Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1897-1898 (1897-1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.06 MB)

Scans (132.11 MB)

ebook (22.36 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Nizza la bella.
Met illustratiën.

Ja, Nizza is mooi, mooi en elegant, zoo zelfs dat een Parisienne, trotsch op haar Bois de Boulogne, haar Avenues en Boulevards, eens vol geestdrift uitriep:

‘Maar Nice is een boulevard van Parijs!’



illustratie
nizza gezien van het kasteel
de stationslaan in nizza
.


Zeker, een boulevard van Parijs, maar door de natuur aangelegd op een van haar lievelingsplekjes. Werkelijk geven gedurende den heelen winter de Avenue de la Gare, de quais de Masséna en Saint Jean Baptiste, of de groote boulevards gedurende een mooien lentedag en de Promenade des Anglais met haar eindeloozen stoet van rijtuigen, waaronder er vele zijn, rechtstreeks uit Parijs gekomen, niets toe aan de beroemde rijwegen van het Bois. Maar de nietige meertjes zouden opdrogen van nijd, wanneer het hun gegeven was de onmetelijke, heerlijke Golf der Engelen te zien, die, haar wintergasten ter eere, zich tooit met haar fraaiste toilet van blauwe zijde.

Een Engelschman, die Nice vergeleek met een vrouw, zeide dat de Golf der Engelen ontstaan is door de tranen die de schoone weende. Ongetwijfeld heeft dit heerlijke land tusschen zijn lachende heuvels, waar het leven zoo gemakkelijk schijnt, altijd de veroveraars aangetrokken. Twee duizend jaar vóór onze jaartelling vestigden zich hier de Kelten en na hen de Grieken; toen de Trojanen, die de grondvesten van deze stad legden, die later door de Romeinen werd ingenomen en beroemd werd onder den naam van Cemeneleum, later verbasterd tot Cimiez, een der meest gezochte kwartieren van Nice. Keizer Augustus maakte van Cemeneleum een hoofdstad der provincie. De bouwvallen van een amphitheater en van

[pagina 34]
[p. 34]

den tempel van Apollo spreken ons nog van die voorbijgegane pracht.

Ook schijnt het dat de Esculapen uit die verre tijden reeds begrepen, welke partij de geneeskunde trekken kon uit het bevoorrechte klimaat van Nizza, daar men er een marmeren opschrift gevonden heeft, vermeldend hoe de vrouw van keizer Galianus, keizerin Solomina Augusta, haar genezing te Cemeneleum zocht en haar verzwakte krachten daar herstelde.

Op dit oogenblik van haar geschiedenis vergoot het schoone Nizza zeker geen tranen; integendeel, alles in en om de stad was niets dan feest en genot. Cannes en Antibes hadden theaters, Grasse een tempel met twaalf reuzengoden, Ventimille een circus, Kaap Martin vertoonde vol trots zijn witte villa's

illustratie
boerinnen van villefranche en turbie op weg naar de markt van nizza.


en Arles verhief een altaar ter eere van Venus, waar men de alles behalve strenge feesten der godin vierde. Ook schijnt Nizza gedurende de middeleeuwen niet erger mishandeld te zijn gewenst dan de andere zuidelijke kusten, die bijna allen door de invallen der Bourgondiërs, der Oost-Gothen, Franken, Lombarden en Sarracenen en veel later der Turken moesten lijden.

Nizza heeft het lot gekend van alle beroemde middeleeuwsche steden, die zonder ophouden ingenomen en weer ingenomen werden, altijd in de handen blijvende van de sterksten en wreedsten; maar hoe het ook geteisterd werd, altijd bleef zijn schitterende lucht glinsteren en de kristallijnen zee het liefkoozend streelen.

En van den anderen kant, waar konden de zangen der troubadours zoeter weerklinken dan in dit land van laurier- en oranjeboomen? Welke stad heeft zoo dikwijls het bezoek ontvangen van koningen, keizers en pausen? Het waren geen tranen, die in de Golf der Engelen vielen, toen koningin Johanna I van Napels hier aankomende, zich richtte tot de menigte baronnen, consuls en burgers, die op de kust haar kwamen begroeten, en hun met haar zachte stem zeide:

‘Ik kom u uwe harten vragen, niets dan uwe harten.’

En welke schitterende feesten waren het, toen paus Paulus III daar keizer Karel V en Frans I ontmoette? Nu nog ziet men een marmeren kruis, dat de herinnering aan deze ontmoeting vereeuwigt en het geheele kwartier wordt daarnaar genoemd: Croix de Marbre.

Sedert het begin dezer eeuw is het leven in Nizza een bijna onafgebroken feest; de stad breidt zich verbazend uit, van alle kanten stroomen de rijke vreemdelingen daarheen en de stad wordt door hen ook rijk.

De geschiedenis van Nizza gelijkt op een blij eindigenden roman; de rampen, die het troffen, zooals de aardbeving van 1884, loopen op een gelukkige ontknooping uit en worden spoedig vergeten.

Wie Nizza bezoekt, verzuime toch vooral niet een wandeling te maken naar de markt. Natuurlijk vindt men daar niet de kolossale opeenhoopingen van groenten, die men in de Hallen van Parijs ziet, noch het knappe arrangement der bloemmarkt; maar wat zien daar de groenten en vruchten er frisch en smakelijk uit in de kleine mandjes, en die bloemen zijn zoo kleurig en geurig en de koopvrouwen zoo schilderachtig!

Hoe jammer dat zij de Nizzasche hoeden en de korte rokken met bonte kleuren hebben afgelegd. Wat zij echter bewaard hebben, dat is haar taal, die op alle andere talen gelijkt en een allesbehalve harmonieus allegaartje vormt.

Als men haar nader onderzoekt, dan ontdekt men er Grieksche, Arabische, Keltische wortels in, maar het Latijn overheerscht toch. 't Schijnt dat de verschillende rassen, die elkander dit stukje grond betwist hebben, er iets toe bijdroegen om de taal te vormen; zoo gelijkt de spreekwijze der visschers veel op die der Grieken, terwijl men bij de landelijke bevolking meer Arabische klanken vindt. Hetzelfde verschil merkt men ook op in de typen der vlakte- en bergbewoners. In de vlakte vindt men het sterke, athletische type, den krachtigen kop, de dikke haren en scherp geteekenden neus der Grieken en Romeinen. Op de heuvels treft men het ovale hoofd aan der Arabieren, het smalle gezicht, den fijnen neus, het zwarte, glanzende haar, de bruine huid en een matigheid, die in de woestijn goed te pas zou komen. In de valleien staat men weer verbaasd kin-

[pagina 35]
[p. 35]

deren aan te treffen met blonde haren en blauwe oogen, die aan jonge Britten doen denken; dit zijn de afstammelingen der oude Kelten.

Als men de Quai du Midi volgt, komt men aan de Ponchettes, aan den voet van de indrukwekkende rots waarop het kasteel en de toren Bellanda stonden. Deze naam zou volgens de oude kronieken een hulde zijn, gebracht aan de schoonheid der streek, die oorspronkelijk heette ‘Bella Landa.’ Er blijft bijna niets meer over van het oude fort, maar van daar uit kan men nog altijd genieten van het oogverblindende panorama, dat alle invallen en alle oorlogen overleefd heeft.

Van boven den heuvel omvat de blik met alleen de geheele Golf der Engelen, maar de kleine haven, die altijd in beweging is en waarvan de levendigheid

illustratie
de promenade du midi in nizza.


scherp afsteekt tegen de eenigszins norsche kalmte van zijn buurman, de natuurlijke haven van Villefranche, die op een groot, rustig meer gelijkt en toch zoovele vloten zou kunnen bevatten.

Van tijd tot tijd ontfermt zich het eskader van Toulon over haar eenzaamheid en komt gedurende een kort bezoek haar wateren opvroolijken.

Van uit het kasteel kan men ook kennismaken met de oude stad, die zich tegen den heuvel vlijt met haar nauwe straatjes, door roode baksteenen geplaveid. Als men die nauwe gangen ziet, waar de buren elkaars hand kunnen drukken boven de hoofden der voorbijgangers, begrijpt men hoe gemakkelijk cholera en pest daar kunnen voortwoekeren. Nu stroomt het water er doorheen en de laatste sporen van het middeleeuwsche Nizza verdwijnen onder den moker der vernielers. Overal laat men lucht en zon doordringen, en de kerk van St. Reparata, die dertig jaren geleden door de bruidsparen niet per rijtuig bereikt kon worden, staat nu geheel vrij.

Villefranche kan ons nog de illusie geven van een middeleeuwsche stad uit de XIIIe eeuw. Het centrum wordt gevormd door een hoop huizen, aan elkander verbonden door lange, kronkelende gangen, die opklimmen, nederdalen, zich oprollen en ontrollen in doorgangen, waarvan de schitterende Zuiderzon de duisternis niet kan verdrijven, en waar men het opgeeft te onderscheiden waar het eene huis begint en het andere eindigt. Het is toch niet om zich tegen de zon te beschutten, dat de bevolking zich terugtrekt tusschen deze muren, die 's winters water zweeten en des zomers alle lucht ontberen, want de zomer is ook heerlijk in deze streken.

De thermometer overschrijdt zelden de 80 graden en de weelderigste plantengroei ontplooit zich daar. De bloemen, hoewel verstoken van regen, worden door den dauw rijkelijk schadeloos gesteld voor dit gemis; geur en kleur wedijveren met elkander. Men vindt er rozen in alle variëteiten, heliotroop, jasmijn, geraniums, de bevallige, slanke iris, met haar coquette blauwe bloemen, zich wiegelend tusschen lange glinsterende bladeren, scherp als messen. Vlinders met besneeuwde rozenvleugels fladderen en dansen door de lucht; met heldere trillers zingt een krekel zijn zomerlied. Dan voelt men werkelijk in den zomer, het weldoende seizoen, te zijn. De natuur sluimert in den winter, werkt in de lente en doet des zomers haar siësta, begeleid door het vroolijke lied van den krekel. De herfst opent voor haar een laatste periode van ingespannen arbeid; vijgen, druiven, perziken, appelen en peren vallen van de takken, gerijpt door de zon en zoeter dan honig.

Het oude Nizza verandert bij den dag; zijn laatste straatjes klampen zich vast aan den heuvel en komen uit in het breede en moderne Corso, dat langs de Opera gaat en zich door de straat van Sint Franciscus de Paula verlengt tot de openbare tuinen en de Promenade des Anglais.

Bij het naderen van Kerstmis, als de bloemmarkten in vollen glans zijn, dan schijnt de geheele weg een levende tuin.

Wie zal ze ooit tellen, die duizenden en duizenden rozen, anemonen, chrysanthemen, bij het krieken van den dag geplukt in de bloemperken van Nizza en omstreken, die, nauwelijks op de bloemmarkt aange-

[pagina 36]
[p. 36]

komen, in een oogwenk worden weggehaald door de liefhebbers en verpakt in kleine gewatteerde doosjes. Deze boden van Nizza vertrekken naar de noordelijkste streken - zelfs naar Archangel.

Wat 'n genot, zulk een geurige bode, die in de sombere nevels van het Noorden den glimlach brengt van Nizza's bloemenhemel en schitterende zon en die in het salon eener lieve vriendin haar zoete geuren verspreidt!

De vraag naar bloemen vermeerdert elk jaar in Nizza, en ieder legt zich op de cultuur daarvan toe; de bloemen groeien als vanzelf in dezen gezegenden grond, en daar de liefde tot bloemen steeds aangroeit, bezit Nizza hierin een bron van inkomsten, die niet te schatten is.

Gedurende het carnaval schijnt de geheele Riviera dol; de treinen

illustratie
nizza gezien van den weg van villefranche.


brengen duizenden en duizenden van reizigers aan. De liefhebbers van een rustig, kalm leven ontvluchten gedurende dezen tijd Nizza en zoeken een schuilplaats in Cannes, Beaulieu of Mentone. Nizza is en blijft toch het middelpunt, en niets kan een denkbeeld geven van het dolle leven in de straten, gedurende de carnavalsdagen. In de Rue François de Paula zakt men tot aan de enkels in een laag van krijtsneeuw.

Meer dan 50,000 menschen, alle talen sprekend, hossend, gillend, gierend, juichend, levert dan den verwoedsten veldslag. Zelfs de kinderen nemen deel aan de feestelijkheid; verscheiden mannen zijn gekostumeerd; maar zoodra de zon achter de kaap van Antibes verdwenen is, houdt de veldslag plotseling op, de meeste strijders gaan kalm naar huis of bezoeken de gekostumeerde bals, en slechts weinige gemaskerden blijven door de straten dwalen.

Nizza zou nog veel meer het aantrekkingspunt van de kust zijn als het meer deed voor zijn intellectueele en artistieke ontwikkeling. Het bezit een lyceum, een maatschappij voor historische studiën, een openbare bibliotheek, drie dagbladen, welvoorziene boek- en muziekwinkels, een observatorium; verder kan men des avonds kiezen tusschen de opera, het casino, de symphonie-concerten van de Jetée-Promenade. Maar toch is dit weinig voor een stad van zooveel beteekenis als Nizza; zijn opera moest een veel hoogeren rang innemen en bovendien laat zich het gemis voelen aan een goed tooneelgezelschap, dat de meesterstukken van het Fransche repertoire speelt. Noblesse oblige!

Waar zouden de Muzen beter haar altaren kunnen hebben dan tusschen de mirte-, olijf- en oranjeboschjes van Nizza la Bella?

Inderdaad het geheele land is niets dan een ruiker van mirte- en oranjeboomen; zij versieren zelfs de straten en geven aan elk stadsgedeelte een eigenaardigen stempel.

Carabacel gelijkt op de nette, deftige straten van Londen, hetzelfde kalme, eentonige leven: tegen alle winden beschut, mist men er het gezicht op de zee, maar de blik rust op villa's, genesteld in het groen, en daaroverheen op boschrijke heuvels, altijd door de zon verguld, een ernstig landschap dat ook zijn aantrekkelijkheid bezit.

Meer open en vlakker is het kwartier van Saint Etienne, dat dichter bij de zee ligt en grenst aan Saint Philippe, vanwaar men langs zacht glooiende wegen gemakkelijk de heuvels kan bereiken en waar men bij elke buiging, bijna bij elken stap de zee in een geheel verschillend gezicht geniet.

Indien men zich aan den anderen kant begeeft langs de kronkelende paden, die zich grillig verheffen op de grasrijke hellingen onder de olijfboomen, ziet men niets dan een opeenvolging van bergen, die alle het hoofd opheffen om over den schouder hunner buren te zien, nieuwsgierig om de zee te ontdekken. Hoevele zijn er? Onmogelijk ze te tellen, en toch staat de zuiverheid der lucht toe de verst afgelegene even duidelijk te onderscheiden als de naastbij liggende, die aan onze voeten een bonten mantel uitspreiden van hyacinten van elke kleur, de armen uitgestrekt naar de blauwe toovergodin. Boven hen nog hoogere bergen, bekroond met mirten en heidekruid, en verderop de toppen met bloeiende doornstruiken begroeid, die den

[pagina 37]
[p. 37]

toerist als het ware waarschuwen deze grens niet te overschrijden, daar koude en doodsche eenzaamheid hem verder wachten.

Werkelijk verheffen zich daar pieken van graniet en kristallijnen toppen, blank van eeuwige sneeuw en ijs, en daaromheen zweven duizend zware wolken, die de zeewind wegdrijft naar het Noorden, waar zij weg zullen smelten in hagel, regen en sneeuw.

't Is overigens niet noodig om zich van Nizza te verwijderen, ten einde onvergelijkelijk fraaie punten te vinden; een der schoonste is die van Mont-Boron op eenige stappen van de haven. Boven den heuvel leidt een vlakke en niet stoffige weg door een bosch van pijnboomen, en bij iedere kromming ontdekt men een nieuw perspectief;

illustratie
het stadskwartier carabacel in nizza.


de kaap Saint Jean, trotsch verschijnend tusschen twee golven van een diep blauw; boven deze kleine landengte steile rotsen, doorsneden van ravijnen, waarvan de schaduw verzilverd wordt door het loof der olijfboomen. Verderop een witte villa onder de schaduw van palmboomen, aloë's, oleanders; dan de zwarte massa van het fort Montalban, zetelend op de bergen, waarvan de voet bespoeld wordt door de reede van Villefranche, met geen anderen horizont dan de zee, waar hemel en water elkander ontmoeten, zonder saam te smelten in hun oogverblindenden glans; de rotsen vallen steil neder en schijnen den menschen te verbieden ze te overschrijden. Toch hangt Villefranche aan haar rug en haar villa's klimmen te halverlengte op.

In Beaulieu wordt de berg gastvrijer, hij vormt een amphitheater, tien jaren geleden bijna verlaten, thans bevolkt met hôtels, met villa's en vreemdelingen. Daar nemen de rotsen weer bezit van den grond en gaan vastberaden voort tot aan de zee. Daar vormt zich een smalle strook grond, bekend als het kleine Afrika van de Riviera. De zonnestralen, weerkaatst door de loodrechte wanden van de rots, boren zich in den grond en de rillers van koude, die er hun nest hebben gebouwd, kunnen er des winters een temperatuur genieten, die de salamanders hun niet behoeven te benijden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken