Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1897-1898 (1897-1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.06 MB)

Scans (132.11 MB)

ebook (22.36 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

In den sneltrein.

In onzen kleinen vriendenkring heerschte groote verbazing, toen wij hoorden van het aanstaand huwelijk van Valentijn Sinsère. Hoe! hij? - de verstokte vrijgezel, die zich altijd verzet had tegen alle mogelijke huwelijksplannen, en die meer dan eens gezworen had nooit te zullen trouwen!

Hij ging zich nu in den echtstaat begeven, en dat nog wel met eene weduwe. Onze verwondering kende geene grenzen.

Den eersten den besten keer, dat ik hem ontmoette, stak ik mijn arm door den zijne, en vroeg hem hoe het alles in zijn werk gegaan was.

‘Ik heb niet veel tijd,’ sprak hij. ‘Ik kom zoo juist van het stadhuis en ga nu naar den steendrukker om wat invitaties te bestellen, maar als ge lust hebt, loop dan mee.’

Ik deed dit, en arm in arm voortstappend, sprak hij tot mij: ‘De geschiedenis is heel eenvoudig, zoo eenvoudig dat ze haast de moeite van 't vertellen niet waard is; maar ge verlangt ze te hooren, welnu, hier is ze:

‘In de maand Februari ging ik naar Nice, om er de carnavalfeesten mee te maken. Ik houd er volstrekt niet van om 's nachts te reizen, en ik nam dus den ochtendtrein van 8.55, die te middernacht moest aankomen te Marseille, waar ik een dag zou doorbrengen bij mijn vrienden de Rombauds, die mij op het ontbijt wachtten. Na afloop daarvan zou ik doorgaan naar Nice, waar ik om twee uur 's middags kon zijn.

Er was een ontzaglijke menigte aan het station, maar dank zij de spreekwoordelijk geworden beleefdheid van den stationschef, den heer Regnoul, kreeg ik toch eene plaats in een coupé waarin zich slechts één reiziger bevond. 't Was een heer met een rood lintje in het knoopsgat van zijn overjas, en een deftig uiterlijk, die als eenige bagage eene portefeuille bij zich had, zoodat zijn reis zich niet ver kon uitstrekken en ik stellig spoedig alleen zou zijn. Een heerlijk vooruitzicht, en 't eenige om iemand de reis draaglijk te maken.

Alle passagiers hadden plaats genomen en de trein was op het punt van te vertrekken, toen er aan ons portier een twist ontstond.

‘Neen, mijnheer, neen,’ zei de stem van eene vrouw, frisch van toon en met sterk zuidelijk accent; ‘ik heb een slaapcoupé besteld, en die moet ik hebben.’

‘Maar, mevrouw, ik heb u reeds gezegd, dat wij er geen hebben!’

‘Gij hadt gevolg moeten geven aan het verzoek in mijn brief.’

‘Wij hebben geen brief ontvangen, mevrouw!’

‘Laat dan nog een rijtuig aanhaken.’

‘Onmogelijk, mevrouw, haast u wat, de trein moet vertrekken.’

‘Ik moet toch eerst eene plaats hebben.’

‘Ik heb er u al een aangewezen, in die coupé!’

‘Daar?’

‘Ja, mevrouw, daar!’

Er verscheen een kleine, donkerharige dame aan het portier, die evenwel oogenblikkelijk haar hoofd verschrikt terugtrok.

‘Er zijn twee heeren in!’



illustratie
Wilhelmina, gemalin van koning Willem I.


[pagina 317]
[p. 317]

‘Goede hemel, mevrouw, u kunt toch niet vergen, dat ik u een coupé geef voor u alleen!’

‘Heel goed, maar dan ga ik niet mee.’

‘Zooals u verkiest. Ik ga het sein tot vertrek geven.’

‘Wacht nog even, mijnheer. Er blijft mij niets anders over dan in deze coupé te stappen, maar zorg er voor dat ik aan het eerstvolgend station een slaapwagen krijg.’

‘Ja, mevrouw.’



illustratie
Nederlandsche Vorstinnen: Anna Paulowna. 1840-1849.


‘Zult u er om telegrapheeren?’

‘Ja, stellig, mevrouw.’

‘Kan ik er zeker van zijn?’

‘Ja, mevrouw!’

Het portier werd wijd opengetrokken, en de kleine dame, vergezeld van een halve waggonlading pakjes en rolletjes, stapte de coupé binnen; een schrilfluitje, en - weg waren wij.

De heer met het deftig uiterlijk kwam naast mij zitten, om de andere bank heel galant voor de nieuw aangekomene vrij te laten. Zonder ons zelfs met een blik te verwaardigen, schikte zij de pakjes om zich heen als iemand, die uren achtereen in den trein moet doorbrengen.

Zij had, één, twee, neen, drie tasschen, en hoeveel rolletjes!

Van uit mijn hoekje sloeg ik al haar bewegingen gade en merkte tevens met genoegen op, dat zij een aardig persoontje was. Ik zeg met genoegen; want werkelijk is het toch aangenamer eene mooie dame tot reisgenoote te hebben dan eene leelijke.

Het was erg koud. Het landschap, met sneeuw bedekt, en beschenen door een bleeke zon, gleed aan ons oog voorbij. De kleine dame, tot aan haar kin in plaids en doeken gewikkeld, keek onafgebroken uit het raampje; de deftige heer haalde uit zijne portefeuille eenige papieren en ging die vol aandacht lezen, terwijlik, makkelijk gezeten in een hoekje, met mijn voeten op de verwarmingsbuis, de couranten inzag, die ik als tijdverdrijf aan het station gekocht had.

11.21 - Laroche. De trein hield stil. De deftige heerrolde zijn papieren bij elkaar, boog en verliet het rijtuig. Nauwelijks was hij uitgestapt of de stationschef begroette hem met de woorden: ‘Mijnheer de inspecteur.’ De dame leunde uit het portierraampje: ‘Chef!’

‘Wat blieft u, mevrouw?’

‘Heeft men u uit Parijs om een slaapwagen getelegrapheerd?’

‘Ja, mevrouw, en ik heb het telegram doorgezonden.’

‘Doorgezonden? Krijg ik dan niet dadelijk een slaapwagen?’

‘Neen, mevrouw, dien hebben wij hier niet, eerst te Lyon kunt ge er een krijgen.’

[pagina 318]
[p. 318]

‘Hoe laat zijn wij te Lyon?’

‘Om 5.45, mevrouw.’

‘Dus op 't eind van de reis. Ik kan onmogelijk zoolang in deze coupé blijven, ik wil niet.’

‘Wees voorzichtig, mevrouw, de trein gaat vertrekken.’

En hij vertrok.

In een woedende bui wierp zij zich weer in haar hoekje, zonder naar mij om te zien. Ik verdiepte mij weer in mijne couranten, ik geloof de tiende, maar ik schonk er al evenmin aandacht aan als aan de negen vorige. Twintigmaal begon ik aan denzelfden regel, ik geloof zelfs dat ik op een oogenblik de courant onderstboven voor mij had; maar hoe kan dat ook anders, wanneer men gedurende een lange reis opgesloten zit met eene mooie dame!

Ik verlangde er erg naar om een gesprek met haar aan te knoopen, maar kon geen geschikt onderwerp vinden. Het gewone praatje over het openen of dichtdoen der raampjes was bij deze weersgesteldheid onmogelijk. Wat dus te doen? - Een opmerking over het weer? Neen, dan was het veel beter te zwijgen. Ik had met een enkelen oogopslag gezien, dat mijn reisgenoote tot de deftigste kringen behoorde; wanneer ik haar dus plotseling had aangesproken zonder aan haar voorgesteld te zijn, zou zij al een zeer vreemden dunk van mij krijgen; en ik zat nog te overleggen wat mij te doen stond, toen de trein plotseling stilhield, dank zij de kracht van de nieuwe rem.

‘Tonnerre! vijf en twintig minuten oponthoud!’ riep de conducteur, die het portier opende.

Mijn reisgenoote stond op, wierp de plaids van zich af, welke zij met hare drie tasschen in de coupé achterliet, en begaf zich op het perron. Het was twaalf uur en ik had honger gekregen. Over de lijn heen begaf zij zich naar het buffet.

Ik volgde haar en was daardoor in de gelegenheid haar figuur te bewonderen, dat nauw omsloten werd door een langen bonten mantel.

Bij het buffet stond de eigenaar; hij had een zijden pet op, en vertoonde een sprekende gelijkenis met Napoleon III; hij wees met zijn hand naar een gedekte tafel, waar ieder kon aanvallen.

Ik kwam binnen met een menigte andere reizigers, en er heerschte een oogenblik die verwarring, welke altijd ontstaat wanneer den reizigers van een sneltrein gelegenheid gegeven wordt, den inwendigen mensch wat te versterken.

Ik ging zitten en nuttigde haastig de schotels, die mij na elkaar voorgezet werden; mijne reisgenoote gebruikte wat soep aan een afzonderlijk tafeltje.

Ik was een der eersten die opstond en begaf mij op het perron om een sigarette te rooken. De vijf en twintig minuten (die zooals gewoonlijk tot slechts twintig geworden waren) waren spoedig om.

De reizigers kwamen bij troepjes uit de restauratiezaal en namen hun plaatsen in den trein weer in.

Ik deed het ook, maar de dame verscheen niet.

Ik bemerkte haar al spoedig aan den anderen kant van de lijn bij een boekenstalletje, bezig de uitgespreide deelen te bekijken. Ofschoon ik slechts haar rug zag, herkende ik haar toch dadelijk aan hare mooie taille, haar bonten mantel en haar grijzen hoed; alleen scheen heur haar mij toe minder donker te zijn dan ik gemeend had, maar dat kwam stellig door den afstand.

Alle passagiers hadden hun plaatsen ingenomen, en de conducteurs waren bezig de portiers te sluiten.

‘Zij zal stellig achterblijven,’ dacht ik, en riep uit het raampje: ‘Mevrouw, mevrouw!’

Zij was evenwel te ver af en hoorde mij niet.

Het fluitje klonk, de trein zou vertrekken; wat moest ik doen? Bliksemsnel kwam ik op een goeden inval. Zij zou daar zonder bagage in die snerpende koude achterblijven? Arme vrouw!

Ik nam haar drie tasschen en plaids in mijn arm en wierp die toe aan een man, die de trein uniform aanhad en naast de coupé stond.

De man in de uniform bracht de verschillende zaken aan de dame bij het boekenstalletje. Op hetzelfde oogenblik evenwel werd de coupé aan de andere zijde geopend, en mijn reisgenoote, geholpen door een conducteur, stapte in den trein, die onmiddellijk vertrok.

Wat een schrik! Ik had mij in de dame vergist; dezelfde mantel, dezelfde hoed, hetzelfde figuur, en toch was zij het niet! Het is vreemd zooveel vrouwen toch op elkander gelijken, althans op den rug. Ik was leelijk abuis.

Nauwelijks was zij de coupé binnen, of zij uitte een kreet.

‘Mijn pakjes, men heeft mijn pakjes gestolen,’ en gedurende eenigen tijd keek zij mij aan met een blik, dien ik niet licht zal vergeten.

‘Neen mevrouw,’ stamelde ik, ‘uw pakjes zijn niet gestolen, maar achtergebleven te Tonnerre.’

‘Te Tonnerre, hoe is 't mogelijk?’

Ik legde haar de zaak uit. Maar, kerel, ik kan je niet beschrijven, welk een blik zij toen op mij wierp, en ik verzeker je, dat ik dien nog langer zal onthouden dan den eerste.

‘Ik heb me vergist, mevrouw,’ stamelde ik verder, ‘erg vergist, maar 't was om u te believen; ik meende, dat u den trein zoudt missen, en dat u kou zoudt vatten, en, ik zou dat niet graag willen; in 't kort, mevrouw, vergeef mij, en maak u niet ongerust over uw bagage, die in veilige handen is. Aan het volgend station zullen wij telegapheeren en alles zal u nagezonden worden....

“O, ja, gij zult het zeker hebben; anders, dat zweer ik u, zal ik het zelf te Tonnerre gaan halen.”

“Genoeg, mijnheer, ik weet wat mij te doen staat.”

Boos ging zij weer in haar oude hoekje zitten, terwijl zij driftig aan haar handschoenen plukte.

Maar ach, zij had niet op de kou gerekend, zij miste nu haar warme plaids en doeken. Na verloop van tien minuten begon zij al te rillen. Tevergeefs trachtte zij haar bonten mantel nauwer om zich te sluiten: zij beefde werkelijk van kou.

[pagina 319]
[p. 319]

“Mevrouw,” sprak ik, “ik verzoek u op mijn knieën om mijn plaid te nemen. Gij zoudt verkouden worden door mijn toedoen, en dat zou ik mijzelven nooit kunnen vergeven.”

“Ik heb u niets gevraagd, mijnheer,” sprak zij scherp.

Ik was zenuwachtig, opgewonden. In de eerste plaats: zij was zoo lief; en ten tweede had ik vreeselijk het land over mijn domme handelwijze; om kort te gaan, ik verkeerde in een toestand om tot alles in staat te zijn.

“Mevrouw,” sprak ik, “u moet mijn plaid aannemen, of ik zweer u, dat ik uit den trein spring.”

En mijn plaid tusschen haar en mij leggend, opende ik het raampje om gevolg te geven aan mijn voornemen.

Of ik het werkelijk gedaan zou hebben? Wie zal het zeggen! In alle geval scheen ik er zoo vastberaden uit te zien, dat zij uitriep:

“Maar mijnheer, gij zijt krankzinnig!”

“De plaid, of ik spring er uit.”

Zij nam ze, en sprak tot mij op wat zachter toon:

“En u dan, mijnheer, gij zult u insgelijks een verkoudheid op den hals halen.”

“Bekommer u daar niet om, mevrouw, ik ben in 't minst niet huiverig, en al zou ik het ook koud hebben, dan zou dat juist een goede straf zijn voor mijn onvergeeflijke domheid.”

“Zeg liever overhaasting; want zooals gij daar straks zelf zeidet, gebeurde het toch met een goed doel. Maar hoe kondt ge die andere dame voor mij aanzien?”

“Omdat zij er, naar mijn idee, even lief uitzag.”

Zij glimlachte. Het ijs was gebroken, ten minste het ijs der conversatie, want in andere opzichten zat ik te rillen van de kou.

Maar hoe spoedig vergat ik de kou, de reis, ja, alles om mij heen! Zij was eenig, verrukkelijk, aanbiddelijk! Zij was zeer ontwikkeld, vroolijk, aardig! Onze smaak kwam in heel veel opzichten overeen. Zij hield, evenals ik, veel van lezen en muziek. En, stel je eens voor, wij hadden ook voor een groot deel dezelfde kennissen; zij was intiem met de Saint-Chamas, met de Savenois, en vooral met de Montbazons. Misschien had ik haar wel twintigmaal op soirées ontmoet, zonder haar te hebben opgemerkt! Goede hemel, waar waren mijn oogen geweest?

Zij sprak eenvoudig, met de vrijmoedigheid, die ik zoo aardig vond. Haar stem was wat zangerig, zoodat het geleek op het zingen van een vogeltje. Ik was verrukt!

Maar, goede hemel, wat had ik het koud, en wat zou ik wel niet gegeven hebben om het niet te laten blijken!

Te Dyon om 2.20 was mijn rechtervoet half bevroren. Wij telegrapheerden naar Tonnerre om de achtergebleven bagage.

Te Macon (4.30) was het de beurt van mijn linkervoet. Wij ontvingen een telegram uit Tonnerre, dat de bagage den volgenden dag te Marseille zou aankomen.

Te Lyon-Perranche (5.48) werd mijn linkerhand gevoelloos; zij vergat naar haar slaapwagen te vragen.

Te Valence (8.30) volgde mijn rechterhand het voorbeeld van de linker; ik vernam van haar dat zij weduwe was en kinderloos.

Te Avignon (9.59) werd mijn neus paars; ik verbeeldde mij dat zij haar eersten echtgenoot nooit had liefgehad.

Te Marseille (12.5) niesde ik drie keer vreeselijk, zij gaf mij mijn plaid terug en zei vriendelijk:

“Tot weerziens!”

“Tot weerziens!” O, ik werd bijna gek van blijdschap.

Ik bracht den nacht door in het hôtel De Noailles, een zenuwachtigen nacht, vol herinneringen aan haar. Toen ik den volgenden morgen wakker werd, had ik een vreeselijke kou in het hoofd.

Kon ik mij in zulk een toestand bij mijne vrienden de Rombauds aanmelden? Er was niets aan te doen, het waren de gevolgen van het reizen; zij moesten mij nemen zooals ik was, den volgenden dag zou ik genezing gaan zoeken in de zon te Nice.

Stel je eens voor, welk een verrassing! Ter mijner eer hadden de Rombauds een paar goede vrienden uitgenoodigd, en onder hen bevond zich ook mijn lieve reisgenoote!

Toen ik aan haar voorgesteld werd, kon zij een glimlach niet onderdrukken; ik boog en vroeg fluisterend:

“Hoe is het met uw pakjes?”

“Zij zijn gekomen,” was het antwoord op denzelfden toon.

Wij gingen aan tafel.

“Kerel, wat ben je verkouden!” riep Rombaud uit, “hebt je dat in den trein opgedaan?”

“Best mogelijk,” sprak ik, “maar ik heb er geen spijt van.”

Niemand begreep toen goed mijn geheimzinnig antwoord, maar door den walm van de soep, die zoo juist op tafel gezet werd, heen, bereikte mij de teedere blik van mijn reisgenoote.

Wat zal ik je verder zeggen? Den volgenden dag vertrok ik naar Nice, en over veertien dagen ga ik trouwen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken