.

‘Wat is nu uw levensdoel, mijnheer Edison? Waarvoor leeft u? Wat is het einddoel van al uwe pogingen?’

Bij deze vraag lachte de Toovenaar hartelijk en zocht naar adem, als had men hem een stoot tegen de maag toegebracht, keek naar het plafond, draaide zijn stoel om en zag toen even door het venster naar het heerlijke landschap.

‘Ja, weet u,’ zeide hij toen, ‘dat ik juist daaraan eigenlijk nog nooit heb gedacht! Dat kan ik zoo bepaald niet zeggen, maar mij dunkt, alles wat mij nog aantrekt is een groot laboratorium te hebben om daarin zoolang ik kan, proeven te doen en met succès nuttige dingen uit te vinden. Maar juist daarin steekt wat philanthropie. Dingen, die men niet koopt, mag ik ook niet uitvinden, omdat alles wat niet verkocht wordt geen succès heeft. Juist die afneembaarheid der waren is een bewijs voor hun nut, en nut is succès.’

Wij wandelden door naar Glenmont en een paar kinderen kwamen al stoeiend over het grasperk ons tegemoet: Madeline, zes jaar oud, en Charles, drie en een half, twee flinke gezonde kinderen met hun moeders oogen en hun vaders uitdrukking van het gezicht.

Hij neemt het meisje in de armen en kust haar, en wij vieren dwalen over het gras om op den drempel van Glenmont begroet te worden door een mooie, slanke vrouw, de tweede vrouw van den Toovenaar en de moeder der twee kinderen. De moeder van Edison's drie oudste kinderen - een dochter, nu getrouwd, en twee jongens van 16 en 18 jaren - stierf eenige jaren geleden.

De tegenwoordige mevrouw Edison is de dochter van den heer Muller uit Aäron, Ohio, evenals zijn schoonzoon een uitvinder van naam, vooral op landbouwkundig gebied. Hij is ‘£ 3,000,000 waard,’ dus zijn de kinderen wel eenig fortuin wachtende, zelfs als hun vader zich ruïneert met zijn ijzerberg.

Een smakelijk maal, een rustig keuveluurtje en een lekkere sigaar met Edison in zijn huisbibliotheek - een volledige verzameling van moderne werken over reizen, geschiedenis, dichtkunst en romantiek - en een wandeling door de lagere kamers van de woning doen mijn bezoek ten einde spoeden. De brougham van mevrouw Edison, bespannen met twee appelschimmels, - Edison houdt een half dozijn paarden, maar hij zelf rijdt er nooit op - brengt mij naar het station, juist bijtijds om den trein naar New-York te halen.

Uren lang dwarrelde het in mijn hoofd van machinerieën, stemmen van dooden, opera's, liederen, mooie kinderen, kostbare meubels, kinetoscopen, magneten en vorstelijke geschenken van Czaars, Mikado's en koningen, het groot-kruis van het Fransche Legioen van Eer en een half dozijn ridderorden, door elkander geworpen in een glazen kast vol kostbare snuifdoozen, sigarenkokers en medailles van internationale tentoonstellingen en wereldkermissen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken