Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1897-1898 (1897-1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.06 MB)

Scans (132.11 MB)

ebook (22.36 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]

De bicycle-mensch.

I.

Daar was eens een jongmensch, Marius genaamd, die voortkwam uit een geslacht van sterke mannen, worstelaars en acrobaten; van vader tot zoon hadden zij zich onderscheiden door hun verbazende lichaamskracht, en Marius maakte hierop geen uitzondering. Van jongsaf wekte hij door zijn buitengewone geschiktheid tot de moeilijkste oefeningen ieders bewondering op.

In dien tijd, het zal nu eenige honderden jaren geleden zijn, tegen het einde der 19de eeuw, speelde de bicycle of tweewieler een groote rol in de maatschappij;

illustratie
een rivier tusschen cornwallis en devonshire: cargreen.


zij had alle andere middelen van vervoer vervangen. Hij maakte deel uit van de opvoeding van alle jongelui; alle scholen en gymnasia hadden professors in de tweewielerskunst, en het candidaats-examen in rechten, letteren en medicijnen bevatte zelfs op zijn programma een onderzoek in het edele bicycle-rijden.

Men gaf Marius een tweewieler, toen hij zijn vierde jaar bereikt had. Zoodra hij het voorwerp zag, sprong Marius, zonder dat men hem eenige gebruiksaanwijzing daarvan gaf, er op en na vijf minuten waren geen geheimen van den tweewieler hem nog vreemd.

Zijn familie stond verbaasd en begreep dat hij eenmaal een meester in dit sportgenre zou zijn, en in plaats zijn roeping tegen te werken, zooals ouders meestal gewoon zijn te doen, liet de vader van Marius zijn zoon zich geheel overgeven aan zijn natuurlijke instincten. Het kind bezat intusschen een zeldzaam verstand, en al wijdde hij zich met alle zijne krachten aan den bicycle, zoo verwaarloosde hij toch niet de zuiver verstandelijke oefeningen. Tusschen twee wedstrijden leerde hij lezen en wat rekenen, en hij was nog geen zestien jaar oud toen hij reeds kon lezen, schrijven en rekenen alsof hij zijn heele leven niets anders gedaan had.

De schitterendste triomfen beloonden zulke groote bekwaamheden; hij was het, die in 1900 den groeten wedstrijd won tusschen Parijs en Kamschatka, georganiseerd door de Fransche pers, ter eere van het einde der eeuw. Alle natiën hadden hunne vertegenwoordigers gezonden bij de plechtigheid; de Engelschen kwamen slechts op de tweede plaats aan, door Marius met meer dan 1500 mijlen overtroffen, en dat prachtige succes maakte zijn naam wereldberoemd.

Wanneer men den jongen held op zijn bicycle zag, zou men gezworen hebben dat hij en zijn tweewieler slechts een en dezelfde persoon uitmaakten, en het was een vraag die men niet kon beantwoorden, of het Marius was die zijn bicycle leidde of de bicycle die Marius meesleepte, zoo waren hun beider gemeenschappelijke bewegingen, vrij, bevallig en harmonisch. Men kent de geschiedenis van den beroemden acrobaat, die eens op zijn handen de huiskamer binnenliep. Hem ziende zegt zijn dochter: ‘O, papa wandelt met zijn voeten in de lucht en zijn hoofd naar beneden. Hij is erg in gedachten.’

[pagina 153]
[p. 153]


illustratie
doodenwake. Naar Otto Goldmann. (Zie blz. 151.)


[pagina 154]
[p. 154]

Zoo had Marius, wanneer hij niet op zijn tweewieler gezeten was, een linksch, onhandig voorkomen; daar ontbrak hem blijkbaar iets. Hij was zelfs zoover gekomen, dat hij dit werktuig noodig had om de eenvoudigste verrichtingen voor het leven te doen, om bij voorbeeld van de eene kamer naar de andere te gaan, om zich aan tafel te zetten, en hij sliep niet rustig dan met zijn bicycle naast hem.

Toen hij echter twintig jaar oud was, had hij alle genietingen uitgeput, die de bicycles der wereld kunnen opleveren, en een diepe droefgeestigheid vervulde hem.

Hij zuchtte:

‘Ik ben de eerste van alle wielrijders der wereld, alles wat men met een bicycle doen kan, dat heb ik verricht en nog veel meer bovendien. Ik heb de vijf werelddeelen doorreden en mijn tijdgenooten verbaasd. Ik heb den beker der triomfen geledigd. Wat blijft nu over! Och! wat is de aarde klein en beperkt!’

En hij slaakte droevige zuchten over de ijdelheid van alle dingen.

Op zekeren morgen, nadat hij al deze droevige overdenkingen herhaaldelijk gemaakt had, klom hij werktuiglijk op zijn tweewieler en reed naar buiten.

II.

Het duurde niet lang of hij voelde een vreemdsoortige gewaarwording; hij rolde voort met een duizelingwekkende vaart, maar hij voelde niet de minste vermoeienis of inspanning meer. Het scheen hem toe dat de bicycle in zijn vleesch drong en een deel van hemzelf werd. Zijn handen bestuurden het roer werktuiglijk, alsof het een van zijn eigen vingers ware geweest; zijn voeten en de pedalen waren zoo ineengesmolten, dat hij niet meer wist waar zij eindigden en waar de tweewieler begon. Als hij op een puntigen keisteen stiet, had hij dezelfde pijn alsof hij blootsvoets op steenen had geloopen.

‘Dat is vreemd!’ riep hij uit.

Hij matigde zijn vaart, stond stil en trachtte af te stijgen. Maar toen meende hij krankzinnig te zijn geworden of het slachtoffer te zijn van de een of andere begoocheling. Hij wilde zich in de ooren of den neus knijpen om zich zelf te wekken, maar zijn handen konden de stuurstang niet loslaten. Hij wilde zijn voeten van de pedalen nemen, maar zij bleven daar onverzettelijk op bevestigd. Toen trachtte hij zich op te heffen, maar de zitplaats van den bicycle en zijn lichaam waren onafscheidelijk verbonden.

Ter prooi aan de zonderlingste voorgevoelens, gekweld door een onuitsprekelijke onrust, keerde Marius naar huis terug en verhaalde zijn familie welk een bovennatuurlijk verschijnsel zich aan hem vertoonde.

Eerst lachten zijn ouders om hem en meenden dat hij hun een poets wilde spelen.

‘Kom, stap van je bicycle af, foppersbaas!’ riepen zijn kleine broeders.

Eerst toen Marius tranen met tuiten schreide, begon men zijn avontuur ernstig op te nemen.

‘Je hebt je daarin verward, lomperd,’ zeide zijn vader; ‘wacht, ik zal je er wel afhalen!’

Maar welke moeite hij ook deed, hij kon zijn zoon en den tweewieler niet van elkander scheiden.

Toen begrepen zij eindelijk dat er iets zeer buitengewoons plaats had, en de geheele familie was buiten zichzelve van angst.

Vervolgens ging men de buren waarschuwen, die er ook doodelijk van schrikten; het gerucht was in een oogenblik de geheele straat door en er verzamelde zich een groote oploop voor de deur van Marius' woning.

Eindelijk kwam men op de gedachte den dokter te roepen.

III.

De man der wetenschap, een aarts-twijfelaar, weigerde eerst zich van zoo'n dwaasheid te overtuigen.

‘Jelui Marius is een grappenmaker, die den dokter voor den gek wil houden,’ verklaarde hij vol gezag; maar men drong zoo aan, dat hij eindelijk er in toestemde naar hem toe te gaan. Hij voelde hem de pols, legde zijn hoofd tegen de borst.

‘Kom jongen,’ zeide hij, ‘jou mankeert niets.’

‘Mij mankeert het los te komen van mijn tweewieler,’ kermde Marius.

‘Wat, wil je mij doen gelooven, dat je daar niet af kunt komen?’

‘Beproef het eens,’ hernam Marius, ‘dan zal u het zien.’

De dokter schudde hem ontzettend ruw.

‘Je bent een stijfkop, een bedrieger. De wetenschap bewijst, dat als een mensch op een bicycle geklommen is, hij er ook van moet kunnen afdalen, en het is niet in het begin der XXe eeuw, na alle ontdekkingen die wij gemaakt hebben, dat jij de wetten der werktuigkunde zult kunnen veranderen.’

Marius slaakte jammerlijke zuchten.

‘Maar als ik u zeg, dokter, dat ik niet ken. Verlaat mij toch niet, ik bid er u om!’

Getroffen door den toon van oprechtheid in deze dringende bede, onderzocht de dokter, die in den grond geen kwaad mensch was, Marius opnieuw, ondervroeg hem over zijn levenswijze en vroeg hem of zoo iets nooit aan iemand zijner familie was overkomen.

‘Ik heb het nooit hooren zeggen,’ zeide de vader.

‘Dan hebben wij hier geen gevat van erfelijkheid en ik begrijp er niets meer van.’

Om maar iets te doen, schreef hij een drankje voor en voegde er bij:

‘Ik kom morgen terug, en als de dingen nog in denzelfden staat zijn, zal ik twee van mijn collega's in consult roepen en wij zullen een rapport inzenden aan de geneeskundige faculteit.’

Marius op zijn tweewieler sloot dien heelen nacht geen oog; den volgenden morgen kwamen de drie doctoren en waren ten hoogste verbaasd en verlegen. Zij eindigden met te zeggen dat het geval hun niet aanging, en zij lieten professors in de chirurgie komen.

Twee dagen later stonden vijf van de beroemdste

[pagina 155]
[p. 155]

meesters rondom den tweewieler van Marius, en hun eenstemmige meening was, dat Marius en de bicycle niet konden gescheiden worden zonder een heelkundige operatie, die het leven zou kosten, zoo niet aan de tweewieler, dan toch aan den mensch.

Een van hen wilde zelfs onmiddellijk daarmede beginnen om in het belang van de wetenschap Marius te ontleden, maar hij moest, hoe ongaarne ook, dit plan opgeven, daar Marius en zijn familie er zich hevig tegen verzetten.

‘Gij zijt de mensch-tweewieler geworden,’ zoo besloten de geleerden hun onderzoek; ‘dit moest noodzakelijk den een of anderen dag gebeuren.’

‘Kan men zoo leven?’ vroeg Marius.

Een nieuwe redetwist ontwikkelde zich, waaruit bleek, dat men zoo volmaakt goed kon leven, onder voorwaarde dat men zijn voorzorgen nam en tocht vermeed.

IV.

Intusschen maakten de couranten zich van het geval meester. Marius werd meer dan tienduizend maal geinterviewd en was spoedig de beroemdste man der wereld.

De arme Marius eindigde met zich aan zijne vreemde lotsbestemming te gewennen. Zelfs vond hij er langzamerhand iets aangenaams in, iets prikkelends en vereerends; hij ontving vleiende bezoeken, tallooze eerbewijzingen en complimenten, die zijn eigenliefde aangenaam streelden.

Vrouwen, die hem vroeger geen blik hadden waardig gekeurd en versmaad, werden nu verliefd op hem, en hij vond er een wreed genot in haar nu ook af te wijzen. Velen verdronken zich uit wanhoop.

Onnoodig te zeggen dat hem de schitterendste voorstellen werden gedaan door Amerikaansche impresario's, maar hij weigerde op de stelligste wijze zich op een tooneel te vertoonen en bleef te midden zijner familie in zijn geboortestad, waarvan hij de trots was. Hij weigerde zelfs zich als lid van de Kamer te laten kiezen, niettegenstaande hij er zeker van was door zijn medeburgers gekozen te worden. Hij had geen staatkundige eerzucht en verborg zijn minachting ook niet voor elke openbare betrekking. Bij hooge gunst nam hij alleen eenige ridderorden van verschillende hoven aan.

Eindelijk kwam eens een prinses, schoon als de dag, door de stad die hij bewoonde en zij bracht hem een bezoek, zooals trouwens alle toeristen het deden; zij werd doodelijk verliefd op den bicycle-mensch en verklaarde haar vader, dat zij geen anderen man wilde hebben dan hem.

De koning begon te weigeren, maar haar geneesheer verklaarde dat de prinses van verdriet zou sterven als zij Marius niet trouwde; toen liet hij zich verbidden en het huwelijk werd op de schitterendste wijze voltrokken.

Een jaar later bracht de prinses een zoon ter wereld, gezeten op een kleinen tweewieler van vleesch en been, zooals men gemakkelijk kon vooruitzien.

En zoo werd in het begin der twintigste eeuw een ras geboren van bicycle-menschen, gelijk aan de centauren der oudheid.

Dit ras was rijk aan vindingrijke geesten en bracht eenige verstrooiing onder de menschen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken