Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 209]
[p. 209]

Lady Melusine.

I.

In een van de schoonste en vruchtbaarste streken van Engeland, niet ver verwijderd van de machtige hoofdstad, lag het oude slot Hereford-House, sedert

illustratie
prins boris van bulgarije.
(Zie blz. 215.)


onheuglijke tijden bewoond door de familie Hereford, wier oudste zoon altijd de heerlijkheid met den daaraan verbonden titel van baronet bezeten heeft.

Hereford-House was geen bizonder groot gebouw; zijn uiterlijk was niet grootsch, zijn pracht vervallen en de dichte klimop, die het omgaf, bedekte met zijn ranken grootmoedig het erge verval, waarin het door den tijd en door verontachtzaming geraakt was.

De Herefords waren vroeger een rijk, ja, ten tijde der Tudors en Stuarts zelfs een machtig geslacht geweest; die tijd was evenwel lang voorbij, want reeds onder de regeering van Olivier Cromwell hadden zij zich uit het hofleven teruggetrokken, blij, niet hetzelfde lot te behoeven ondergaan als Karel I, voor wiens zaak zij ijverig gestreden hadden.

Omstreeks dezen tijd had Hereford-House zijn grootsten bloei bereikt; trotsch verhieven zijn muren, uit rooden baksteen opgetrokken, zich in de lucht, en majestueuze eiken wuifden den toenmaligen baronet liederen toe van voortdurende grootheid.

Had Cromwell de Herefords vergeten, of lag het niet in zijn bedoeling, ze onder zijn ijzeren vuist te laten bukken? Hoe het ook zij, hij spaarde hun kasteel en hun leven, en de baronet wachtte kalm den ondergang af van den Lord Protector, want het Engelsche volk moest den zoon van Karel I uit zijn ballingschap terugroepen op den leeggekomen troon, en Karel II zou zich dan de verdiensten van de Herefords herinneren, en hij zou ze zelfs terugroepen tot het hooge hofambt, dat zij eens bekleed hadden.

Maar die droomen kwamen niet tot werkelijkheid. Wel keerde Karel II uit zijn ballingschap terug en besteeg den met bloed bevlekten troon, maar hij herinnerde zich niet de verdiensten van de Herefords; hij had ze vergeten.

Wel is waar hoofdschuddend, maar toch vol verwachting, liet de baronet zich den jongen koning voorstellen en verzocht hem zijn ambt terug te geven; maar dit was reeds vergeven, en hoewel de koning zijn vazal niet ongenadig behandelde, was het toch verre van aangenaam.

Brommend en verbitterd over dit bewijs van vorsten-dankbaarheid, trok de baronet zich op Hereford-House terug, om dit niet meer te verlaten.

Van dien tijd dagteekent het verval der Herefords. Wel bloeide het nu en dan eens op en zag de Stuarts voor de tweede maal van den troon gezet en verjaagd, maar reeds in het begin der negentiende eeuw keerde het geluk den Herefords voorgoed den rug toe.

De vader van den tegenwoordigen bezitter had veel verteerd, veel meer dan hij kon en mocht, en onder de handen van den zoon verdween het laatste beetje door diens vergeeflijk pogen om het verlorene terug te krijgen, en Hereford-House alleen bleef hem in al zijn naaktheid over, want de velden en bosschen waren reeds lang aan vreemden verkocht en tegenwoordig ontbrak zelfs het noodige om het oude heerenhuis tegen zijn totalen ondergang te vrijwaren.

Bij den aanvang van ons verhaal was Sir Ralph Hereford een dikke, maar geen kalme zestiger. Vóór hij bezit nam van zijn heerlijkheden, had hij als officier in het leger gediend en was omstreeks dezen tijd ook gehuwd. Zijn vrouw had hem een weinig geld aangebracht, maar ook haar klein vermogen was geheel opgeteerd, toen zij na een echtverbintenis van 16 jaar stierf, Sir Ralph in groote vertwijfeling en met haren eenigen zoon, den jongen aardigen Frederik, achterlatende.

Bijna acht jaar treurde Sir Ralph, in diepe afzondering van Hereford-House, om zijn trouwe, lieve levensgezellin, terwijl zijn zoon aan de universiteit te Cambridge studeerde en later bij een Engelsch regiment in Indië als officier dienst nam. Toen gebeurde er evenwel iets dat een nieuwe wending aan het leven van Sir Ralph geven zou.

Een verwijderd bloedverwant zijner overleden vrouw, Sir Robert Carr-Holwell in Schotland, had het tijdelijke met het eeuwige verwisseld en Sir Ralph Hereford tot executeur-testamentair benoemd. Zijn nalatenschap bleek evenwel

[pagina 210]
[p. 210]

niet groot te zijn, want het kwam al spoedig uit dat Sir Robert heel schaars met aardsche goederen gezegend was. Het heerenhuis was in nog slechter toestand dan Hereford-House en de opbrengst der verkooping was juist voldoende om de begrafeniskosten te dekken en rouwkleeren te koopen voor miss Melusine Holwell, Robert Car's eenig kind.

Over deze eenige dochter had de gestorvene Sir Ralph als voogd benoemd en dit was zijn eenige nalatenschap.

Melusine Holwell was destijds ongeveer twintig jaar en verrukkelijk schoon; er ontbrak haar dan ook niets dan de gouden achtergrond van het fortuin om haar door de Vereenigde Koninkrijken beroemd te maken, en toch was dit buitengewoon begaafde meisje armer dan een kerkrat.

Sir Ralph, die door de kleine toovenaarster in verrukking gebracht was, nam, nadat Melusine een half jaar bij hem in huis geweest was, een kloek besluit; hij bood haar namelijk zijn hand en Hereford-House als verblijfplaats aan.

Na een korten bedenktijd, waarom miss Holwell verzocht had, legde zij haar klein, wit handje in de zijne en na verloop van enkele weken was zij Lady Melusine HerefordHolwell geworden. De winter had zich, ten spijt van alle natuurwetten, weer eens met de lente gepaard.

Het was in den nazomer.

Stil en treurig zooals altijd, lag Hereford-House daar te midden van zijn oude eiken, want gasten hadden zijn muren in langen, zeer langen tijd niet gehuisvest. De ware stand van zaken was in de buurt van het slot geen geheim meer; in den beginne had men den rouw van Sir Ralph gerespecteerd en hem half vergeten, maar na zijn nieuw huwelijk was hij het onderwerp der gesprekken geworden en had men gedacht dat hij zijn jonge vrouw aan de buren zou voorstellen; maar niets daarvan gebeurde.

Niet in staat de menschen uit den omtrek op waardige wijze terug te ontvangen, was Sir Ralph te trotsch om hun beleefdheden onbeantwoord te laten, en zoo werd er besloten niet uit te gaan en was de schoonheid van Lady Hereford slechts als een gerucht in de gezelschappen doorgedrongen.

Op 't oogenblik had Hereford-House echter een gast, als men den zoon des huizes zoo noemen wilde. Kapitein Frederik Hereford had een jaar verlof genomen om op vaderlandschen bodem eenigszins van den invloed van het Indische klimaat te herstellen.

Het was een zeer warme dag geweest, en hoewel de zon reeds ter kimme neigde, wilde het toch niet koeler worden, zoodat de familie van Sir Ralph zich nog niet uit de frischheid van de voorhal in de vrije natuur gewaagd had.

De ‘voorhal’ was een groot, hoog vertrek, welks wanden van gesneden eikenhout voorzien waren; de grond was met marmerplaten belegd. Het snijwerk was kunstig uitgevoerd en het oog verbaasde zich over de phantasie, waarmede het menschelijk vernuft de lijnen en figuren door elkaar geslingerd had. Ook de eikenhouten meubelen waren kunstig bewerkt, maar de overtrekken van geperst goudleer hadden veel van den tand des tijds te lijden gehad en toonden hier en daar lappen, die weinig in overeenstemming waren met de omringende pracht. De hal had vijf groote, tot op den grond reikende vensters, door welke men direct in het verwilderde park, dat het heerenhuis omgaf, komen kon.

In een der armstoelen met hooge leuning rustte Sir Ralph. Hoewel de zorgen haar onuitwischbaren indruk op het schoone gelaat van den baronet hadden achtergelaten, was hij met zijne voorname houding en sneeuwwitten baard en haar nog een indrukwekkende verschijning. Zijn zoon was zijn evenbeeld; juist zoo moest de baronet er uitgezien hebben, toen hij vijf en twintig jaar oud was. Frederik Hereford was een knappe, jonge man met eerlijke en goede, bruine oogen en een uitstekend karakter, zoodat hij ook in dit opzicht op zijn vader geleek. Hij leunde uit een der vensters en blies den rook zijner sigarette in ringen en kronkelingen in de warme buitenlucht. Niet heel ver van hem verwijderd zat op een lage tabouret, met een werkje in de hand, een jong meisje van 16 of 17 jaar, het fijne kopje omkransd met donker krulhaar; een bizonder lieve en aantrekkelijke verschijning. Wie zij eigenlijk was wist Sir Ralph zelf niet, maar hij noemde haar zijn ‘pleegdochtertje’, tot groote ergernis van Lady Melusine, die de vondeling het liefst weggekeken had.

Zij was werkelijk een vondeling. Jaren geleden, op een kouden winteravond (Sir Ralph's eerste vrouw leefde nog) hoorde de laatste een klagend huilen op den drempel der voordeur. Zoo spoedig mogelijk werd er onderzoek gedaan, van waar het komen kon, en toen vond men een wichtje van omstreeks een half jaar, in warme dekentjes gewikkeld. Het was een krachtig, gezond kindje, met armoedige kleertjes, die een groote tegenstelling vormden met het fijne linnen hemdje, dat zij droeg. Een inliggend briefje, met ongeoefende en met de schrijfkunst zeer slecht bekende of verdraaide hand geschreven, smeekte edelen menschenvrienden de kleine wees op te nemen. De kleine was gedoopt en had den naam ontvangen van Mary-Rose.

De tweestrijd duurde bij Sir Ralph en zijn edele echtgenoote niet zeer lang; hoewel zij zelf een kind en veel zorgen hadden, stootten zij het hulpelooze wezentje niet ‘ins feindliche Leben’ terug, maar hielden het als dochter bij zich.

‘Wij zullen haar goed onderwijs geven,’ had Lady Hereford gezegd, ‘wij zullen haar leeren wat nuttig is, en haar met alle wetenschappen bekend maken, opdat, mocht zij het eens noodig hebben, zij als gouvernante zelve haar brood kan verdienen.’

En zoo bleef Mary-Rose dus op Hereford-House, maar zij had nooit gevoeld, dat zij een vondeling was. Lady Hereford zelf had haar van haar rijke kennis meegedeeld en Mary-Rose was gelukkig geweest, totdat Melusine kwam.

Toen deze Lady Hereford geworden was, was het eerste leed over Mary-Rose's jong leven gekomen.

Frederik had zoo juist van zijn leven in Indië verteld, en met gloeiende wangen had Mary-Rose toegeluisterd naar de schilderingen van dat heerlijke land, die de knappe kapitein met zijn klankvolle stem meedeelde als een sprookje uit het wonderland.

Daar ging de zware eikenhouten deur open; Lady Melusine Hereford, in het wollige, witte kleed, betrad de koele ruimte en oogenblikkelijk was het, of het halfdonkere vertrek door een stralende zon verlicht werd.

Zij was ook zoo mooi, zoo zeldzaam mooi als de koningsdochter in het sprookje, met haar heerlijke gestalte, en een profiel als de Venus van Milo, met schitterende donkerblauwe oogen in het bleeke gelaat en de huid als perzikbloesem. De volle blonde haarvracht kon nauwelijks door het kleine kopje gedragen worden, maar - de muren van Hereford maakten deze schoonheid ijverzuchtig voor de oogen der buitenwereld onzichtbaar!

Toen Lady Melusine de hal betrad, wierp Frederik dadelijk zijn sigarette uit het venster, en Mary-Rose nam haar handwerk op, om ijverig eraan voort te gaan.

Frederik trad de binnentredende tegemoet en bood haar galant een stoel aan, maar Mylady scheen deze attentie niet op te merken. In haar kleine, mooi gevormde en witte hand hield zij een brief, die met een familiewapen prijkte.

‘Voor u,’ sprak zij, terwijl zij Sir Ralph den brief ter hand stelde; ‘ik vermoed wat er in staat.’

Sir Ralph bekeek het zegellak en schudde met het hoofd. ‘Het is het wapen van den hertog van Hastings,’ sprak hij; ‘wat zou die van mij willen hebben? Zijn vader was een goed en trouw vriend van mij, maar den zoon ken ik maar zeer oppervlakkig Zeidet gij niet, dat ge kondt vermoeden wat er in den brief staat, Melusine?’

‘Ja,’ antwoordde zij eenvoudig.

‘Nu, wat dan?’

[pagina 211]
[p. 211]

‘Breek den brief open, dan kunt ge zelf zien, wat hij bevat.’

‘Mylady wil onze nieuwsgierigheid op groote proef stellen,’ lachte Frederik; - hij had zijn stiefmoeder nooit anders aangesproken, maar ook van haar nooit het verzoek ontvangen, om inplaats van het stijve ‘Mylady’ het vertrouwelijke ‘Mama’ te zeggen, wat ook belachelijk geklonken zou hebben, daar Frederik ouder was dan zij; maar als zij het verlangd had, was er nog wel een andere uitweg te vinden geweest.

‘Niet ik stel uw nieuwsgierigheid op de proef, maar Sir Ralph,’ zei zij met een gebaar van ongeduld.

‘Ik begrijp niet, hoe ge iets van den inhoud weten kunt,’ begon de baronet weder, den brief naar alle zijden keerend, ‘en ik zou het zeer vriendelijk van u vinden, als gij het mij wildet uitleggen.’

‘Mijn God, waartoe al die omhaal van woorden!’ antwoordde Mylady ongeduldig.

‘Nu dan, de zaak is zeer eenvoudig. Ge zult je herinneren, Ralph, dat ik je meermalen gesproken heb over mijn oude vriendin, mevrouw Bane? Niet waar? Nu ligt het optrekje van den heer Bane dicht in de buurt van Hastings-Castle, en nu is het niet meer dan natuurlijk, dat de hertog en zijn tante, Lady Carlyle, die bij hem het huishouden waarneemt, daar hij niet getrouwd is, met de Bane's veel in aanraking komen. Dat is nu de heele oplossing.’

‘Pardon, Mylady,’ sprak Frederik lachend, ‘ik zie in uw woorden volstrekt geen oplossing, en wat mij aangaat is de zaak nog zeer duister!’

‘De Indische zon schijnt uw begripsvermogen sterk te hebben opgedroogd,’ merkte Melusine spottend aan, terwijl zij het hoofd in den nek wierp, een beweging, die haar bizonder gratieus afging.

Frederik beantwoordde deze lieve opmerking met een goedmoedig lachen, en den snellen blik, dien hij hierbij met Mary-Rose wisselde, duidde aan, dat zij ook geen doel getroffen had.

Sir Ralph hield den brief nog steeds onopengebroken in de hand.

‘Ik moet bekennen, lieve,’ sprak hij, ‘dat uwe verklaring mij al even weinig op de hoogte gebracht heeft, als Frederik, en ge zoudt mij zeer verplichten met het nader uit te leggen.’

Lady Melusine haalde de schouders op.

‘Mijn God, dat is toch doodeenvoudig!. Mevrouw Bane schreef mij voor één of twee weken, dat de tante van den hertog van Hastings haar meegedeeld had, dat haar neef in het begin van het seizoen groote jachtpartijen wilde arrangeeren, natuurlijk vergezeld van andere feesten. Lady Carlyle heeft haar de lijst van de personen, die uitgenoodigd zouden worden, laten zien, en mevrouw Bane heeft-daarbij ook onze namen opgemerkt. Dat is nu alles, want dat die brief de uitnoodiging bevat, hoef ik er toch zeker niet bij te voegen.’

Na deze woorden liet Lady Melusine zich in haar leunstoel vallen en begon ijverig haar rose vingertjes te bestudeeren.

Intusschen had Sir Ralph den brief geopend en gelezen. ‘Je vermoeden heeft je niet bedrogen, Melusine,’ sprak hij. ‘De hertog van Hastings noodigt ons en Frederik uit, de aanstaande jachtpartijen en de daaraan verbonden feestelijkheden bij te wonen, - tot weder-aanknooping van de oude betrekkingen, die zijn vader zoo lief en dierbaar waren, zooals hij schrijft. Mevrouw Bane heeft er dus niet veel mee te maken, vindt ge wel?’

Lady Melusine hief het schoone hoofd een weinig op, en haar schitterend oog vast op den baronet gericht, sprak zij, zichtbaar in spanning en met bevende stem:

‘Nu, ge moogt u wel tot den strijd uitrusten.’

‘Vraagt ge dat nog?’ vroeg Sir Ralph verbaasd, ‘ik dacht dat ge al even vast besloten waart, als ik! Ik zal den hertog natuurlijk hartelijk moeten bedanken voor zijn vriendelijkheid; wat Frederik betreft, die zal de invitatie wel moeten aannemen!’

‘Stellig, Papa,’ sprak de kapitein toestemmend, ‘want ofschoon Hastings ouder is dan ik, waren wij vóór mijn vertrek naar Indië altijd goede vrienden. Toen leefde de oude hertog nog en Charles Hastings heette nog Lord Carlyle!’

‘Zeer interessant, inderdaad! Alsof we dat niet allen wisten,’ zei Melusine op spottenden toon - tot haar stiefzoon sprak zij altijd op die wijze. En zich tot den baronet wendend, ging zij voort:

‘Ik zou u willen vragen het antwoord aan den hertog anders in te richten, want ik heb het stellige voornemen de jachtpartijen en de overige festiviteiten bij te wonen.’

Sir Ralph liet zijn hand met den brief erin van de leuning van zijn stoel glijden, en richtte zijn mooi donker oog verbaasd op zijn echtgenoote.

‘Ik hoop toch dat ge schertst, Melusine!’

‘Ik? Waarom? Ik denk er niet aan!’ antwoordde zij koel. ‘Ik heb het u gezegd en ik herhaal het; ik wil de feesten op Hastings-Castle bij wonen! Het is onverantwoordelijk van u, mijn jeugd binnen deze vervallen muren te begraven, Ralph!’

De baronet richtte weemoedig den blik op den grond.

‘Uw verwijt treft mij zeer onrechtvaardig, Melusine,’ sprak hij langzaam; ‘want gij hebt geweten, welk leven u wachtte, toen gij mijn hand aannaamt!’

‘Ja, het was een’ ondoordachte daad,’ sprak zij bitter.

Bij deze woorden verspreidde zich over het bleeke gelaat van Sir Ralph een donkere gloed; hij stond haastig op en liep een paar malen zenuwachtig de hal op en neer. Toornig vertrokken zich zijn edele trekken, toen hij zei:

‘Toen ik ruim een jaar geleden de dochter van mijn vriend, die zonder huisvesting en middel van bestaan was, te Hereford-House onder dak bracht en haar door den goeden ouden klank van mijn naam, ingeval ik kwam te sterven, een zelfstandige positie bezorgde, had ik niet verwacht dit later een ondoordachte daad te hooren noemen. Op mijn leeftijd overlegt men zulke zaken rijpelijk. Melusine, ge hebt mij veel verdriet gedaan!’

Zij haalde koel de schouders op.

‘Gij hebt mij verkeerd begrepen,’ antwoordde zij zonder eenige ontroering; ‘niet gij hebt verkeerd gehandeld, maar ik, en ik herhaal, het is onrechtvaardig mij hier mijn jong leven te laten verslijten zonder dat iemand mij ziet. Ik wil mij in de wereld vertoonen en moet het leven eindelijk genieten en in volle teugen zijn vreugde drinken, éénmaal, ach, slechts éénmaal! Hoe heerlijk, als allen mij bewonderen en mijn schoonheid prijzen zullen; want dat ik mooi ben, zeggen mij dagelijks de verweerde spiegels van Hereford-House. Daarom wil ik de vreugde, die de wereld aanbiedt, genieten, eer het te laat is en mijn schoonheid verwelkt. Wij gaan naar Hastings-Castle, Ralph! Hoe verlang ik er naar, weer eens een jachtpartij mee te maken, weder op den rug van een goed paard voort te snellen, weer een karwats in de hand te houden, zooals ik dat vroeger in mijn Schotsche Hooglanden gedaan heb. Schud maar niet met het hoofd, Ralph, ik ben er nu eenmaal niet toe geschapen om de Engelsche huisvrouw uit te hangen. Ik heb werkelijk in de verste verte niet begrepen welk een treurig lot het voor een jong, levenslustig meisje is, Lady Hereford te heeten.’

Sir Ralph had zijn wandeling door de hal nog niet opgegeven. Bij Melusine's laatste opmerking schoot hem weer het bloed naar het voorhoofd en ook Frederik kon niet nalaten een afkeurend woord te doen hooren. Lady Melusine wendde zich snel naar hem om; hare oogen schoten vonken en de kleine, roode lippen trokken zich trotsch samen, terwijl zij sprak:

‘Woudt ge iets zeggen, mijnheer Frederik Hereford?’

‘Ik? Om u te dienen, Mylady - ik had bijna iets gezegd!’

[pagina 212]
[p. 212]

antwoordde Frederik met kwalijk bedwongen ergernis. ‘Ik zou bijna geneigd zijn u mijn diepgevoelden dank te betuigen voor uwe lieve opmerkingen, onze familie en omstandigheden betreffend!’

‘Ik heb volstrekt uw meening niet gevraagd, mijnheer Frederik,’ antwoordde Lady Hereford bits en voegde erbij: ‘Ik meende, dat als iemand het recht had, hier aanmerkingen te maken, dat ik het was! En nu wensch ik dat er een eind komt aan dit weinig verkwikkelijk gesprek. Ralph, het blijft er dus bij - wij gaan naar Hastings-Castle!’

De baronet zuchtte diep en zwaar.

‘Melusine,’ zei hij ten slotte treurig, ‘gij weet zelf het best, welk een pleizier het mij doen zou, ja, hoe het mijn hartelijke wensch is, u een leven aan te bieden overeenkomstig uw rang en stand, u in gezelschap van menschen te brengen, die u bewonderen en verwennen kunnen - maar ge kunt toch niet vergeten zijn, om welke reden dat alles niet gebeuren kan. Gij weet, hoe onze omstandigheden veranderd zijn, dat onze finantieele toestand ons slechts het eenvoudigste, teruggetrokkenste leven gedoogt, en zelfs de kleinste bizondere uitgave ons ontzegd is!’

‘Nu,’ vroeg Melusine met voorgewende kalmte, ‘wat volgt daaruit?’

‘Wat daaruit volgt?’ herhaalde Sir Ralph zeer verbaasd. ‘Mijn God, Melusine, dat is toch nogal duidelijk. Of zal ik je nogmaals in harde woorden moeten herhalen, dat ik er het geld niet toe bezit, om de in ieder geval zeer hooge kosten van zulk een reis te kunnen bestrijden?’

‘Och, nonsens,’ sprak Melusine losjes weg, hoewel een hoogrood haar schoon gelaat bedekte. Toen beet zij zich op de lippen, en keek den baronet van uit de hoogte aan - zij scheen zich voor den in aantocht zijnden strijd te willen wapenen.

‘Ge denkt heel makkelijk over dit punt, my dear,’ sprak de baronet, ‘maar ik kan je de verzekering geven, dat het bestaat, en werkelijk de grootste hinderpaal is. De reiskosten nog niet meegerekend, die ook zoo hoog niet zijn, zullen er nog groote uitgaven noodig zijn voor het aanschaffen van uwe toiletten, want niettegenstaande onze armoede zou ik liever willen dat de echtgenoote van den baronet Van Hereford ver van alle feesten verwijderd bleef, dan dat zij niet volgens haar rang en stand gekleed zou zijn!’

‘Ja, natuurlijk,’ antwoordde Melusine, ‘ik kan alleen volgens de laatste mode gekleed in Hastings-Castle verschijnen, en niet met de ouderwetsche kleeren, die ik dragen kan hier, waar niemand mij ziet. Daar ik evenwel al eenigen tijd wist, dat wij de uitnoodiging zouden ontvangen, heb ik de gelegenheid gehad, mij voor te bereiden. Ik heb namelijk bij den heer Butterby, den hofkleermaker in Londen, dadelijk na ontvangst van mevrouw Bane's brief een serie diner-, soirée-, bal- en negligé-toiletten besteld, een rijkleed en de noodige mantels niet te vergeten. Ge ziet dus, Ralph, daarvoor is gezorgd, en alleen uwe toezegging aan den hertog is nog maar noodig.’

Lady Melusine had dit alles op luchtigen, onverschilligen toon gezegd; zij had daarbij met haar slanke witte vingers gespeeld, en kon op die wijze niet de verbaasde blikken zien, die door zes oogen op haar rustten.

‘Ze is gek geworden,’ mompelde Frederik niet zeer galant. Mary-Rose schudde alleen het lieve kopje en wierp een schuwen, angstigen blik op den baronet.

‘Het was beter, dat zij nooit op Hereford-House ware gekomen,’ dacht zij misschien voor de honderdste maal met betrekking tot Mylady; maar zij zweeg, zooals altijd, als Melusine aanwezig was.

‘Melusine, gij spreekt toch zeker in scherts? Want ik kan niet aannemen, dat alles wat ge gezegd hebt, u ernst is,’ sprak eindelijk de baronet, het zwijgen verbrekend.

‘Waarom niet?’

‘En dat, ofschoon ge weet, hoe het met ons gesteld is? O, Melusine, wat brengt ge ons met je lichtzinnigheid in verlegenheid en zorgen.’

‘'t Zou wat, en dat alles om een paar kleedingstukken,’ viel Melusine uit. ‘De hoofdzaak is eigenlijk, dat ik het leven hier moe ben, en mij amuseeren wil!’

De baronet zuchtte.

‘Je overhaaste handelwijze zal je nu noodzaken, je bestellingen in Londen af te zeggen,’ sprak hij.

‘Afzeggen - hoe kom je er bij!’ riep Mylady boos uit; ‘zoo kan ik mij toch niet laten blameeren!’

‘De rekeningen zullen verbazend hoog zijn,’ bracht Sir Ralph kalm in het midden, ‘en ik bezit niet de middelen om ze te betalen.’

‘Toch wel! - Ge kunt en zult ze betalen!’

‘Ik weet werkelijk niet, op welke wijze dit zou kunnen geschieden,’ ging de baronet nog steeds kalm voort. ‘Of ik de rekeningen betalen zal is nog de vraag, daar gij ze zonder mijn voorkennis gemaakt hebt, - en dat ik ze niet betalen kan weet gij evengoed als ik.’

‘Gij kunt het wel, zeg ik,’ antwoordde Melusine zeer scherp.

‘Zoudt ge mij dan willen zeggen, hoe ik dat moet aanleggen?’

‘Stellig! Verkoop de tot Hereford behoorende eiken allee! Ik heb den pachter Manor hooren zeggen, dat zij wel tienduizend pond waard is!’

‘Ik de eiken-allee verkoopen, de oude Hereford-eiken? O, mijn God, moet het zoover komen!’

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken