Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.02 MB)

Scans (90.03 MB)

ebook (29.05 MB)

XML (2.30 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2

(1900)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 364]
[p. 364]

Pompeï in den tegenwoordigen tijd.
Met illustratiën.

Zou Pompeï ons werkelijk verteld hebben, wat er te vermelden valt omtrent de levenswijze der bewoners in de eerste eeuw onzer tijdrekening? Velen zijn de meening toegedaan,

illustratie
gezicht op pompeï en den vesuvius.


dat er niets meer te vertellen valt, en dat denkbeeld is nog versterkt door het beroemde werk vol verdichtsels van lord Lytton.

Frederich Dolman, de schrijver van dit artikel, zegt:

‘De geschiedenis van Pompeï wordt van jaar tot jaar uitgebreider, en de verhalen van den laatsten tijd zijn niet minder interessant dan de voorafgaanden, die door de geheele wereld reeds twee of drie geslachten door met de meeste belangstelling gevolgd worden. Dit was ook mijn gevoelen, toen ik onlangs van een bezoek aan Pompeï terugkeerde.

Wat de uit- of opgravingen aangaat, vond ik, dat die nog niet voor de helft voltooid zijn.

Het is bekend dat de oppervlakte der stad ruim 140 acres beslaat, en er zijn nog slechts 60 acres blootgelegd. Met andere woorden: van de negen districten, waarin Pompeï met het oog op de gemakkelijke rangschikking verdeeld is, zijn er slechts drie geheel opgegraven, met drie heeft men een begin gemaakt en de laatste drie liggen nog geheel onaangeroerd.

Er is reden te gelooven dat het rijkste en belangrijkste gedeelte van Pompeï tot de eerste categorie behoort, want men heeft er gevonden de mooiste publieke gebouwen, zooals het forum, de schouwburgen en tempels, en de weelderig ingerichte particuliere verblijfplaatsen, zooals de huizen van Diomed, van Sallust en van Pansa. Maar men heeft ook reeds aangetoond, dat er behalve deze plek een gedeelte is, dat de kosten van opgraven dubbel waard is. Zelfs al kan er niet verwacht worden, dat er een tweede tempel van Venus of een huis van Diomed ontdekt zal worden, dan nog zullen deze opgravingen dubbel de moeite loonen, daar men denkt de eenvoudige woningen te vinden van de Pompeïaansche ambachtslieden en landbouwers.

Tot nu toe hebben we slechts weinig of niets vernomen van de zeden en gewoonten der armen uit een Romeinsche stad.

Pompeï zou nu reeds geheel voor de wereld zijn blootgelegd, als men voor het opgravingswerk meer geld had overgehad en het op wetenschappelijke wijze was uitgevoerd.

Vanaf het jaar 1748, toen een boer, een wel slaande, het wereldkundig maakte, dat hij een begraven stad ontdekt had, tot op den huidigen dag, is er nu eens met ijver aan de opgravingen gewerkt, om ze later weer geheel in den steek te laten. De koningen van Napels tastten dikwijls diep in hun beurzen, en wanneer Pompeï door gekroonde hoofden bezocht werd, heerschte er altijd een groote bedrijvigheid. Maar ongelukkig was hiervan het voornaamste doel om het museum van Napels van kostbaarheden te voorzien, en dit leidde tot tijdelijke opgravingen en een haastig wegruimen van de ruïnen, wanneer er eens een belangrijke vondst gedaan was.

Vele gebouwen werden half uitgegraven gelaten, andere werden weer opnieuw bedekt als men de kostbaarheden er uit gehaald had, omdat men geen geschikte hulpmiddelen had om het puimsteen en de asch voorgoed te verwijderen.

Van de Italiaansche regeering waren betere dingen te verwachten, die ook werkelijk ten uitvoer gebracht werden; er werd namelijk een jaarlijksche subsidie toegezegd van 60,000 fr. en er werd een kundig wetenschappelijk persoon aangesteld, om het toezicht te houden of de gelden goed besteed werden. De subsidie is evenwel niet altijd uitbetaald geworden, ja, een jaar zelfs bedroeg zij de onnoozele som van 8000 fr., maar het plan, door signor Fiorelli ontworpen, werd getrouw gevolgd. In zijn oog was het blootleggen van Pompeï het voornaamste doel waarnaar gestreefd moest worden, en het verkrijgen van voorwerpen voor een museum slechts bijzaak. Gedurende jaren hielden hij en zijne werklieden zich bezig met terdege den grond te onderzoeken, welken zijn voorgangers slechts weinig aandacht geschonken hadden.

't Gevolg hiervan was natuurlijk, dat er geruimen tijd geen vondst van belang aan te kondigen viel, en hierdoor verflauwde de belangstelling

illustratie
standbeeld van den god janus, eerst onlangs uitgegraven.


van het publiek.

Maar dat weinig loonende werk is nu afgeloopen; men is nu begonnen met nieuwe gedeelten op te graven, en ieder nieuw gebouw, dat ontdekt wordt, wordt terdege onderzocht en geheel en al opgedolven alvorens verder te gaan. Ongelukkig is het geld, dat de Italiaansche regeering in staat is voor dit doel te geven, slechts weinig, in vergelijking van het werk dat verricht moet worden om een oppervlakte van twintig voet of meer van steen en asch te ontdoen. Men heeft uitgerekend dat zelfs met een jaarlijksche uitgave van 100,000 fr. er nog

[pagina 365]
[p. 365]

wel 50 jaar zullen noodig zijn, om de begraven stad geheel bloot te leggen.

De ontdekkingen van de laatste jaren hebben er toe bijgedragen om de geschiedenis van Pompeï te wijzigen.

De maand Augustus van het jaar 79 van onze jaartelling werd altijd als de datum beschouwd van de uitbarsting van den Vesuvius, die Herculanum met lava overstroomde en Pompeï onder een laag asch bedolf. Vroeg in het jaar 1890 ontdekten de gravers dicht bij de Stabiaansche Poort een holte in de massa verharde asch. Bij een nauwkeurig onderzoek kon men weldra een vorm onderscheiden en bleek het dien van een boom te zijn. Aan de grootte en de afmeting der blâren, die duidelijk te zien waren, kon men opmaken dat het een laurierboom was.

Daar de vruchten dezer boomen eerst in den laten herfst rijp worden, deed deze omstandigheid vermoeden, dat men met meer waarschijnlijkheid November kon aannemen als de maand waarin de noodlottige uitbarsting heeft plaats gehad, dan wel Augustus.

Dit vermoeden

illustratie
gravers aan het werk.


werd twee of drie jaar geleden bevestigd, toen men een paar met spijkers beslagen sandalen, die nooit in den zomer gedragen worden, vond staan op de trappen van het atrium, een nieuw blootgelegd huis. Hun eigenaar had ze waarschijnlijk daar neergezet, gereed om uit te gaan, om ze bij zijn thuiskomst weer te vervangen door pantoffels.

Door het vernuft van signor Fiorelli is men er in geslaagd niet alleen van den bovenvermelden boom, maar ook van de lichamen van Pompeïers, die omkwamen bij hun poging om aan de uitbarsting te ontkomen, afgietsels te maken en in den loop der tijden een kleine collectie bij elkaar te krijgen.

Deze afbeeldsels, bijeengebracht in het kleine museum te Pompeï, en wier aantal nu tien of twaalf bedraagt, geven, hoewel slechts van gips gemaakt, een veel beter overzicht van den omvang der ramp dan de massa beenderen, eveneens in het museum verzameld, en die de eenige tastbare overblijfselen zijn van de 2000 personen, die, naar men zegt, bij de verwoesting zijn omgekomen.

Zij geven ons, meer dan 1800 jaren later, de juiste houding aan, waarin de slachtoffers van de Vesuviusramp omkwamen. Een man bijvoorbeeld ziet men in vreeselijke stuiptrekkingen, zijn vuisten gebald, zijn lichaam in bochten wringend, terwijl weer een ander in gelaat en houding de kalmte van een rustigen slaap vertoont. Een jonge vrouw, op het gelaat gevallen, heeft waarschijnlijk haar kleed over zich heengetrokken, in vergeefsche pogingen om haar hoofd egen de gloeiende asch te beschermen.

Niet minder treffend is de figuur van een hond, gestikt op den drempel van een huis, dat in de laatste jaren is opgegraven. Het arme dier is, op zijn rug liggend, stuiptrekkend gestorven.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken