Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1897-1898 (1897-1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.06 MB)

Scans (132.11 MB)

ebook (22.36 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

‘Prelude’.

 
‘Droomen,’ zegt men, ‘zijn bedrog;
 
O geloof ze niet, om 't even
 
Bang of zoet.’ Maar droomen dan
 
Die men wakend kan doorleven?
 
 
 
'k Droomde menig zoeten droom,
 
Klaar en wakker voor mij henen,
 
Menig warme zonnestraal
 
Heeft daarbij me in 't hart geschenen.
 
 
 
Of 't bedrog is? 'k Weet het niet;
 
Ik genoot ze stil, mijn droomen,
 
Vraagde niet, of morgen soms
 
Onheil tot mij door kon komen.
 
 
 
'k Droomde vaak ze in eenzaamheid,
 
Tolly's beeld gestàag voor oogen.
 
Eenmaal zegt de toekomst mij
 
Of ze waarheid zijn of logen.
 
 
 
Zijn ze logen, dan, o wereld!
 
Wijde wereld, 'k werp terstond
 
Als een offer mijner dwaasheid
 
Me in uw maalstroom, draai mij rond!
 
 
 
Zijn ze waarheid, dan, o liefde,
 
Heilige liefde, in uwe leer,
 
Waar 'k apostel van wil wezen,
 
Neem mij op, ik vraag niet meer!
 
 
 
* * *
 
 
 
In 't schemeravonduurtje
 
Zit ik zoo gaarne alleen,
 
En blaas de blauwe wolkjes
 
Sigaarrook voor mij heen,
 
 
[pagina 160]
[p. 160]
 
Verzonken in gedachten
 
Gaan de oogleên zachtjes toe,
 
Ik droom me in mijne toekomst
 
Wat ik dan bén en dóe.
 
 
 
Ik zie mijzelven zitten, -
 
Twee lipjes zijn gekust,
 
Mijn vrouwtjelief zingt zoetjes
 
Ons huw'lijkspandje in rust.
 
 
 
Ik zie mijzelven zitten, -
 
De banden zijn mij ruim,
 
Mijn Tolly dweept met rozen
 
En met een kinderduim.
 
 
 
Ik zie mijzelven zitten,
 
De hand onder het hoofd;
 
Want 'k bleef nog altoos dichter -
 
Het vuur werd niet gedoofd.
 
 
 
Ik zie mijzelven zitten
 
En zij, mijn engel, lacht
 
Met glansen in heure oogen;
 
Dan vraagt zij wat ik dacht.
 
 
 
En 'k toon den grootschen arbeid
 
Van 's dichters vadergeest,
 
En helder lachend buigt zij
 
Zich over mij en leest.
 
 
 
Dan plots' kijkt ze bedenkelijk,
 
Ze kust mij en ze zegt:
 
‘Niet mooi, maar als die droomen
 
Van vroeger, niet zóó slecht!’
 
 
 
* * *
 
 
 
Op de eene knie mijn vrouwtje,
 
Op de and're 't poezel wicht,
 
Zoo zit ik, en geniet er
 
Het warme zonnelicht.
 
 
 
Maar eerlijk moet ik deelen
 
Mijn blijde hartedrift;
 
Kus ik het mollig kindje,
 
Vraagt Tolly ook een gift.
 
 
 
Doch allengs wordt het anders,
 
Ik heb geen knie meer vrij,
 
Zelfs niet een heel klein plaatsje,
 
En Tolly staat er bij,
 
 
 
Op de eene knie zit de oudste
 
En speelt terdeeg koetsier,
 
De tweede en derde op de and're,
 
In 't zand kraait nummer vier.
 
 
 
Toch, - 't deelen bleef hetzelfde,
 
Want och, de lieve zon
 
Bleef ons nog steeds beschijnen,
 
Of lente pas begon.
 
 
 
En 's avonds, als de zandman,
 
Een eind maakt aan de pret,
 
En zoetjes op zijn wijze
 
De knoppen voert te bed;
 
 
 
Dan neemt mijn levensbloeme,
 
Het oog vol dart'le min,
 
(Nu valt er niet te deelen,)
 
Haar knieplaatsje alweêr in!
 
 
 
* * *
 
 
 
De deur is nu juist niet zoo hoog,
 
En niet zoo breed de ramen,
 
Ons huisje zelf juist niet zoo groot,
 
Wij zijn ook nog maar samen.
 
 
 
‘Wim,’ zei mijn liefste me op een keer,
 
‘Hoor, niet zoo groot beginnen,
 
Wie weet wat moeilijkheden wij
 
Nog hebben te overwinnen.
 
 
 
Belasting maakt het wonen duur,
 
We konden 't slechter krijgen,’ -
 
‘“Ja,”’ zei ik, ‘“vijf, zes kleuters eens,”’
 
Zij bloosde en ik moest zwijgen.
 
 
 
‘“Zeg Tolly,”’ vroeg ik later haar,
 
(Drie waren flink aan 't stoeien,
 
De vierde hief een loflied aan,
 
Bezong het tandengroeien.)
 
 
 
‘“Zeg Tolly, zou een grooter huis
 
Nu nog je niet bekoren,
 
Als nu weldra ook nummer “vijf”
 
Zijn heldenzang doet hooren?
 
 
 
Alweêr die blos; maar lieve kind,
 
Waarom je zoo te schamen?
 
't Is een belasting, 'k zei het wel,
 
De schuld dragen we samen!”’
 
 
 
‘Foei Wim, je moet zoo dwaas niet doen,
 
Waar beter huis te krijgen?’
 
Maar ook al sloot een zoen mijn mond,
 
Ditmaal wilde ik niet zwijgen.
 
 
 
‘“Ja, ja,”’ zei 'k dus vol plagenspret,
 
‘“Mij leg je maar aan banden,
 
Maar weet wel, - in dit klein bestek
 
Krijgt nummer “zes” ook tanden!”’
 
 
 
Taceo Storno.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken