Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.02 MB)

Scans (90.03 MB)

ebook (29.05 MB)

XML (2.30 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2

(1900)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 281]
[p. 281]

Vergeven.
(Vervolg van blz. 275.)

In den trein, die met eentonig stooten door de velden vloog, zat Anna Verley.

In groote rondingen bolde het land voorbij, nu en dan als een spook vloog een telegraafpaal, lang en dun, en de

illustratie
kerkgang in holland. Naar de schilderij van Max Liebermann.


draden dansten een vreemden dans, steeds op-neer-op-neer.

Ze zag naar buiten met starren blik.

In haar hersens warde 't dooreen, een vreemd mengsel van droeve en blijde gedachten.

Nu, vooraan nog 't droeve.... een weemoed en zichverwijten-slecht-geweest-te-zijn.... maar ze wist stellig straks, als dat droef verzwakte, zouden ze komen in lange rijen, heel hol en schitterend, beelden der toekomst, brengend vreugde en blijheid, want 't ideaal dan eindelijk verwezenlijkt - ‘rijk zijn’.

Dan - daar was die voorwaarde: ‘niet beneden haar stand trouwen’ - doch ze kon immers ongetrouwd blijven!

Dat was de uitweg, en wat een romantische! Mooi, rijk, elegant, lief en begaafd, een massa aanzoeken - doch wil niet trouwen.

Want aanzoeken zou ze wel krijgen, al was 't alleen om 't geld.

't Stuitend stooten maar doorgaan en, op 't rhythmus van het dof gestommel, gedachten vele en vreemd, en met ieder half uur haar hart hooger bonzen, en bij al haar vreugde

[pagina 282]
[p. 282]

over den aanstaanden rijkdom en de nieuwsgierigheid naar die nieuwe omgeving, een soort terugverlangen naar 't oude en naar Robert.

Ten laatste stond de trein stil, ten laatste. Want die nacht van enkel gedachten had haar afgemat en ze verlangde naar rust.

Een lakei wachtte haar, deftig in blauw met zwart, en leidde haar naar de equipage waar Lize, met van ongeduld gloeiende wangen, haar wachtte.

‘Nichtje Anna?’

‘Ja, en u Lize?’

‘Natuurlijk. God, wat ben je mooi! 'k Mag wel “je” zeggen, hè, “u” is zoo stijf - een naar woord “u” - vind je ook niet? Ben je moe? Ma zei, je moest maar ineens naar je kamer gaan om wat te rusten en - en als je soms geen gekleede japon bij je hebt....’

‘Dank je, ik heb al 't noodige.’

‘Zeg, ik ben blij dat je zoo mooi bent. Ma houdt van mooi en Berthie ook. O, je zult Berthie wel aardig vinden, heel geestig en leuk, ik vind hem unique.’

‘Vind je? Nu, 'k hoop dat onze smaken niet al te ver uiteenloopen;’ dan, wijzend op een prachtige allée: ‘wat is dat?’

‘Ons park. Willen we uitstappen en naar huis loopen? 't Is een beeldig park!’

‘Uitstekend, dan geef ik den lakei mijn bagagebiljet, dan kan hij voor de koffers zorgen.’

‘Voilà.’ Met een elegante beweging reikte ze den palfrenier het biljet toe, en arm in arm wandelden de beide meisjes door de lange lanen, onder het tintelend dak van groen en goud, en in 't kwartier dat ze wandelden van 't parkhek naar huis, vertelde Lize haar nieuwe zuster alle geheimen, en deze, blij niet tot spreken gedwongen te zijn, luisterde geduldig toe.

Door een zij-ingang leidde Lize de logée naar haar kamer en beval haar dringend aan om eerst wat te rusten, daar mama toch uit was, en ze op haar koffers moest wachten om zich te verkleeden.

En Anna was blij alleen te zijn na de emoties van den laatsten dag, want moe ervan, en willen overleggen hoe te handelen in de toekomst.

De deur achter haar dichtgesloten, en zonder zelfs om zich heen te zien, zij langzaam haar kleeren uittrekken, in haar korset zich neersmijten op 't bed, en dan de spelden uit 't zware haar, dat plots neerviel, blij vrijgelaten te zijn, in breede golvingen, als een sluier. Een sluier van donker goud, die haar hulde in een waas van etherische mysterie.

Met de armen boven 't mooie hoofd sliep ze, lang en rustig, en 't was zes uur toen ze wakker werd, zich uitrekte en voor 't eerst om zich heen zag.

Op haar verfrischten geest die weelde en chic een prettigen indruk maken en nog even wachten eer ze belde om de kamenier.

Maar eindelijk toch moeten, want daar de bel voor 't diner luidde.

En behaaglijk, in een fijn kanten kapmantel, zich neervleien voor de rijke toilettafel met het fijne Venetiaansche glas, dat haar niet vleien kan, want ze was werkelijk mooi.

De kamenier, volmaakte kamenier als ze was, bemerkte de ijdelheid en zelfgenoegzaamheid, en in zachte streelingen streek het lange haar goudglanzend in den laten zonnestraal die binnenviel door 't venster.

Een vreemde sensatie doorliep Anna Verley.

Die zachte vlei-streelingen, die fijne, liefkoozende bewondering, deden haar trillen van vreugde.

Tweemaal liet ze 't overdoen - haar coiffure - alleen om nog eens te voelen het genot van bewonderd te worden.

Toen een lichtblauwe japon, eenvoudig, met niets dan een witte kant, ruim aan den hals, doch één blik in den spiegel zei haar, dat ze er niet beter uit kon zien.

Juist als ze haar handschoenen opnam, één tikje op de deur en bijna op hetzelfde oogenblik - Lize, heel in 't wit haar tegemoet en daarachter haar moeder.

‘Daar moes, dáár is ze nu. Heb ik te veel gezegd, is ze nu niet mooi?’

Een blos overtoog Anna's gelaat; maar mevrouw, gewend aan dergelijke ontboezemingen van haar dochtertje, antwoordde niet, maar vroeg: ‘Wèl, nichtje, uitgerust na de reis? Ik zal maar niet zeggen dat je welkom bent, want dat begrijp je wel. Lize heeft je zeker al zoo'n beetje ingelicht omtrent onze manier van leven, heel eenvoudig, heel geregeld en gezellig. Van harte hoop ik, dat je je er in zult kunnen schikken. Maar kom nu mee, kinderen, pa wacht vol ongeduld in het salon en Berthie, doctor Thijssen en neef Ferdi zijn al even verlangend.’

‘Hè ma, zeg nu eens, heb ik nu te veel gezegd?’ drong Lize lachend aan, terwijl het drietal den langen corridor afslenterde.

‘Neen! neen! Maar kom nu, daar!’ met een knikje naar een groote Diana wijzend in een hoek der gang, ‘'k zag al een nieuwsgierige om een hoekje kijken. Kom papa, we hebben je nu toch gezien, kom nu maar te voorschijn!’

Mijnheer Vasting werd voorgesteld en nu ging het vlug naar het salon, waar het anders zoo nare kwartiertje vóór 't diner gezellig omvloog.

Aan tafel was 't heel huiselijk en werd druk gepraat en geschertst.

Anna zat naast neef Ferdi. (Waarom hij neef genoemd werd, wist eigenlijk hij noch één der anderen, misschien om een flauw vermoeden dat hij eens geuit had, dat zijn bet-over-grootvader en die van Lize elkaar gekend hadden.)

Welopgevoed, prettig van uiterlijk, met een brillante conversatie, viel hij zeer in haar smaak, en, behalve nu en dan een antwoord of opmerking tot één der anderen, hielden die twee zich uitsluitend met elkaar bezig.

Ook Ferdi vond veel sympathieks in de nieuwe nicht, en artist als hij was, trof hem 't schoone, 't regelmatige in haar trekken.

Na tafel in het salon werd de koffie gediend en Lize door Ferdi uitgenoodigd wat te spelen.

‘Speelt u ook, juffrouw Verley?’

‘Helaas neen, tenminste niet om me te laten hooren; ik zing een beetje!’

‘Mag ik dan eens de eer hebben u te accompagneeren, want stellig schenkt u ons toch 't genot om u eens te hooren van avond.’

De stem, de toon waarop de vraag gedaan werd, stond geen weigering toe, en als antwoord glimlachte ze alleen, een glimlach, die mannen van ijzer niet onbewogen kan laten.

Lize speelde Händel's Largo. Een mooi tafereel. Dat schoone lentekind, in die wolk van wit, die soepel viel van de schouders tot den grond, heel wijd, en toch door een beweging nu en dan verradend de fijne vormen, en dan Händel's Largo.

't Was een droom Van diep, fijn genot, een droom van enkel etherie.

Lang nadat het laatste accoord weggestorven was, zweeg men nog, bang te breken 't weefsel van rosige vreemdheid dat hing over allen.

Doch ten laatste 't waas van goden-nabij-zijn opgetrokken en Anna zingen.

Kalm en waardig stond ze daar en zong met haar sonore stem: ‘Non è ver!’ vol gevoel, vol innig indenken.

En toen Schubert's ‘Am Meer’, eerst zacht en liefelijk, en dan als tusschen 't donderen en bulderen der elementen: ‘Der Nebel stieg, das Wasser schwoll!’

En dan als een vervloeking: ‘Mich hatt das unglückselige Weib, vergiftet mit ihren Thräne.’

En door allen ging een beving van meevoelen. Wat een

[pagina 283]
[p. 283]

leed geleden eer dat gezegd werd - vergiftet mit ihren Thräne.

En Anna bij de laatste woorden gehuiverd, want een gevoel of Robert dat zeggen mocht van haar.

Want zij had zijn leven vergiftigd, geheel; een vrouw met veel liefde had hem geluk kunnen geven, hem moed in kunnen spreken, hem zedelijk kunnen behouden. Zij? Ze had hem gedood. Wat was zij voor hem geweest? Wat had ze hem gegeven voor zijn groote liefde? Een liefde waarvan Shakespeare zegt: ‘Zoo'n liefde is een leven, een lijden, een sterven zelfs waard.’

‘Waar denkt u aan, juffrouw?’ Ferdi's stem, vreemd sympathiek; antwoord-verlangen, in dien toon.

‘Aan den vloek op die vrouw, die een leven vergiftigde.’

‘Vreemd, ook ik dacht daaraan. Ja, er zijn veel mannen die met vrouwen spelen, maar vrouwen gewoonlijk niet liefhebben zonder belang, zonder bijoogmerk; maar als een man liefheeft, waar en waarachtig, wéé, wéé de vrouw, die dié liefde een speelgoed maakt.

Liefde is heilig, want liefde is van God, en wee hem of haar die 't heilige bespot.

Een man die een vrouwenhart breekt, is een ellendeling, welke ook zijn redenen zijn.

Een vrouw die een mannenleven verwoest, is eveneens een ellendige, 't aanzien, 't toespreken onwaard. Gister hoorde ik weer een lijdensgeschiedenis, te lang om te vertellen. Een gewetenlooze vrouw, een zondige moeder, die man en kinderen verlaat om een ander te volgen. De man is wanhopig, half waanzinnig, en de arme jongens, ik heb me belast een gouverneur voor hen te zoeken, die een paar jaar met hen naar Italië gaat, en de vader - ja, daar is niets mee aan te vangen.’

‘Misschien kan ik u behulpzaam zijn. Toevallig weet ik dat één van mijn oude meesters een betrekking als gouverneur zoekt, 't zou mij een groot genoegen doen als u hem helpen kondt.

Natuurlijk, met genoegen, 'k ben blij dat ik iemand heb waarop ik vertrouwen kan voor de jongens, en u weet stellig dat het een man is van goed gedrag enz.’

‘O, stellig, 't is een man dien men vertrouwen kan, een man van de hoogste moreele begrippen en een uitstekend onderwijzer. In alle opzichten wat u zocht.’

‘Wel, geef u mij zijn adres, als u wilt, dan schrijf ik direct.’

‘Gaarne, alleen noemt u mij niet, want anders zou zijn trots hem verhinderen de positie te nemen, door de tusschenkomst van een oud-leerlinge verkregen.’

‘Uitstekend, ik blijf u steeds dankbaar voor uw raad. 't Is treurig, hè, voor zoo'n man, voor die kinderen; geen vrouw, geen moeder meer. Ontrukt de dood ze, ja, dan moet men er zich wel in schikken, doch op zoo'n manier!’

‘Wat een verantwoording voor dien anderen man, voor die vrouw ook!’

‘'t Leven is wreed voor allen bijna! Voor de meesten in ieder geval! Ik geloof dat Lize u gewenkt heeft. U wilt mij wel excuseeren. Ik heb zware hoofdpijn, morgen zie ik u wel weer! Goedennacht.’

Ze excuseerde zich ook bij de anderen en verliet het vertrek.

Op haar kamer gekomen wierp ze zich in een stoel en met de handen voor 't gelaat snikte zij 't uit.

‘Een ellendelinge, ja, dat was ze! Getrouwd om geld met een man die niets wilde dan liefde, die leefde alleen voor haar. Zijn liefde verguisd, zijn leven verwoest en nu - zijn naam verloochend, hèm zelf verloochend.

‘O Rob, Rob, vergeef 't me! Ik was zondig, ik ben 't nog, maar die zonde is sterker dan ik zelf, sterker dan 't geloof in jou groote liefde, sterker dan alles.’

Nu zou hij gaan naar Italië, voor twee, drie jaar, misschien voor immer en ze zou hem nooit weerzien, nooit wellicht; en in haar voor 't eerst een verlangen naar hem, heel groot, en in eens, zonder na te denken, zonder te overwegen, naar haar bureau gaan en schrijven aan Robert. ‘Kom naar Inverness over 8 dagen, wacht me in het Caledonian-hotel, zal er Donderdag zijn, wil je spreken, stuur 3 maanden salaris, mij vooruitgegeven, per telegraphischen postwissel.’

Ze schreef 't in Fransch en belde om de meid, gaf haar 't telegram en 't geld en gelastte dat 't dadelijk weggebracht moest worden.

Hoe ze zelf naar Inverness moest komen, wist ze niet, welke reden ze zou geven evenmin, alleen ze wilde Robert zien, hem vergeving vragen, hem zeggen dat ze hem wèl liefhad, want ze had hem nu lief, ze voelde het, ze wist het, dàt was liefde.

 

Een huurrijtuig hield stil voor 't Caledonian-hotel. Een dame stapte uit, in grijs reistoilet. 't Was tien uur's avonds en Inverness sliep. De stilte van den nacht rustte zwaar op alles en niets verstoorde die, zelfs geen dronken, liedjeszingende soldaat of idealistische Schotsche poëet.

De wijde deuren werden geopend en Anna trad binnen. Niet de brillante Anna van kort na haar huwelijksreis, niet zelfs de mooie Anna die men in Edinburg kende, neen, ootmoedig en beschaamd wilde ze tot hem komen en hem alles, alles zeggen.

‘Mijnheer Vandam, welke kamer?’

‘In het salon op 't oogenblik, mevrouw!’

‘Dank u.’

In het salon, tusschen vreemden, zagen man en vrouw elkaar weer, na een scheiding van veertien dagen. Hij bleek en oud, maar toch gelukkiger dan toen zij hem verliet. Zij jong en mooi, maar ellendig, ongelukkiger dan ooit.

Hoe kon ze Robert alles zeggen? Hoe? Nu, nu ze hem liefhad was 't zoo moeilijk, want nu hunkerde ze zelf naar die liefde, die ze eens verworpen had.

Hij trad haar tegemoet, beide handen naar haar uitstrekkend, en zij, ze greep ze woest en drukte ze vol liefde.

‘Kom Rob, 'k moet je spreken, waar is je kamer?’

Samen gingen ze naar zijn kamer. En nu, nu wilde ze hem dan alles zeggen. Alles! Maar hij liet haar geen tijd.

‘Vrouwtje, liefste, eindelijk! Wat leken die twee weken me lang, vreeselijk! En nu kind, nu ga ik weg, voor lang, naar Italië, en dan, als ik terugkom, dan beginnen we weer ons leventje van voren af aan, dan werk ik hard om je te verdienen, je waard te worden, en dan, dan begint ons geluk. 't Geld dat je me stuurde, hier is 't, ik heb 't niet noodig. Je herinnert je Van der Bilt wel, hij is teruggekomen en heeft me teruggegeven wat ik hem eens leende, en nu ben ik voor een poos geholpen. Dank toch er voor, liefste. En jij? Heb je 't er goed? God geve't; anders kind, al jou misère heb je aan mij te danken, en toch heb ik je zoo lief. 't Was mijn egoïsme dat jou leven bedierf, en door 't jouwe 't mijne.

Lieveling, vergeef je me? Mijn engel! Nu te moeten werken ver van elkaar. Jij, mijn fijn vrouwtje, werken onder vreemden. Je zult een zwaren tijd hebben, maar 'k zal zuinig zijn en werken, nacht en dag, tot ik 't zoover gebracht heb, dat we weer samen kunnen zijn. Wil je dan komen, vrouwtje?’

‘Of ik komen wil? Ja Robert, dat zweer ik je. O, man vergeef 't mij, ik ben....’

‘Wat heb ik jou te vergeven, kind? Niets, niets! Ik ellendige was de schuld van alles. Vraag me niet om vergeving, 't lijkt wel ironie! Lieveling, mijn lieveling!’

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken