Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 217]
[p. 217]

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 212.)

‘Papa, ik hoop, dat ge het niet zult doen,’ riep Frederik zeer opgewonden uit; ‘het kan slechts een aardigheid van Mylady zijn, als zij er van spreekt de Hereford-eiken te verkoopen!’

‘En wat hebt u er wel op tegen, mijnheer Frederik?’ vroeg Melusine uit de hoogte.



illustratie
groothertog frederik frans van mecklenburg-schwerin en het groothertogelijk slot te schwerin. (Zie blz. 222.)


‘Wat ik er tegen heb? Mijn God, Mylady, ik heb er toch het meeste belang bij, dat de bezittingen van mijn voorvaderen in den toestand blijven, waarin zij altijd geweest zijn; wanneer men de eiken wegneemt, zou men ze van haar eenige uiterlijke bekoorlijkheid, haar schoonsten sieraad ontdoen. Bovendien - gij weet, er knoopt zich voor de Herefords een - laat ik het sage noemen - aan deze oude eiken vast, een familie-sage, die ons verbiedt de boomen te vellen.’

Lady Melusine haalde met veel geringschatting de schouders op. ‘En een sage, een phantoom liever gezegd, houdt mannen van den leeftijd van mijn gemaal en zijn zoon terug, om zaken te verkoopen, welker opbrengst zou kunnen strekken om het vervallen dak boven hun hoofden te herstellen? Inderdaad, een zeer overdreven piëteit,’ sprak zij, ‘en ik betwijfel nog, of het dien naam wel verdient. En wat zegt deze traditie der Herefords?’

‘De traditie der Herefords zegt,’ antwoordde Frederik, ‘dat de eiken bestemd zijn te blijven staan waar zij groeiden, tot in eeuwigheid, of totdat een hoogere macht hun

[pagina 218]
[p. 218]

stammen buigt. Degene der tijdelijke bezitters, die zelf de hand slaat aan deze overoude heilige bezitting, zal een onnatuurlijken dood sterven!’

Na deze woorden was het in de oude hal zeer stil geworden. Waarschijnlijk hechtte Sir Ralph niet onvoorwaardelijk geloof aan de overlevering, maar zij bestond nu eenmaal en was door de Herefords steeds in eere gehouden. Mylady was de eerste, die het stilzwijgen verbrak.

‘En tot op den huidigen dag toe waren alle baronets van Hereford zoo dwaas, aan dezen onzin te gelooven?’ sprak zij.

‘Het beste antwoord hierop is, dat de eiken nog staan, Mylady,’ antwoordde Frederik.

‘Dan wordt het nu tijd,’ riep Melusine levendig uit, som met die oude dwaasheden te breken, Ralph! Toon, dat ge een kind van de verlichte negentiende eeuw zijt, dat door zulk dom bijgeloof niet kan en mag afgeschrikt worden. Laat de Hereford-eiken vellen, en laat van het geld, dat zij opbrengen, betere dagen voor ons aanbreken! Volg mijn raad!’

‘Doe het niet, Papa,’ smeekte Frederik, ‘houd de traditie van ons geslacht in eere; wel is waar - konden wij het geld goed gebruiken - ik ook - maar wij zijn er tot nu toe gekomen, en wij zullen er ook wel verder komen!’

Sir Ralph weerde de beide partijen met de handen af. Zijn gelaat stond bedrukt, en niet zonder reden.

‘Heb geen zorg, Frederik,’ sprak hij kalm, maar vol bitterheid, ‘ik zal de tradities van ons huis niet schenden, om de vrouw, die haar huwelijk met mij een ondoordachte daad genoemd heeft, in fluweel en zijde te kleeden. De Hereford-eiken zullen niet geveld worden!’

De baronet had met groote beslistheid gesproken.

Bij zijn woorden vlamde er in Mylady's oogen een bijna roode gloed en snel verhief zij zich van haren zetel.

‘Ik heb het voorzien,’ sprak zij koel en uit de hoogte, ‘ik heb het voorzien, dat deze bijgeloovige onzin te vast in uw en mijnheer Frederik's hoofd ingeworteld zit, om in staat te zijn, ze door woorden er uit te verdrijven. Ik heb het geweten en daarom mijn maatregelen genomen. De Hereford-eiken zullen vallen, want ik heb ze verkocht! Verstaat ge mij, Ralph? Verkocht aan onzen buurman, den heer Huntley. Hij heeft den prijs betaald, dien pachter Manor bedongen heeft.’

Een diepe, angst aanjagende stilte volgde op deze woorden. Sir Ralph's wit gelaat was nog bleeker geworden, en zijn hand omvatte krampachtig de leuning van zijn stoel, terwijl zijn oogen strak op zijn vrouw gericht bleven.

‘Melusine, gij liegt’ - bracht hij er eindelijk met moeite uit.

‘Ik lieg nooit - liegen is laf,’ antwoordde zij kortaf.

‘Dat is toch wat al te kras,’ bracht Frederik ongegeneerd in het midden, voor welke woorden Melusine een onbeschrijfelijkén blik op hem richte.

Sir Ralph bewaarde het stilzwijgen. Hij had de oogen met zijn hand bedekt en zijn ademhaling was moeilijk. Eindelijk hief hij het hoofd op.

‘Deze verkooping is van nul en geener waarde,’ sprak hij luid, ‘van nul en geener waarde, want zij heeft plaats gehad zonder mijn toestemming. Gij wilt dat den heer Huntley wel meêdeelen, Frederik.’

De kapitein wilde antwoorden, maar vóór hij zoover kwam, was Melusine in een luid, tegen haar gewoonte in zeer onmelodieus lachen uitgebarsten.

‘Alsof ik zoo dom zou geweest zijn, mij tegen dit geval niet te wapenen,’ riep zij spottend uit. ‘Neen, mijn goede Ralph, de verkoop heeft geheel volgens de wet plaats gehad. Zoudt ge dan denken, dat ik zoo dwaas zou zijn, daar niet vooruit naar te informeeren? Er bestaat geen stuk, dat het bezit van Hereford-House onaantastbaar maakt. Een bewijs daarvoor zijn de onlangs verkochte landerijen. Toen ge met mij getrouwd zijt, hebt ge mij uitdrukkelijk tot medebezitster van uw eigendommen gemaakt, - dat geeft mij het recht, den ouden vermolmden stoel, waarop ik zooeven zat, zonder ruggespraak met u te verkoopen, even goed als de eiken. Het koopcontract is heden door mij onderteekend en mijn handteekening is door de onvoorzichtige bepalingen, bij ons huwelijk gemaakt, even geldig als de uwe. De heer Huntley zal morgen komen, om het geld uit te betalen. En ik verzoek u mij in het vervolg voor niet zoo dom te willen aanzien - Melusine Holwell heeft misschien een betere school doorloopen dan ge wel denkt.’

Sir Ralph sprak geen woord; hij was in zijn stoel neergezonken en staarde voor zich uit, en het bitterste van alle gevoelens, het berouw, kwam voor de eerste maal in zijn hart op; berouw over zijn eigen dwaasheid, die hem verleid had, de blonde vrouw daar in zijn huis en daarna in zijn hart genomen te hebben.

Frederik was zeer toornig opgesprongen.

‘Bij God, Mylady,’ riep hij opgewonden uit, ‘ik weet op 't oogenblik niet, welke woorden te bezigen om uitdrukking te geven aan uwe woorden en uwe handelingen. Wilt ge dan mijn vader dooden? Ik loop dadelijk naar mijnheer Huntley en zal hem zeggen dat gij mijns vaders toestemming tot dezen verkoop niet gevraagd, dus ook niet gekregen hebt! Want ge kunt niet loochenen, dat mijn vader bezitter is van Hereford-House en als zoodanig om toestemming gevraagd had moeten worden. Huntley is een eerlijk mensch, en zal dus zelf wel zoo verstandig zijn, dit vervloekte koopcontract te verscheuren!’

‘Zoo? En wil je dat werkelijk doen?’ sprak Melusine hoonend; ‘ik zeg je, het zal niet gebeuren, de Herefordeiken zullen vallen, om mij in de gelegenheid te stellen slechts éénmaal in mijn leven in de groote wereld te schitteren. Zwijg, Frederik,’ siste zij, toen de kapitein haar in de rede wilde vallen, ‘zwijg, zeg ik je! Ge kunt je gang gaan; als je er lust in hebt, ga er heen, maak mij en je ouden vader voor de geheele wereld belachelijk, stel mij maar aan de kaak, door te zeggen, dat ik geen recht had tot dezen verkoop - bazuin het overal rond, dat de oude goede Sir Ralph zijn meerdere gevonden heeft in zijn jonge vrouw, dat zij hem voor den gek houdt!’

Nogmaals lachte Melusine luid en onharmonisch en danste toen de hal uit.

Frederik was als versteend blijven staan, hij voelde maar al te wel, dat Mylady gelijk had, en schaamde zich dat het zoo was.

‘Wat een ellende heeft zij over ons gebracht, en zal zij nog over ons brengen!’ dacht hij met verbittering, een schuwen blik werpend op de ineengedoken gestalte zijns vaders.

Nadat Mylady zich verwijderd had, was Mary-Rose van haren stoel opgestaan, en liep naar Sir Ralph toe, gevolgd door Frederik's oogen, die bij het zien van het fijne figuurtje met het donkere kopje dadelijk veel vroolijker stonden.

‘Wees maar niet verdrietig, goede, lieve man, wij zijn er ook nog, en houden veel, o, zooveel van u!’

Maar Sir Ralph antwoordde niet; hij maakte slechts een afwerende handbeweging - hij wilde alleen zijn met zijn smart, zijn zorgen en zijn berouw. Frederik wenkte Mary-Rose en ging met haar in den tuin.

‘Wij hadden het hier allen veel beter, eer de fee Melusine haar Schotsche Hooglanden verliet,’ sprak hij somber, en voegde erbij: ‘Arme kleine Mary-Rose, ook jou dagen zijn lang niet prettig onder haren gestrengen schepter!’

‘O, bekommer je daarom niet, Frederik,’ antwoordde Mary-Rose zacht, ‘ik verdraag haar luimen, want je vader is even lief voor mij als vroeger, en,’ voegde zij er lachend bij, ‘gij hebt mij immers lief!’

Frederik boog zich tot haar over, en drukte een kus op haar voorhoofd.

‘Ik wilde wel, dat de omstandigheden mij veroorloofden

[pagina 219]
[p. 219]

de kleine Mary-Rose tot mevrouw Frederik Hereford te maken,’ sprak hij liefdevol, en zijn eerlijke oogen glansden.

Mary-Rose reikte hem zwijgend de hand.

Toen Frederik eenige jaren geleden Hereford-House verliet, was Mary-Rose, die van Sir Ralph den naam van Trouvée (vondeling) gekregen had, nog maar een eenvoudig schoolmeisje geweest, maar toen hij terugkwam vond hij in haar het ideaal, zooals hij het zich had voorgesteld. En zij? Ook zij had aanleiding genoeg om den knappen kapitein lief te hebben. In stilte hadden zij elkaar trouw beloofd, en Frederik hoopte, als hij eenmaal den rang van majoor behaald had, den te verwachten tegenstand van zijn vader te kunnen overwinnen, en de kleine bevallige Mary-Rose Trouvée naar het altaar te kunnen geleiden.

II.

Hastings-Castle was een prachtig landgoed, den rang eens hertogs volkomen waardig. Zijn voorgevel en drie zijvleugels, welke laatste van torens voorzien waren, dagteekenden uit den tijd van koningin Elisabeth, onder wier regeering men de kunst van bouwen in Engeland nog verstond.

Natuurlijk bevatte dit prachtige gebouw, in Tudor-stijl opgetrokken, een reeks van vertrekken, zalen en van zulke kamers, die er op berekend zijn gasten te ontvangen; - de laatste hertog van Hastings had het evenwel nog noodig geoordeeld aan het gebouw een vleugel in modernen stijl toe te voegen, vóór hij Miss Isabella Mount-Severn als gemalin in zijn huis voerde, want volgens zijn meening bood het oude landgoed niet dat comfort en die gemakken aan, welke voor kinderen uit de negentiende eeuw onmisbaar zijn.

Vóór den voorgevel van het slot spreidde zich een reusachtig, smaragdgroen grasveld uit, waarop fonteinen haar helder water in hooge stralen in de lucht spoten, en waar altijd nog voldoende plaats overbleef voor croquet- en lawntennisspelen. Achter het slot verhief zich het prachtige, zorgvuldig aangelegde park, dat tot aan de uitgestrekte bosschen doorliep, en deze laatsten juist maakten de bezitting beroemd.

Hertog Henry von Hastings rustte nu reeds jaar en dag in het familiegraf der overoude, schilderachtige, met linden omgeven parochiale kerk, die bij het slot behoorde; ook zijne vrouw was aan een hardnekkig borstlijden overleden, en Hastings-Castle was met zijn titels en revenuen overgegaan op Lord Charles Carlyle, den eenigen zoon en erfgenaam van den overledene.

Hertog Charles bewoonde Hastings-Castle eigenlijk slechts gedurende den jachttijd, terwijl zijn tante, Lady Carlyle, de zuster van den voriger bezitter, een oude, ongehuwde dame, er zich voorgoed gevestigd had, eensdeels op uitdrukkelijk verlangen van haar neef om het bestuur van het huishouden waar te nemen, maar ook uit oudergewoonte.

In de herfstmaanden werd Hastings-Castle druk door de gasten van den hertog bezocht. Er hadden dan groote jachtpartijen plaats, die vergezeld gingen van diners, bals en andere festiviteiten, welke een groote aantrekkelijkheid vormden voor de vereerders van Hastings-Castle, te meer daar de hertog als een aantrekkelijke persoonlijkheid bekend stond en zijn gastvrijheid wijd en zijd beroemd was.

Natuurlijk stelde men deze deugden op hoogen prijs en maakte men er een ruim gebruik van, want zelfs gedurende de wintermaanden, die de hertog doorgaans in Londen of in een der hoofdsteden van het vasteland doorbracht, huisvestten de muren van het Tudor-slot dikwijls een menigte gasten, die dan het vrije gebruik hadden over de welvoorziene bibliotheek, den stal, en iederen avond bij de thee het gezelschap opzochten van Lady Carlyle.

Nu was het herfst en Hastings-Castle wemelde van gasten, wier hoofdbestanddeel gevormd werd door den adel van het land, maar ook het leger en de marine, evenals het corps diplomatique benevens eenige sportlustige en wetenschappelijke mannen waren er vertegenwoordigd.

Ook Sir Ralph Hereford van Hereford-House was met lady Melusine en Frederik Hereford met veel bagage op Hastings-Castle aangeland; Mary-Rose was zelfs ook meegekomen, maar werd niet officieel tot de gasten gerekend, want niettegenstaande haar uitgebreide kennis en voorname verschijning, nam zij de plaats in van Lady Hereford's kamenier - zij was immers maar een vondeling, en verstond zoo goed de kunst met haar fijnen smaak de prachtigste toiletten te arrangeeren en te veranderen, - om kort te gaan, Lady Melusine had het met flauwten en kuren zoover weten te brengen, dat Mary-Rose meeging om haar te bedienen.

Na deze gebeurtenis was het tusschen Mylady en Frederik tot een openlijke breuk gekomen. De laatste verzette er zich tegen, dat Mary-Rose als een bediende behandeld zou worden, nadat men haar van kindsbeen af als een dochter des huizes beschouwd had; maar Sir Ralph wist geen woorden meer te vinden tegenover de eigenmachtige handelingen der ‘Schotsche bergfee’, want berouw over hetgeen niet te veranderen viel had zijn wil gebroken, zijn geest terneergedrukt. O, in den eersten tijd van zijn tweede huwelijk was alles goed gegaan, totdat - ja, totdat de uitnoodiging van den hertog van Hastings was gekomen, en - de eiken van Hereford onder de bijl moesten vallen.

Mary-Rose had met de haar eigene verdraagzaamheid zich naar de bevelen van Mylady geschikt, ofschoon Frederik er tegen te velde trok, en zijn ergernis zelfs in tegenwoordigheid van Melusine niet kon inhouden.

‘Houd je kalm, Frederik,’ had zij gesmeekt, ‘zoolang zal het niet meer duren of ik moet het dierbare Hereford-House toch verlaten, om onder vreemden, die mij niet lief zullen hebben, mijn eigen brood te verdienen, Laat ik mij dus maar oefenen in de dienstbaarheid - de kuren van Mylady zijn een harde, maar ook tevens misschien een zeer goede leerschool voor mij.’

‘Dat zal nooit gebeuren,’ had hij geantwoord, ‘mijn toekomstige vrouw kan nooit de dienares mijner stiefmoeder zijn.

Maar hoe Frederik ook tegenwerpingen maakte, ging Mary-Rose toch mee naar Hastings-Castle. Mylady had het zich nu eenmaal in het hoofd gezet, gedeeltelijk omdat Mary-Rose haar werkelijk van nut was, maar gedeeltelijk ook om Frederik, die een lang zondenregister bij haar had, te ergeren, want zij had de heimelijke verloving dier beiden reeds lang doorzien. De schoone vrouw met den gouden stralenkrans om het bevallige hoofdje bezat een groote mate van eigenzinnigheid, vermengd met een niet gering deel boosaardigheid.

De familie van Hereford-House was dus op Hastings-Castle aangeland en Mylady had een reeks van kamers betrokken, welker kostbare moderne inrichting een des te grooter contrast vormde met de verschoten en vervallen pracht van Hereford-House.

‘Dit is eerst een goede omgeving voor mij, waar mijn schoonheid eerst juist tot zijn recht komt,’ dacht zij hardop, als zij een kamer betrad, niet lettende op de aanwezigheid van haren echtgenoot. Maar Sir Ralph was aan deze onaangename manier van optreden reeds zoo gewend, dat hij bij deze nieuwe onverholen verwijten, zijn armoede betreffende, eenvoudig de schouders ophaalde, al blij als deze verwijten niet direct aan hem persoonlijk gericht waren.

Bij den aanvang van het seizoen had men op Hastings-Castle een gast aangetroffen, die er dikwijls te zien was, inderdaad zoo dikwijls, dat men hem eigenlijk als een bewoner van het slot kon rekenen.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken