Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een voorbijdrijvende wolk.

Het huisje, dat toen zij het betrokken, er uitzag als een gebouwtje uit een speelgoeddoos, was geveegd. De helder witte gordijnen waren voor de ramen rechtgetrokken, van de aardige vaasjes op den schoorsteenmantel was stof afgenomen, den bloemen in de potten was water gegeven en waren van haar doode blaadjes ontdaan. Nu viel de zon als een gele streep op het nieuwe kleed met de helle kleuren.

George was eenige uren geleden reeds naar de stad gegaan. Zij had al eens een bezoek gebracht in het salon en een blik geworpen op de roode straatsteenen van het plaatsje. De zonneschijn maakte het recht prettig om haar heen en bleef rusten op de aardige krulletjes van heur haar en de zachte lijnen van haar gelaat. De nieuwe overgordijnen duwde zij op zij en nam plaats voor het open venster.

De geheele straat langs stonden aardige, roode huisjes, zooals het hunne, met bloembakjes van kurkschors in de vensters en helder geschuurde stoepen. De geheele straat langs waren de gordijnen netjes opgebonden; zij maakte werktuiglijk een vergelijking tusschen de gordijnen en de kleur der bloemen in de vensters.

Drie weken geleden, juist op een morgen als deze, had het leven haar zoo heel anders toegeschenen. Zij had geleefd in een mengeling van zenuwachtige spanning, gelukkige opgetogenheid en groote drukte, want George en zij zouden den volgenden dag trouwen en zij had geen tijd en ook weinig lust tot nadenken. Waarschijnlijk had zij in haar heele leven weinig nagedacht. Zij had zooveel familie om zich heen, die voor haar kon denken en handelen, dat het voor haar niet noodig was. Maar nu moest zij voor zichzelve denken.

Een zachte bries streek langs haar gelaat, de zon kleurde heur haar met vurig goud, maar in haar kwam een gevoel op van teleurstelling, van ontevredenheid.

Zij had zich voorgesteld dat het zeer amusant zou wezen om getrouwd te zijn, steeds mooie kleeren en meubelen te hebben en altijd te doen wat zij verkoos. Zij had gemeend dat het zijn zou een eeuwigdurend engagement, dat George haar het hof zou blijven maken en haar lieve naampjes geven, steeds mooie bloemen en allerlei aardigheden uit de stad voor haar meebrengend.

Hare oogen vielen op een blauw Chineesch theepotje op de tafel vóór haar, en toevallig herinnerde zij zich dat George bijna boos geweest was, omdat zijn thee niet lekker was. Hij zag er niet half zoo knap uit als hij boos was, bedacht zij zich. Dit denkbeeld had iets van een openbaring, omdat zij hem nooit te voren boos gezien had.

De zon werd onverdraaglijk heet en haar hoofd begon pijn te doen, maar toch bewoog zij zich niet. Er stond een portret van haar man op het tafeltje naast haar en haar oogen werden er op gevestigd met een buitengewoon critischen blik.

Bizonder diep had zij nooit over hem nagedacht, want zij beschouwde het als de natuurlijkste zaak ter wereld, dat hij veel van haar hield. Zij had nooit haar gevoel voor hem ontleed, maar toen had zij ook geen tijd gehad, gesteld dat zij al verstand had, van analiseeren. Toen had zij haar tennis-club, haar pianolessen, haar fiets, die al haar aandacht vorderden. Zij had haar prettige wandelingen en haar theevisites. De piano stond in een hoek van de kamer; sedert haar huwelijk had zij geen toets meer aangeraakt. Haar fiets stond in de gang; zij vond het niets prettig alleen te rijden. Er was niemand om mee te tennissen of te wandelen, zij kende niemand die zij op thee kon vragen. Er was inderdaad niemand dan George. Weer bleven haar oogen op het portret rusten.

Het was het gelaat van een jongen man met knap uiterlijk en bizonder mooie oogen. De mond was wat groot, maar niet onaangenaam, de glimlach open en vriendelijk; maar

[pagina 205]
[p. 205]


illustratie
de brug bij rijswijk (z.-h.). Schilderij van Jacob Maris.
In het bezit van den heer K.K. van Hoffen, te Utrecht.


[pagina 206]
[p. 206]

toch trof het haar, dat hij er zoo heel anders uitzag dan zij het zich vroeger verbeeldde. Het leek haar alsof hij een vreemde voor haar was; het scheen alsof er een mist voor haar oogen was weggetrokken. Het was zoo'n alledaagsch gezicht. George was eigenlijk een heel gewone jonge man.

Zij zuchtte, steunde haar hoofd vermoeid tegen het vensterraam en keek de kamer in. Het scheen haar toe of zij er eeuwen in geleefd had, ofschoon het nog slechts enkele dagen waren. Zij kende de vaasjes en de stoelen uit het hoofd, ze kon de schilderijen beschrijven met gesloten oogen.

Zij zag in haar verbeelding de lange, lange jaren, die zij nog zou moeten doorbrengen in het kleine, roode huisje, met de met helle kleuren behangen kamers - zij en George. Zij zag de stoelen aan iederen kant van den haard, waar zij zouden zitten, als hij 's avonds uit de stad thuiskwam. Zij zag het puntje van zijn blonde hoofd, als een geheimzinnig visioen, boven een wolk van tabaksrook verschijnen.

Zij hoorde de opmerkingen, die hij zou maken avond aan avond - zijn praatjes over het weer, nat of mooi, over de laatste operavoorstelling, over een pas verschenen boek. Zij zag zichzelve en hem ouder worden, en prozaïscher en lusteloozer. Zij begreep, dat er een tijd zou komen, dat zij om een grap niet eens meer lachen zou.

Zij sloot voor een oogenblik de oogen en beefde over al haar leden. Dit was dus het nieuwe leven, waar zij zoo naar verlangd had, het eind van al haar verwachtingen.

Tranen begonnen langs haar wangen te druipen en bevochtigden de blaadjes van de bloemen naast haar.

 

* * *

 

Zij was zoo in gedachten verdiept, dat zij niet eens den sleutel in het slot hoorde omdraaien. Een oogenblik later greep iemand haar wild van achter om het middel. Met een snik wendde zij zich om en viel in zijn armen.

Den snik merkte hij niet eens op.

‘Is het niet leuk?’ sprak hij op jongensachtigen toon. De patroon heeft mij van middag vrijaf gegeven. Hij was bang, dat je je zoudt vervelen. Maar, lieveling, wat is er?’

Zij huilde, en tranen van spijt en berouw vielen op den kraag van zijn jas.

‘O, George, ik heb me zoo verveeld!’

‘Dat is nogal natuurlijk,’ sprak hij opgewekt. ‘Dat is bij mij ook het geval. Een akelig hok, - dat kantoor. Vroeger heb ik nooit opgemerkt, dat het zoo akelig was. Ik heb den heelen morgen zitten suffen, er aan denkend hoe prettig het thuis was, en hoe een lief meisje zich verveelde in een leeg huis... Kom, wees vroolijk. Je maakt mij ook terneergedrukt.’

Zijn onschuldige vroolijkheid schenen gloeiende kolen op haar hoofd te stapelen. Zij ging snikkend zitten en duwde hem van haar af.

‘O, George, het was heel erg. Ik, ik ben in 't geheel niet lief. Ik ben een vreeselijk mensch. Ik verdien niet, dat ge mij ooit zoo zult kussen als vroeger. Ik ben niet half goed genoeg voor je, en - ik dacht, dat ik het huwelijk nu al moe was - ik dacht, dat het vervelend was - ik dacht, George - ik dacht, dat je maar een heel gewoon mensch was!’

Met zijn eerlijke, vriendelijke oogen bleef hij haar een seconde aanstaren. Toen barstte hij in een lachbui uit.

‘Jou klein, dom gansje, hebt je je dat alleen maar bedacht? Natuurlijk ben ik maar heel gewoon. Dacht je soms dat ik een genie was? Dan is het een groote teleurstelling voor je! En je vondt het vervelend getrouwd te zijn? Dat is ook geen wonder, als je van je man gescheiden wordt, door dat akelige kantoor. En wat betreft je meening, dat je niet goed genoeg bent, om door mij gekust te worden - laat de beslissing daarvan maar aan mij over!’

Zij keek op, half gerustgesteld, half nog in twijfel; maar toch begon zij door haar tranen heen te glimlachen.

‘Ik verveelde mij zoo,’ sprak zij. Maar zeg eens ronduit, verveel jij je op het kantoor ook? Daar heb ik nooit aan gedacht. En je hebt liet mij al vergeven? Wat ben je toch goed!’

Hij begon weer te lachen.

‘Luister eens, je hebt een engel getrouwd! Is dat niet een troost voor al de teleurstellingen van het huwelijk? Maar - huil nu niet meer, lieveling. Het is nu bijna twee uur - en zelfs engelen hebben een twaalf-uurtje noodig.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken