Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 249]
[p. 249]

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 243.)

Lady Melusine bevond zich den geheelen dag door in een vreeselijke onzekerheid, want zij wist niet of haar echtgenoot den hertog reeds naar hun vroegere verstandhouding gevraagd had, en haar trots verbood haar hem zelve er over te spreken. Sir Ralph bleef tegenover haar dezelfde als reeds sedert eenige weken, koel en vriendelijk - de hertog was ongedwongen als altijd; hadden

illustratie
MEVROUW MAC-KINLEY.
Echtgenoote van den President der Vereenigde Staten van Noord-Amerika.


zij elkaar dus reeds gesproken?

Melusine had, om in deze zaak zekerheid te hebben, een koninkrijk willen geven als zij het bezeten had; nu moest zij evenwel haar geduld oefenen en hield zich lachend en schertsend bezig met de toebereidselen voor het groote ‘herfstfeest’ zooals men het op Hastings-Castle noemde.

Het weer was er als voor geknipt. Het was warm geweest, de avond zoel en de hemel vol sterren, wat ook voor de jacht heerlijk weer beloofde. Het diner, dat als inleiding tot het feest diende, was afgeloopen en het gezelschap begaf zich in het park, dat werkelijk een sprookjesachtigen aanblik opleverde, want de kruinen der boomen wemelden van lampions in allerlei vorm en kleur, en kunstig saamgestelde poorten, op eerebogen gelijkend, spanden zich uit over de smalle en breede lanen, aan alle kanten licht uitstralend.

Midden in het park, op een groot grasperk, was als door tooverslag een reusachtige tent verrezen, bewaakt door goden- en drakenbeelden, een tent, gemaakt uit zware, met goud doorstikte stoffen, waarover de keizer van China zich niet zou hebben behoeven te schamen.

Binnenin was de tent met tapijten belegd; lage, zachte rustbanken waren langs de wanden verspreid en drie lampen van Chineesch porselein verlichtten de prachtige ruimte. Middenin stond een groote tafel met kopjes en bouilloir, bestemd voor degenen, die hun theeuurtje niet missen wilden. De aanwezige dames smaakten afwisselend het genoegen de honneurs aan de theetafel waar te nemen.

Melusine was heden schooner dan ooit, haar oogen straalden en, gehuld in het geheel nieuwe toilet, dat haar prachtig kleedde, behaalde zij zooveel triomfen, dat zij er zelve eenigszins van bedwelmd werd. Haar slanke gestalte kwam heerlijk uit in de japon van zacht rose zijde, doorwerkt met zilveren rozenguirlandes. Kostbare Venetiaansche kant, een erfdeel harer moeder, kwam te voorschijn uit den hoekig uitgesneden hals der japon en de wijde mouwen; een paar prachtige la france rozen staken in de ceintuur en een volle krans van dezelfde bloemen prijkte in het blonde haar; zij geleek heden meer dan ooit op de prinses uit een feeënsprookje. Wel vielen er afgunstige blikken op de stralende, verleidelijke schoonheid, maar juist dat maakte dat zij zich hooger oprichtte en het bevallige kopje trotscher in den nek wierp. Wanneer het ooit in haar plan gelegen had gehuldigd en aangebeden te worden, dan was het heden het geval, en op menig lief meisje werd om harentwil geen acht geslagen.

‘Mijn schoone stiefmoeder geeft ons heden een komeet te zien; zij is de ster en haar aanbidders vormen den staart,’ merkte Frederik op, toen hij toevallig eens naast den hertog kwam te staan.

Deze knikte.

‘De Schotsche bergfee zegeviert over alle schoonheden van Oud-Engeland,’ placht Sir Robert Mount-Severn vol enthousiasme te zeggen, en hij moest het weten, want hij had altijd gegolden als een echte kenner van vrouwelijk schoon.

‘Ik wou dat ze in haar Hooglanden gebleven was of daar waar de peper groeit,’ waren Frederik's niet zeer galante gedachten bij deze loftuitingen, en wel bizonder als hij er over peinsde, dat het Mary-Rose geweest was, wie de aan ondank rijke taak was opgedragen Mylady te kleeden; deze gedachte alleen maakte den wakkeren kapitein bestand tegen de verlokkende schoonheid van Melusine en bovendien wel een weinig onrechtvaardig.

‘Ik zou wel willen dat zij zich eens zoo diep voor Mary-Rose zou moeten buigen als voor een koningin,’ besloot Frederik zijn gedachtengang, maar het zou wel bij dezen wensch blijven, want hij kende maar al te goed Mylady's weergaloozen trots.

De laatste bewoog zich stralend over hare triomfen, nu

[pagina 250]
[p. 250]

hier dan daar, en maakte het cijfer van haar morgen te veroveren jachtbuit tot het onderwerp van menige weddenschap met de heeren, die haar voortdurend omringden en die het in het geheel niet vreemd schenen te vinden dat de schoonste vrouw uit het gezelschap zich in hun kring teruggetrokken had. Dat zij coquet was, daarover waren de dames het eenparig eens, maar het was ook lang niet aangenaam door een zoo plotseling opgedoken schoonheid verduisterd te worden. Bovendien hebben de dochteren Eva's spoedig haar oordeel gereed waar het betreft een schoone, gevierde medezuster; zonder zich behoorlijk den tijd te laten om na te gaan of dat oordeel wel gerechtvaardigd is. In zulk een omgeving is zij er het beste aan toe, die zich aan de kleine hatelijkheden niet ergert, en ze eenvoudig over het hoofd ziet. Deze filosofie huldigde ook Lady Melusine, want zij bekommerde zich in 't minst niet om de afgunstige blikken, die van alle kanten op haar geworpen werden - zij zou ook veel te veel te doen gehad hebben, had zij zich hieraan willen storen.

't Was in de Indische tent zeer warm geweest, toen zij de plichten van gastvrouw aan de theetafel had overgenomen; zoo spoedig mogelijk gaf zij ze dus aan een andere dame over en sloop naar buiten, om in de buitenlucht wat af te koelen, want de hitte stond haar volstrekt niet aan. Zij had een licht doekje over den arm geworpen, voor het geval het kouder mocht worden, en zonder door iemand gezien te worden, bereikte zij een slechts schaars verlichte plek.

Met volle teugen ademde zij de koele lucht in, en waaide ze zich met haar waaier toe, toen zij plotseling stemmen achter zich hoorde. Om niet opgemerkt te worden verborg zij zich snel achter een struik bloeiende spirea en ontwaarde den hertog, die met Lady Carlyle aan zijn arm langzaam kwam aangewandeld.

‘'t Is hier koeler en stiller,’ merkte de oude dame op, terwijl zij plaats nam op een tuinbank die vóór het struikgewas stond. ‘Het gewoel der gasten is onverdraaglijk, althans voor mijne zenuwen.’

‘Rust hier dan een beetje uit, tante,’ antwoordde de hertog, terwijl hij een steun zocht tegen een boom tegenover Lady Carlyle en een sigaret aanstak; ‘ik houd u graag gezelschap.’

‘Ik dank je, Charley, het is heel hartelijk van je.’

Hierna ontstond eene kleine pauze, gedurende welke Melusine nauwelijks dorst ademhalen, uit vrees van ontdekt te worden.

Eindelijk begon de oude dame weer te spreken.

‘Charley’, zei zij op onvasten toon, ‘Charley, het bestuur over Hastings-Castle wordt mij met den dag zwaarder, het doet mij meer en meer aan; ik zou graag willen, dat je eindelijk eens over trouwen dacht, opdat je vrouw mij dien last van de schouders kan nemen!’

‘Uw lievelingsgedachte, tante Anne,’ antwoordde de hertog lachend.

‘Je kunt wel gelijk hebben. Ik zou het werkelijk graag willen, dat ge een meesteres op Hastings-Castle bracht.’

‘Gij vervult anders uw plichten zeer goed,’ merkte de hertog aan.

‘Dat kan wel zijn - in alle geval doet het mij pleizier, dat ge tevreden zijt, maar, werkelijk het wordt mij te zwaar. Charley, ik ken een lieve, jonge weduwe, zij woont in Londen. Zoudt ge een weduwe willen trouwen?’

Het hart klopte Melusine tot berstens toe - zij kende de eeuwigdurende huwelijksplannen van Lady Carlyle voor haren neef - zou hij er ten laatste niet voor bezwijken?

‘Waarom zou ik geen weduwe willen trouwen?’ antwoordde de hertog kalm, ‘maar ik dank u voor uw goede bedoelingen. Er was er op de heele wereld maar een, die - nu ja, wat komt het er ook op aan, laten wij er niet verder over spreken.’

Lady Carlyle hief zich half op, en keek haar neef doordringend aan,

‘Charley,’ sprak zij langzaam, ‘ik weet, wie die ééne is.’

‘Dat betwijfel ik, tante Anna.’

‘Het is Lady Hereford,’ sprak Lady Carlyle zeer beslist, ‘zij is het, en niemand anders. Zooals zoovele anderen heeft zij ook jou betooverd met haar blauwe oogen, haar zilveren lach, en met haar blond haar een net gesponnen, om jou er in te vangen. Wacht u voor haar, Charley, zij is een coquette.’

‘Dat is zij niet, tante.’

‘Zij is het wel, maar ge zijt te zeer verblind, om het te zien. Maar ze is Goddank gehuwd en voor u verloren!’

‘Dat is zoo, tante Anna,’ sprak de hertog langzaam, maar op vasten toon en duidelijk, ‘ze is voor mij verloren, en daarom ook zal Hastings-Castle zonder meesteres en ik ongehuwd blijven!’

‘Charley, Charley!’ riep Lady Carlyle smartelijk bewogen uit, ‘ik wilde, dat ge ze nooit gezien hadt.’

‘Gij hebt een vooroordeel tegen haar, en houdt daarom niet van haar,’ antwoordde de hertog.

‘Neen, neen, Charley, dat is het niet, zij is niet goed, heusch, zij deugt niet. En als Sir Ralph eens voorgoed de oogen sloot en zij werd weduwe, wat zoudt ge dan doen?’

‘Dan, tante Anna, zou ik trachten haar hand te verkrijgen, want mijne liefde is sterker dan uw vooroordeel. Maar dat is een dwaze gedachte. Sir Ralph is gezond en krachtig als de jongste onder ons en Melusine is zijn vrouw. God verhoede dat ooit de gedachte bij mij opkome, om naar zijn dood te verlangen.’

‘O, daarvan is geen sprake, wie zou dat wenschen?’ sprak Lady Carlyle opstaand, ‘het was slechts een gedachte zooals er bij iemand zooveel opkomen. Maar op gevaar af je boos te maken, Charley, kan ik het niet helpen mij te verheugen, dat zij voor je verloren is, hoewel ik je graag gelukkig getrouwd had gezien, al was het alléén maar omdat ik het goed met je meen.’

‘Ik weet, tante Anna, dat ge het goed met mij meent, maar ik kan het niet helpen en mijn hart geen dwang aandoen,’ antwoordde de hertog terwijl hij zijn tante den arm aanbood.

Zwijgend en langzaam wandelden zij naar de gasten en verdwenen spoedig in een kromming van den weg.

Maar eerst na eenige minuten waagde Melusine het uit haren schuilhoek te komen. Hare wangen waren doodsbleek; luid stenend viel zij voor de bank op de knieën, en de zware, rose zijden stof ruischte om haar heen en glinsterde in de verwijderde lichten.

In stomme, vertwijfelende smart wrong zij de blanke handen, maar geen traan ontrolde den blauwen oogen, slechts de mond bewoog en de lippen drukten zich in onuitstaanbaar lijden op elkaar.

Toen stond zij plotseling op en snelde voorwaarts, door boomen en struiken, onverschillig of de kostbare stof van haar japon aan de vooruitspringende twijgen en doornen hangen bleef. Diep in het park lag een stille sloot, daarheen holde zij. Voorovergebogen keek zij in het zwarte water, lang, zeer lang. Toen breidde zij de armen uit, als wilde zij in den lachenden stroom, steeds dieper en dieper boog zij zich - toen, plotseling, trok zij zich op en lachte schel, een duivelschen lach! Hoog opgericht trad zij terug van den moerassigen oever, en weer moest zij lachen, schel, hartverscheurend, afschuwelijk! Naar adem snakkend, de handen voor de ooren om de echo van haar lachen niet te hooren, bevend van angst en opgewondenheid snelde zij langs den weg vol doornen terug; toen zij voorbij den spireastruik kwam was haar een bezwijming nabij. Snel wierp zij den witten doek, die over haar arm hing, om zich heen en trok hem vast om de blanke schouders. Een minuut later bevond zij zich weer onder de gasten en de roode mond lachte overmoedig, maar een afschuwelijke trek vertoonde zich om de anders zoo gracieuse lijnen, en de blauwe oogen hadden

[pagina 251]
[p. 251]

een zeldzamen, nooit waargenomen glans, ondoorgrondelijk als die der bergfee, die tusschen hemelhooge rotswanden ligt en verschrikkelijke diepten verbergt.

IV.

Het feest in het park van Hastings-Castle had tot na middernacht geduurd; toch wekten den anderen morgen vroeg reeds vroolijke hoornsignalen de slapers, en het duurde niet lang, of degenen onder de gasten, die de jacht zouden meemaken, waren op het plein voor het slot verzameld, gereed, de wagens te bestijgen, die hen naar het jachtgebied zouden brengen. Knechts met proviandwagens waren reeds naar de verzamelplaats in het woud vooruitgereden, om bij aankomst van het gezelschap alles klaar te hebben.

Op het met bloemen bezette terras van het slot stond Melusine Hereford in het korte donkergroene jachtkostuum, hooge leeren schoentjes aan de voeten, op het blonde, hooggekrulde haar een donkergroen vilten hoedje met haneveeren, het geweer over den schouder, en deed de stevige, leeren handschoenen over de fijne blanke handen.

Haar oogen hadden den zeldzamen, ondoorgrondelijken, donkeren glans van gisteravond niet verloren, de harde lijnen om haar mond waren niet geweken, maar haar lach klonk opgewekt en vroolijk, en zij verzekerde iedereen, dat zij zich als een kind op de jacht verheugde.

Heden had alles stipt op tijd plaats, en zoo besteeg ook niemand de wagens, alvorens het sein er toe gegeven werd. Toen dit dan ook plotseling luid en schetterend weerklonk, stoven de lachende, schertsende en pratende troepen snel uiteen, de wagens reden vóór, en met meer of minder behendigheid nam ieder een plaats in.

Melusine was de eenige dame, die de jacht meemaakte, en de hertog hielp haar bij het bestijgen van het kleine manden wagentje, dat hij zelf mende, en wees haar de plaats aan zijn zijde aan.

Een rukje aan de leidsels en weg vlogen de beide Engelsche dravers, die voor den wagen stonden, in snellen draf alle anderen vooruit, naar de op vijf of zes Engelsche mijlen afstands gelegen plaats van bijeenkomst.

‘Mijn God, als ik eens zulk een mooie stiefmoeder had,’ zei Sir Robert Mount-Severn tot Frederik, met wien hij samen reed, op de slanke gestalte in den vooruitrijdenden wagen wijzend.

‘Hm,’ deed Frederik, en het was niet moeilijk uit te maken dat hij met dit geluid wilde beduiden, dat hij zoo'n geluk niet te benijden vond.

Sir Robert lachte en voegde er op spottenden toon bij: ‘Je verrukking schijnt niet zoo groot te zijn, maar ik wil wedden, dat, als ge op Hereford-House geweest waart toen Mylady er nog als Miss Holwell vertoefde, ge wel getracht zoudt hebben haar tot uw bruid te maken.’

‘Zoo? Meent ge dat? Ik niet, Sir Robert,’ antwoordde Frederik met ongeveinsde kalmte.

‘Luister eens, mijnheer Hereford, ge moet wel blind zijn om zooveel schoonheid niet te zien,’ merkte de oom van den hertog op, terwijl hij zijn martiale snor opdraaide.

‘Smaken verschillen,’ sprak Frederik, de schouders ophalend, ‘en ik houd nu eenmaal niet van deze algemeen bewonderde schoonheden met een gouden stralenkrans om het hoofd, vooral niet wanneer men overtuigd is dat zich daarachter een duiveltje verbergt.’

‘Laster, niets dan laster,’ riep Mount-Severn lachend; ‘neen, mijnheer Frederik, gij bekeert mij niet. Ik voor mij houd niet van die vrouwen, welke voor zoo engelrein en onschuldig doorgaan; de “kleine duivel”, zooals gij het noemt, maakt uwe stiefmoeder juist piquant!’

Frederik antwoordde niet, hij had zijn eigen ideeën over het ‘piquante’ en reden te over om te wenschen, dat de duivel wat minder op den voorgrond trad.

Mount-Severn babbelde voort met de hem eigene welbespraaktheid, zonder veel uit Frederik te kunnen krijgen, die vreeselijk ontstemd was over een kleine scène tusschen Lady Melusine en Mary-Rose, waartoe het dien morgen gekomen was, en de bittere tranen, die de arme kleine niet voor hem verborgen had kunnen houden, tranen, te voorschijn geroepen door groote heftigheid van Mylady over een klein verzuim, brandden hem op het hart en maakten hem ontzaglijk uit zijn humeur.

Doch ook in den voorsten wagen had men geen levendig discours en bepaalde men zich tot opmerkingen over de landstreek.

De rit duurde ook niet lang en spoedig bereikte het jachtgezelschap de plaats, waar het rendez-vous afgesproken was en waar het ontbijt wachtte.

Op den grond waren tafelkleeden uitgespreid en hierop stond wat maag en hart slechts verlangen kunnen, eer de ernst der jacht de geheele attentie in beslag neemt; koud gebraad en gevogelte, heerlijke saladen en pasteien; theeketels en koffiekannen warmden hun inhoud op spirituslampen. Voor liefhebbers van geestrijke dranken wachtten flesschen met Zweedsche punch, wijn, porter en ale slechts om ontkurkt te worden.

Met voortreffelijken eetlust zette het gezelschap zich aan het ontbijt, en niet lang duurde het of slechts eenige restjes duidden aan, dat hier een flinke maaltijd gehouden was.

Na afloop hiervan voorzag men zich van de gekozen geweren en een goeden voorraad patronen, en werden de verschillende plaatsen aangewezen.

Melusine kreeg de hare onder een reusachtigen eik, wiens andere helft Sir Ralph voor zich in beslag nam, want, daar hij heden voor het eerst met zijn vrouw samen een jachtpartij meemaakte, wenschte hij in haar nabijheid te blijven. Toen Melusine dit besluit vernam, was zij eerst opgestoven, als wilde zij zich tegen deze ‘echtelijke voogdijschap’ verzetten; toen scheen zij zich evenwel te bedenken, en met zeldzaam stralende oogen schikte zij zich in de omstandigheden. Sir Robert Mount-Severn, die deze kleine scène gadesloeg, vermaakte zich reeds bij voorbaat over het sermoen, dat den armen Sir Ralph thuis te wachten stond, maar een grappige toespeling er op wilde hem niet in de gedachten komen, toen hij Melusine in de oogen keek.

Op tamelijk groote afstanden verdeelden de heeren zich in het woud, en als naaste buren van het Hereford's echtpaar bevond zich Sir Robert Mount-Severn aan den eenen, en Frederik aan den anderen kant, maar zij waren zoo opgesteld, dat zij noch elkaar, noch Sir Ralph en Melusine konden zien. Frederik had zich op een houtblok bij het struikgewas neergezet, want hij was geen groot liefhebber van deze jacht. Alleen het woud te doorkruisen om een hert of een kapitalen reebok neer te vellen, dat was wat anders; ook de jacht op wilde beesten in Indië had bekoring voor hem, maar dit ‘op de loer staan’ en zich stilhouden beviel hem niet. Hij besloot dus op het houtblok, dat daar als voor hem neergelegd scheen, te gaan zitten.

‘'t Is toch een zeldzaam genoegen,’ mompelde hij in zich zelven; ‘nu heb ik de eer te wachten, tot het een stuk wild behagen wil hier te verschijnen om zich dood te laten schieten. Ik wou, dat ik hier een hangmat had, dan zou het heel wat aangenamer zijn. Had ik tenminste maar een boek meegenomen om den tijd te verdrijven; en het gras is nog zoo bedauwd, dat men er niet droger op wordt! De koekoek hale dit vervelende jagen.’ Mr. Frederik redeneerde op deze wijze nog een poosje voort, maar hij schikte zich ten laatste in zijn lot, dat hoe langer hoe vervelender werd, toen na verloop van een uur zich werkelijk nog niets vertoond had, wat maar eenigszins op wild geleek, terwijl de schoten van de andere plaatsen lustig tot hem doordrongen. Waarschijnlijk had hij met zijn gedachten genoeg te doen.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken