Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1896 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1896
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1896Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1896

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.81 MB)

Scans (176.86 MB)

ebook (23.30 MB)

XML (1.61 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1896

(1896)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 257]
[p. 257]


illustratie
het zeven der druiven.


Wijnoogst.
Met illustratiën.

Aan den Rijn groeien de druiven!

Een heerlijke tooverkracht stijgt op uit de groene

illustratie
het uitdrukken der druiven.


wijnbergen langs Duitschlands schoonsten stroom. Vol genot zweeft het oog daarover heen, gewillig opent zich de mond van dichter en zanger tot een gloeiend lied, en zelfs de meest prozaïsche gemoederen voelen iets als verheffing in hun geest, als hadden zij een tooneel van overweldigende schoonheid voor zich.

En toch, wij leven in een tijd van onderzoek - enquêtes zijn aan de orde van den dag en gaarne zouden wij onder de voornaamste schoonheidkenners een onderzoek willen instellen om hun te vragen:

‘Is zoo'n wijnberg - laat ons bijv. zeggen de Johannisberg - eigenlijk wel dat, wat men schoon noemt?’ En wij

[pagina 258]
[p. 258]

zouden van verreweg de meesten, vooral Duitschers, ten antwoord krijgen: ‘Eigenlijk niet, maar...’

Doch genoeg hiervan! Wij hebben nu eenmaal genot in de wijnbergen van het Rijnland, in alle wijnbergen die het edele nat opleveren, en wij willen ons deze vreugde niet laten bederven door psychologische haarkloverijen.

Wij willen ons gewillig laten omstrikken door het toovernet, dat reeds millioenen van harten ving en nog millioenen vangen zal, zoolang de poëzie van den wijn haar rechten behoudt.

Dat de gunst van hemel en zon dalen moge op bergen en wijnranken, opdat zij voortgaan hun vurigen stroom uit te storten en hun wonderen uit te werken in onze koele, nuchtere wereld. En toch, de gunst van hemel en zon alleen is niet voldoende. Arbeid, veel aanhoudende, vlijtige, menschelijke arbeid is noodig, wil het edele druivensap leven en kracht verwerven.

Van den eenen oogst tot den anderen reikt een keten van ingespannen werkzaamheden voor den wijngaardenier. Met lichte hand nemen wij den roemer op van de tafel, laten het vloeibare goud vonkelen in de avondzon en zingen het lied tot lof van den wijn uit vroolijke borst. Wie zal 't ons euvel duiden? Maar prijzen wij dan ook, al is het dan maar in rijmlooze gedachten, den wakkeren wijngaardenier, die ons door zijn leven vol moeite, en helaas! ook vol teleurstellingen, dezen heerlijken drank heeft bereid, en vergeten wij niet welk een som van kennis, ondervinding en - dit in figuurlijken zin, zoodat het onzen drinklust niet behoeft te bederven, - hoevele zweetdruppels de wijn bevat.

Wij zullen niet nagaan hoeveel moeite de nieuwe aanleg van een wijnberg, de veredeling en vermeerdering der wijnstokken vereischt, en ons alleen bezighouden met de noodzakelijke, geregelde werkzaamheden, die de wijnberg verlangt van zijn eigenaars, en wij zullen verbaasd staan over het aanhoudend zware werk, dat er hier gevorderd wordt, en dat nog zwaarder gemaakt wordt door de omstandigheid dat al deze arbeid verricht moet worden op een afgesloten terrein onder gedurig op en afstijgen over dikwijls halsbrekende bergpaadjes.

In het voorjaar begint het opruimen en eerste snoeien der stekken, dan het inslaan der palen, het opbinden der ranken. Ten minste twee, zoo mogelijk drie malen 's zomers, wordt de bodem omgespit, het onkruid gewied, daartusschen de zomersnoei, het uittrekken en dan nog de strijd tegen allerlei ongedierte en vijanden van den wijnstok. Na den oogst begint men aan het uittrekken der paaltjes, het begraven of ophoopen der stokken en de zoo lastige bemesting.

Het hoogst stijgt natuurlijk de werkzaamheid gedurende den oogst, en is deze rijk, dan worden alle lasten en moeiten gewillig door meesters en knechten gedragen, dan wordt de wijnoogst in den hoogsten zin van het woord een feestelijke arbeid.

Eenige weken voor den oogst worden de wijnbergen gesloten en door bijzondere wachters, gewapend met zweepen, pistolen en stokken bewaakt, een maatregel, genomen tegen alle druivendieven, gevleugeld, vier- en tweevoetig.

Het begin van den algemeenen wijnoogst wordt in den regel door een plaatselijke commissie bepaald, wat tot gevolg heeft, dat men van den eenen kant de wijnboeren, ook de onervarenen en ongeduldigen, noodzaakt tot een zooveel mogelijk verstandig tijdstip voor den oogst en daardoor tot hun eigen voordeel dwingt, en verder ook overschrijdingen van de grens voorkomt door hen, die 't eerst oogsten ten nadeele van die 't later doen.

Klokkengelui en geweerschoten verkondigen dat de wet opgeheven is en de oogst vrij staat, en daar stroomt het naar buiten in de geurige frischheid van den herfstmorgen, met wagens en emmers, tonnen en manden, en als de Octoberzon met haar stralen de toppen der heuvelen begroet, dan krioelt het reeds op hun hellingen van bezige gestalten.

In vele streken is het dan ook gewoonte, dat de bezitter van den wijnberg zijn verwanten en vrienden van buiten laat komen, opdat zij het genot van den oogst met hem deelen. Is hij een welgesteld wijnverbouwer, dan zal hij zijn gasten vriendelijk verzoeken zich aan eten en drinken, aan spelen en muziek, aan schieten en vuurwerk en andere vermaken te goed te doen, maar den eigenlijken oogstarbeid slechts toevertrouwen aan goed geschoolde, vertrouwde arbeiders, die door rijkelijken kost, veel tabak en goed opzicht tegen de verzoeking van snoepen worden gevrijwaard.

Want op een kostbaren wijnberg moet het oppervlakkig zoo eenvoudige werk van het snijden der druiven, met veel verstand, oefening en zorg worden verricht, opdat de druif behoorlijk van den stok verwijderd wordt, geen vruchten verloren gaan, geen ranken beschadigd worden en alles in een regelmatig, juist tempo geschiede, niet te haastig en niet te langzaam.

En begeleiden wij nu de sappige vruchten, die de gebaarde oude man op onze groote plaat in een rijk gevulden emmer naar het dal draagt - op haar verderen tocht.

Het eerste lot dat haar treft, is het uitdrukken; dit gebeurt al naar de omstandigheden, òf dadelijk op den wijnberg, òf eerst tehuis in den kelder. Onze op het gebied van uitvindingen zoo vernuftige eeuw heeft ook voor deze bewerking machines uitgevonden, zelfs zeer vele en verschillende, die alle berusten op het beginsel, de druiven tusschen cylinderrollen te verpletteren. Vroeger - en aan dit gebruik is de Rijnlander heden nog altijd niet geheel ontrouw geworden, in het Zuiden is men er nog steeds aan gehecht - nam men algemeen een werktuig te baat, dat Moeder Natuur zelf den menschen meegaf op hun levensweg, namelijk de voeten, en wel met of zonder laarzenbekleeding. Het laatste zal door fijne smaken misschien vies worden gevonden, maar 't is echter zoo erg niet, want een schoon gewasschen voet is eigenlijk evenmin onappetijtelijk als een dito hand, een lederen zool of een houten of ijzeren cylinder. Zeker is het, dat in het beroemdste wijnjaar onzer eeuw, 1811, de wijn even rijk onder de natuurlijke zolen der wakkere Rijnlanders

[pagina 259]
[p. 259]

ontstroomd is, als de bloemen onder de voeten der minnende paren, en toch heeft hij de harten van keizers en koningen, dichters en gewone menschen verrukt. Zeer belangrijk is het, dat verder bij het uitdrukken de hardere, onrijpe druiven, de pitjes en stelen niet mede verpletterd worden, want dat maakt het sap slechter. Machines zijn echter niet zoo zacht voelend als de menschelijke voet.

Wij hebben dus nu de massa's uitgedrukte druiven voor ons. Nog zijn deze niet klaar voor de pers, want zij hangen aan de stelen, en deze mede uit te persen, zou ten minste op de goede soorten een schadelijken invloed hebben. De druiven komen dus nu in een zeef, waarvan de openingen 15 tot 20 millimeter in het vierkant zijn en die door een vierkante kist omsloten wordt; zij ligt op twee balken, die op een bak rusten. Is de druivenmassa hierin uitgestort, dan wordt de zeef zoolang heen en weer geschud en geroerd, dat de vruchten door de mazen vallen en de losse steeltjes kunnen worden weggenomen.

Nu is het plechtige oogenblik gekomen dat de druivenmassa als ‘persrijp’ of ‘persklaar’ kan beschouwd worden. Men ziet dat deze toestand niet alleen in de schrijfkunst, maar ook in de wijnbereiding minder gemakkelijk te bereiken is. Daarna gaat de geheele massa in de ‘persmand’, de dekplanken gaan er over heen, de hefboom wordt in de schroef gestoken, het touw gehecht aan de punt van den hefboom en dan om den boom gewikkeld en deze aan de vier uitstekende balken aangevat. En nu gaat het in een vroolijken, maar steeds zwaarder en zwaarder wordenden rondgang om de pers. Onder de vereenigde krachten der vier mannen zakt de pers steeds dieper en dieper, van onder stroomt het kostbare sap weg, dat men, om er alle onreine bestanddeelen uit te verwijderen, nog eens door een strooien mand filtreert. De wijnmost is nu gewonnen.

Nog wacht hun een verre, weinig minder moeitevolle en zorgvolle weg, voordat het troebele, bruine vocht als een gouden stroom in het glas verschijnt. Met het vullen van den most in de vaten is het werk van den wijnoogst geëindigd, nu begint de arbeid in de kelders.

Het rust in den schoot der tijden of het jaar '96 goede plannen heeft met wijnverbouwers en wijndrinkers. Wij willen er het beste van hopen, tot welzijn van onze moderne wijngaardeniers, tot heil van alle wijnlievende tongen, tot vertwijfeling van alle wijnknoeiers en ‘fabrikanten’.

Wanneer het wijnvervalschen geen voordeelen meer biedt, zal aan dit geknoei een zekerder einde worden gemaakt, dan door alle wetten en belastingen der wereld.

Of wij werkelijk nog eens een wijnjaar zullen beleven als - 't is wel wat lang geleden - het jaar 1426? Om dit te betwijfelen, hiertoe ziet zich de stoutste optimist gedwongen. Toen kostte, volgens een oude Zwabische kroniek, de emmer (8 Hectoliter) wijn, 13 kreutzer, nog geen kwartje, en men kon in de herberg de eerste maal zijn vertering niet betalen, maar moest tweemaal komen om zooveel te drinken als er te krijgen was voor het kleinste muntstuk - een duit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken