Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.02 MB)

Scans (90.03 MB)

ebook (29.05 MB)

XML (2.30 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2

(1900)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

Schiedam.
Met illustratiën.

Indien men zou willen beweren, dat Schiedam onder de grootere steden van ons land een buitengewoon aangenamen

illustratie
de watertoren te schiedam. (Naar een photo van den heer J. v. Diggelen, aldaar.)


klank heeft, dan zoude men daarbij iets mededeelen, wat stellig door de meesten onzer landgenooten, die deze wereldvermaarde stad kennen, niet zal worden toegegeven. Inderdaad is de roep, waarin Schiedam zich mag verheugen, niet van zoo gunstigen aard. Of dit te wijten is aan die industrie, waardoor deze gemeente haar wereldnaam heeft erlangd, of het te wijten

illustratie
haven van schiedam (hoofd) van uit de maas. (Naar een photo van den heer J. v. Diggelen, aldaar.)


is aan het weinig bevallige, dat deze zwartgerookte fabrieksstad heeft, of het absoluut gebrek aan wandelingen daar ter stede er de oorzaak van is, dan of, wat men wel eens heeft beweerd, de algemeene geaardheid der inwoners, die een paar eeuwen lang geleefd hebben met een hoofdbedrijf, dat door bijkomstige en directe omstandigheden noodzakelijk demoraliseerend moet werken, wij weten het niet, en willen die vragen te dezer plaatse niet trachten op te lossen, omdat zij op dit oogenblik buiten ons bestek vallen. Bovendien zullen wij wellicht ter gelegenertijd, wanneer wij het jeneverstokersbedrijf eens van naderbij zullen beschouwen, gelegenheid hebben om de laatste vraag nog eens nader onder oogen te zien.

Wat wij op dit oogenblik willen doen is niet anders dan met onze lezers een wandeling maken door Schiedam's straten, hier en daar een oogenblik stilstaand, waar daartoe aanleiding is, opdat de beschrijving dezer stad aansluite aan die, welke van andere steden vroeger in dit tijdschrift verschenen zijn en deze weder een schakel vorme aan de groote keten.

Een korte terugblik op Schiedam's verleden zij ons daartoe vergund.

Gaan wij omstreeks zeven eeuwen in de geschiedenis van ons vaderland terug, tot het jaar 1200 n.l., dan vinden wij in dien tijd op de plaats waar nu de zwarte fabrieksmuren van Schiedam oprijzen, niets nog dan een kasteel, ja misschien zelfs stond het er in den aanvang van genoemde eeuw nog niet. Hoe het zij, in elk geval kort daarna werd deze burcht, ‘het Huis te Riviere’, gebouwd, ongeveer halverwege de tegenwoordige bedding van de Maas en het thans bestaande station der Hollandsche Spoorwegmaatschappij.

Dat dit station in het jaar 1200 zich daar ter plaatse nog niet bevond, behoeven wij nauwelijks hier te boekstaven, wèl echter dat de bedding der Maas evenmin was op de plaats waar zij nu is, integendeel veel meer noordelijk, zoodat ‘het Huis te Riviere’ dan ook stond vlak bij de uitwatering van de Schie in de Maas.

Van het eeuwenoude kasteel, dat naar de stichtersfamilie, het hoogadellijk geslacht van Matenesse (reeds sedert ruim 2 eeuwen geheel uitgestorven), ook wel het ‘Huis te Matenesse’ genoemd werd, is op dit oogenblik nog eene interessante ruïne over, die men niet verzuime bij een eventueel bezoek aan Schiedam te gaan zien en die men vinden kan achter de Hoogere Burgerschool. Inderdaad ziet dit overblijfsel van vroegere grootheid er vooral in den zomer schilderachtig genoeg uit en heeft het niet zeldzaam dichters - zij het ook niet van groote vermaardheid -

[pagina 93]
[p. 93]

geïnspireerd tot verzen, waarin de jonkvrouwen en ridderfestijnen van vroeger bezongen werden.

Maar voorbij is de glorie die er van dezen burcht uitging

illustratie
de lange haven te schiedam. (Naar een photo van den heer J. v. Diggelen, aldaar.)


en een kwijnend bestaan slijt hij nu in de nabijheid van de plaats des doods, de algemeene begraafplaats, die men zonderlingerwijze te Schiedam midden in de stad vindt, zonder dat dit echter (het zij hierbij vermeld) een schadelijken invloed schijnt uit te oefenen op het sterftecijfer der inwoners.

Nog in de 10de eeuw stichtte men aan den ‘Schie-dam’ een kapel, waarmede tevens de grondslag gelegd was voor de stad, die in de 17e eeuw tot de grootste koopsteden van ons land zou behooren.



illustratie
de plantage te schiedam. (Naar een photo van den heer J. v. Diggelen, aldaar.)


Vindt Schiedam in dezen tijd zijn voornaamste bron van inkomsten in het bedrijf van het jeneverstoken - euphemistisch alcoholfabricage genoemd -, kort na de stichting der stad was dit allerminst het geval en vonden de bewoners vooral hun brood in het nobeler en stalender werk, dat scheepvaart en vischvangst noodig maken.

In het jaar 1270 was de handel, dien Schiedam op gansch ons land dreef, reeds zeer belangrijk, vooral, omdat de stad van den graaf van Holland vrijdom wist te erlangen van een aantal tollen in het grafelijk gebied, waardoor de Schiedamsche kooplieden ongehinderd en onbezwaard hun waren tot de gewenschte afzetplaatsen konden brengen. Verbazing mag het dan ook wekken, dat men in volgende eeuwen de goede handelsrelatiën heeft laten varen en zijn kracht heeft gezocht in eene industrie, die, gelijk men reeds bij voorbaat kon aannemen, geen duurzaam voordeel zou vermogen te brengen.

In de 16e en 17e eeuwen voer er van Schiedam een trotsche vloot uit ter walvischvangst; talrijk zijn de namen van straten enz., die aan dit glorieuse tijdperk uit Schiedam's geschiedenis herinneren, en de grond voor menig fortuin werd er gelegd, waaruit de nakomelingen de deftige koopmanshuizingen zouden stichten, die men thans nog vindt aan de Lange Haven, de Plantage en elders.

In de tijden der Hoeksche en Kabeljauwsche twisten heerschte er in Schiedam, doordat de grafelijke legers en scheepsmacht zich hier om de gunstige ligging der stad dikwijls verzamelden, groote welvaart, ook al bleven de bewoners niet vrij van de oorlogsellende. Maar wat deerde dit, zoo slechts het gewin niet uitbleef; de tijd van eenen algemeenen wereldvrede, voorbereid door Conferenties, was nog

[pagina 94]
[p. 94]

niet gekomen; niemand die er aan dacht dat men de zwaarden tot sikkelen mocht omsmeden.

Dat men bij de welvaart de barmhartigheid niet verwaarloosde, blijkt wel hieruit, dat zeer kort na de stichting der stad reeds eene inrichting bestond voor oude nooddruftigen, het Sint Jacobs Gasthuis, hetwelk op dit oogenblik nog aanwezig is.

Omstreeks het midden der 14e eeuw werd Schiedam van grachten en wallen (vesten, gelijk men die in Holland noemt) voorzien en omstreeks dien tijd werden ook de vier stadspoorten, de Rotterdamsche, de Overschiesche, de Vlaardingsche en de Kethelpoort gebouwd, die alle in deze eeuw werden gesloopt, zonder dat er ook maar eenige herinnering ter plaatse van overbleef.

Wij zullen hier Schiedam's geschiedenis gedurende de Middeleeuwen niet schetsen, noch hoe het in voortdurenden strijd om den voorrang gewikkeld was met Delft en Rotterdam.

Tegen het einde der 16e eeuw werden in Schiedam voor het eerst de korenwijnstokerijen opgericht, die naderhand de stad over de gansche wereld bekend zouden maken; in het jaar 1700 bestonden er echter nog slechts een twaalftal; het verbod van invoer van Franschen brandewijn, in de oorlogen van 1672-1697, deed evenwel het aantal snel stijgen, te meer daar sedert het gebruik van jenever algemeen werd. Vanaf dien tijd breidde zich het aantal jeneverstokerijen dan ook voortdurend uit, zoodat destijds Schiedam door den handel in gedistilleerd, en den daaraan gepaarden uitgebraden omzet van granen en brandstoffen, voor de derde koopstad des lands werd gehouden.

Naderhand echter ging de bloei van Schiedam er niet op vooruit, ook al kwam er niet onmiddellijk een terugslag als waarvan de laatste twee tientallen jaren getuigen en die vermoedelijk wel onherstelbaar zal blijken, totdat het naburige Rotterdam in zijn vangarmen ook deze stad zal hebben gegrepen.

(Slot volgt).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken