Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 257]
[p. 257]

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 251.)

Hereford-House met Lady Melusine als meesteres, Mary-Rose in de haar onwaardige betrekking hier en later alleen in de wijde, vreemde, onverschillige wereld, zijn eigen toekomst - dit waren thema's, die geheel zijn gedachten in beslag namen.

Ten gevolge hiervan was hem bijna een ree met haar jong gepasseerd zonder dat hij het bemerkt

illustratie
de groothertog van luxemburg en diens echtgenoote.


had, en mopperend over zijn eigen ongeschiktheid en verstrooidheid liet hij den loop weer zinken, vóór hij had kunnen schieten.

Juist wilde hij een nieuwe monoloog over het vervelende van zulk jagen beginnen, en wel bizonder over het ‘pech’ dat hem scheen te vervolgen, toen er een gebeurtenis plaats had, die aan alle overpeinzingen plotseling een einde maakte.

Geen honderd schreden van hem af was een schot gevallen, wat oogenblikkelijk gevolgd werd door een dof, rochelend geluid uit een mannenkeel. Frederik deinsde onwillekeurig bij dezen kreet terug, en vóór hij den tijd had om verder na te denken volgde er een gillend hulpgeroep van een vrouwenstem, dat zich tot driemaal herhaalde.

‘Groote God, dat is Mylady's stem,’ dacht Frederik hardop en snelde naar de plek waar zijn vader onder den eik op den uitkijk geplaatst was.

Door hevigen angst gedreven sprong hij voorwaarts, ijlde de kromming om, die den eik voor zijn oog verborgen hield, en - groote God! welk een schouwspel vertoonde zich daar aan zijn blik.

Onder den eik lang uitgestrekt bevond zich zijn vader. Sir Ralph lag met de linkerhand op de borst in de hartstreek gedrukt en daaronder sijpelde iets donkerroods. Zijn geweer lag een paar schreden van hem af en naast hem knielde Lady Melusine met bleeke, verwrongen trekken en riep gillend om hulp.

Tegelijk met Frederik was ook Sir Robert Mount-Severn en een der andere heeren aangekomen en staarden met ontstelde blikken naar het vreeselijk ongeluk, dat hier had plaats gehad, want dat hij dood was, die hier op buit uit en zelf gevallen was, was allen met één oogopslag duidelijk.

‘Vader, vader!’ riep Frederik smartelijk uit en wierp zich naast den bloedenden baronet neer.

‘Mylady, hoe is dat gebeurd?’ vroeg Mount-Severn, het geweer opnemend.

Melusine stond dadelijk overeind, stroomen tranen liepen langs haar bleeke wangen.

‘Helpt, redt hem!’ riep zij buiten zichzelve; ‘redt hem, eer het te laat is - zijn geweer moet vanzelf zijn afgegaan, juist toen ik voor een schot wilde aanleggen. Helpt er dan niemand, eer het te laat is?’

Intusschen waren meerderen op de plaats aangekomen en onder hen ook een pikeur, wien Sir Robert haastig een bevel influisterde, waarop de man den jachthoorn aan de lippen bracht en een schetterend ‘hallali’ door het woud weerklonk.

In dien tusschentijd had Frederik getracht met zijn zakdoek het bloed te stelpen en Melusine had het hoofd van den gewonde opgeheven en op haar schoot gelegd, terwijl zij op hartstochtelijken toon zijn naam riep en daartusschen in woeste smart voortdurend snikte.

Het duurde niet lang of de plaats des onheils had zich met de bij elkaar geroepen jagers gevuld, die in stomme ontzetting den bloedenden baronet en diens van smart vervulde bloedverwanten aanschouwden. Sir Robert Mount-Severn, die het geweer van Melusine en van Sir Ralph opgenomen had, snelde met eenige andere heeren naar de plaats van het rendez-vous, om een bode te paard in de naastbijzijnde stad om een dokter te zenden, en alles voor de overbrenging van den zwaargewonde naar het slot in gereedheid te brengen. Met de voorname kalmte, die hem altijd eigen was en daardoor juist zijn hulp zooveel waard maakte, hielp de hertog Frederik in diens bemoeiingen om de wond van den baronet te verbinden. Men had hem in het zachte mos van het woud neergelegd en onder zijn hoofd weitasschen geschoven. Melusine stond met het hoofd tegen een boom geleund, met den zakdoek voor de oogen, en hevig snikken deed haar geheele lichaam schokken.

Mount-Severn had het geweer van den baronet, dat deze

[pagina 258]
[p. 258]

op het oogenblik van de verwonding van zich geslingerd moest hebben, opgenomen en bekeken. Eén loop ervan was ontladen en het schot moest door een toevallige beweging afgegaan zijn, terwijl Sir Ralph de kolf op den grond gezet had en de loop naar boven tegen zijn linkerzijde gericht was. Nam men aan dat de haan gespannen was geweest, dan was er slechts een argelooze beweging met de knie noodig geweest om den kogel den ongelukkige in de borst te doen dringen.

Halfluid had Mount-Severn deze verklaring afgelegd en Melusine had opmerkzaam toegeluisterd.

‘Ja, het moet gegaan zijn zooals gij zegt,’ riep zij met benauwde stem; ‘juist had hij nog enkele woorden tot mij gesproken, maar daar ik een stuk wild onder schot had, heb ik niet geantwoord. Terwijl ik nog mikte ging het schot van mijn echtgenoot af en de reebok liep heen. Ik liet het wapen zinken om te zien wat hij geraakt had en - zag hemzelf in zijn bloed liggen.’

‘Het is een ontzettend ongeluk,’ sprak een der heeren, ‘maar misschien is alle hoop nog niet verloren en Sir Ralph nog wel te redden.’

‘God gave dat ge de waarheid spreekt,’ zei de hertog bewogen. ‘Sir Ralph, zoo flink en gezond als de jongste van ons - en, dan zoo'n ellendig einde. Maar ik vrees dat er maar weinig hoop is.’

‘Sedert ik hem hier zag liggen heb ik geen hoop meer gehad,’ sprak Frederik treurig.

Melusine zei niets; zij leunde nog altijd tegen den boom en weende zacht.

Er heerschte diepe stilte. Sir Robert Mount-Severn was met bedienden teruggekeerd, die met dekens en doeken den gewonde in een rijtuig zouden helpen; hij had Sir Ralph's geweer en dat van Melusine bij zich in den wagen gelegd. Het laatste was nog in beide loopen geladen en de haan in rust. Mount-Severn verklaarde den hem vergezellenden heeren, dat het van het grootste belang was de geweren in den toestand, waarin ze zich bij het ongeluk bevonden, te laten, want het gerecht zou stellig een onderzoek instellen.

De hertog had zich intusschen door een der heeren, wiens veldflesch met cognac gevuld was, deze laten geven en bevochtigde daarmee de slapen van den baronet, evenals diens lippen, terwijl hij zorgvuldig eenige druppels in zijn mond liet vloeien. Dit had ten gevolge dat Sir Ralph de oogen opende, strakke, glasachtige oogen, waaruit men den dood kon lezen.

‘Papa, lieve papa, kent ge mij?’ vroeg Frederik angstig.

Melusine was op de knieën gezonken en had het hoofd bijna op den grond gebogen om den blik van den stervende te ontgaan.

‘Frederik,’ sprak deze met zwakke stem, ‘Frederik, - God zegene - u - en Mary-Rose. - Verlaat haar niet! - - Ik - sterf!’

Frederik omvatte het hoofd zijns vaders en drukte het vast aan zijn borst. Maar de oogen van den stervende waren strak op zijn echtgenoote gericht.

‘Melusine,’ zei hij bijna onhoorbaar.

Zij stond op en begaf zich met wankelende schreden tot dicht bij den baronet.

Hij bewoog de lippen, als wilde hij iets zeggen, maar niemand verstond er iets van.

‘Breng uw oor dicht aan zijn mond, Mylady,’ sprak Frederik, ‘ik vrees, dat hij niet luid meer kan spreken.’

Melusine deed zooals haar gezegd werd en men kon zien, dat Sir Ralph met moeite eenige woorden fluisterde, die zelfs Frederik niet verstaan kon, zoo zacht klonken zij.

Melusine stond op. Haar gelaat was aschgrauw en haar diepblauwe oogen waren wijd geopend en bizonder strak. Zij wankelde eenige schreden terug en viel weer op de knieën, het hoofd tegen een boom geleund, zonder een traan te laten.

Mylady was in onmacht gevallen.

Sir Ralph evenwel sloeg zijn oogen zegenend tot Frederik op en strekte met moeite zijn handen naar hem en den hertog uit; toen haalde hij eenige malen diep adem, wat opnieuw het bloed uit zijn mond deed vloeien, en Sir Ralph Hereford van Hereford-House was niet meer.

Een groote, beangstigende pauze trad in en de jagers bogen, onder den indruk van den ernst van het oogenblik, de knieën en ontblootten het hoofd voor de majesteit van den dood. Misschien baden slechts enkelen van hen, maar bij degenen die het deden, gebeurde het zeker met aandacht.

Dit diepe stilzwijgen, slechts hier en daar onderbroken door een zacht fluisteren, ter wille van de smart der weduwe en van den zoon, duurde totdat de dokter kwam.

Zijn komst was evenwel overbodig, dit zag hij reeds bij den eersten oogopslag. Sir Ralph's lijk werd met een kleed bedekt en op den met beddegoed voorzienen wagen gelegd, dien men voor dit doel van Hastings-Castle was wezen halen. De beide geweren nam de hertog onder zijn bizondere hoede, daar deze, zooals zij daar waren, bij het gerecht als bewijsstukken dienst zouden moeten doen. Lady Melusine lag nog steeds onbeweeglijk op de knieën, met het hoofd tegen den boom geleund.

Toen hij het lijk van zijn vader in den wagen gelegd had, trad Frederik op haar toe.

‘Het is tijd, naar Hastings-Castle terug te keeren, Mylady,’ sprak hij.

Maar Melusine hoorde niet de zachte, met treurige stem gesproken woorden.

Toen legde de hertog van Hastings zacht de hand op haren schouder.

‘Verman u, Lady Hereford,’ sprak hij luid en duidelijk. ‘Sir Frederik wenscht u naar het slot terug te begeleiden.’

Melusine verhief zich en staarde haren stiefzoon aan.

‘Sir Frederik?’ vroeg zij verwonderd, en voegde er al rillende bij: ‘'t Is waar ook, - le roi est mort - vive le roi! Sir Ralph, mijn edele, voortreffelijke echtgenoot is dood! - Laten wij deze vreeselijke plaats verlaten, Frederik.’

‘Daar lag hij,’ voegde zij er fluisterend bij, ‘daar lag hij - dood, bloedend, neergeschoten.’ - Zij rilde hevig en vatte sidderend Frederik's arm.

‘Mylady,’ sprak de hertog op vasten doch goedhartigen toon, ‘het is een groot, ja, ik zou zeggen onherstelbaar verlies, dat ge geleden hebt, en uw smart is begrijpelijk - maar u moet u niet zulke vreeselijke voorstellingen daarvan maken. Het is een ongeluk, zooals er helaas bij jachtpartijen meermalen plaats hebben, en misschien nog dikwijls zullen voorkomen. Ge moet uw phantasie geen vrij spel laten en de dingen u nog erger voorstellen dan ze reeds zijn. Neergeschoten, - hij is niet neergeschoten, maar door eigen onvoorzichtigheid verongelukt. Wanneer gij zegt: neergeschoten, dan zou een oningewijde kunnen gelooven, dat Sir Ralph vermoord is geworden.’

Melusine kromp nog meer in elkaar en keek vreesachtig naar den ouden eik, waar een donkere bloedvlek de plaats van het ongeluk nog aanduidde.

‘Vermoord?’ vroeg zij woest, ‘wie zegt dat de baronet vermoord is geworden?’

‘Daar spreekt niemand van, Lady Melusine,’ verklaarde de hertog; ‘ik meende slechts dat de door u gebruikte uitdrukking het ongeluk in een verkeerd licht stelde. Houd u nu kalm, Lady Hereford, als het u eenigszins mogelijk is, en verlaat deze treurige plaats.’

‘U hebt gelijk,’ sprak zij zacht, ‘laat ons van hier gaan.’

En met afgewend gelaat verliet zij de open plek in het woud.

Buiten op de landstraat wachtte hen een gesloten rijtuig, waarin zij, door Frederik begeleid, naar Hastings-Castle terugreed, terwijl de hertog met Sir Robert Mount-Severn naar de naburige stad ging om daar het gerecht met het ongeluk

[pagina 259]
[p. 259]

in kennis te stellen, opdat de rechter zoo mogelijk heden nog bij de lijkschouwing tegenwoordig kon zijn, daar het te verwachten was dat de tegenwoordige baronet van Hereford het lijk zijns vaders spoedig naar zijn eigen huis wilde overbrengen.

Een ongeluk van zoo treurigen aard als het hierboven beschrevene, werkt op een vroolijk verzameld gezelschap als een soort paniek, en eenige der gasten op Hastings Castle verklaarden dadelijk niet langer te kunnen blijven. Dames vielen in onmacht en nog in den namiddag van denzelfden dag vertrokken meerdere families, terwijl anderen het voornemen opvatten hetzelfde een dag later te zullen doen, want zij begrepen terecht dat de ontzettende gebeurtenis nadeelig op de stemming van den hertog van Hastings en Lady Carlyle werken moest, waardoor het verblijf op Hastings-Castle niet langer van vroolijken aard zou zijn.

Toen men de tante van den hertog met het treurig bericht in kennis stelde, zat zij eenigen tijd als verstijfd van schrik; toen sloeg zij de handen in elkaar en zeide, zich het gesprek met haren neef van gisteren herinnerend:

‘Er is een wrekende Nemesis, want ik heb den duivel aan den muur geschilderd.’

Dit was wel eenigszins overdreven, maar toch ernstig gemeend, hoewel zij het niet duidelijk liet uitkomen, wie zij met dien ‘duivel’ bedoelde. Niettegenstaande dit overwon Lady Carlyle, zooals het in dergelijke gevallen met welopgevoede menschen altijd gaat, haar antipathie tegen Lady Hereford, om deze te gaan condoleeren.

In den namiddag van denzelfden dag kwamen de voor de lijkschouwing benoodigde rechtspersonen op Hastings-Castle aan.

De gerechtelijke formaliteiten zouden in de bibliotheek plaats hebben, want er zou een proces-verbaal opgemaakt moeten worden van hetgeen de verschillende personen, die bij het ongeluk tegenwoordig waren geweest, te zeggen hadden. Op een hooge katafalk, door kaarslicht bestraald, lag het lijk van Sir Ralph in zijn met bloed bevlekte kleeren, want vóór de lijkschouwing mochten deze niet verwijderd en voor een doodhemd verwisseld worden.

De dokter van het gerecht nam de schouwing waar en bevond dat een der hartaderen doorschoten was, dus ongetwijfeld een doodelijke wond, waaruit de kogel, die als corpus delicti dienst moest doen, gesneden werd. Bij een nader onderzoek bleek ook dat deze paste in het geweer, dat Sir Ralph gebruikt had of gebruiken wilde, en nadat dit door deskundigen bevestigd was geworden, werden de getuigen geroepen, nadat het lichaam van Sir Ralph met een zwart lijkkleed bedekt was geworden. Frederik leidde Lady Melusine in de zaal en tot den voor haar bestemden stoel; hij zelf nam de plaats naast haar in.

Zij was geheel in het zwart, hoewel in zijde gekleed, en had een langen, zwarten rouwsluier, dien zij van Lady Carlyle geleend had, bij wijze van Spaansche mantille over het blonde haar geworpen en gedeeltelijk over het voorhoofd getrokken.

Haar gelaat was marmerbleek, maar kalm, en voortdurend hield zij de oogen op den grond geslagen.

Door den rechter daartoe uitgenoodigd, vertelde zij op zachten maar duidelijken toon de met den dood van den baronet in verband staande omstandigheden.

Toen zij geëindigd had sprak de rechter: ‘Mylady kan natuurlijk deze verklaringen met een eed bekrachtigen?’

Mylady sloeg de oogen op en keek den ondervrager verwonderd aan. Oogenschijnlijk was zij daar niet op voorbereid geweest.

‘Hoe meent u dat?’

De vraag werd luid en duidelijk herhaald.

Melusine maakte een trotsche handbeweging en sprak: ‘Ik lieg nooit!’

‘Daar zijn wij volkomen van overtuigd, maar de eed behoort er nu eenmaal bij. Mylady is dus bereid te zweren?’

‘Ja!’

Melusine trad op de tafel toe, waar tusschen twee brandende kaarsen een kruisbeeld en een bijbel lagen, en ontdeed haar rechterhand van den zwarten handschoen.

Zou het de weerschijn van het buitenlicht en dat der kaarsen kunnen zijn - hoe het ook zij, haar schoon gelaat zag aschgrauw en haar oogen hadden weer die vreeselijke, bijna woeste uitdrukking.

Met klanklooze, eentonige stem sprak zij de woorden van den eed en keek daarbij met half schuwen blik naar de plaats, waar onder het zwarte laken de hooge gestalte van Sir Ralph rustte - dood, met de diepe, bloedige wond in de borst.

Melusine wankelde naar haar zitplaats terug en viel er op neer, de oogen voortdurend strak op de hooge katafalk gericht.

Het verhoor van de overige getuigen nam weinig tijd in beslag, daar de eed voor hun overbodig was, en toen deelde de rechter den uitslag mee. Het luidde: ‘Gewelddadige dood door onvoorzichtigheid.’

Frederik bood Melusine weder den arm aan, om haar naar hare vertrekken te geleiden. Eerst evenwel trad hij met haar naar de katafalk, sloeg het zware lijkkleed op en ontdekte het hoofd van zijn vader, om diens wasbleek voorhoofd te kussen; maar Lady Hereford wendde zich rillend af en was een onmacht nabij.

‘Kom toch mee, Frederik,’ fluisterde zij, ‘ik kan geen doode menschen zien.’

Op zijn arm steunend, voelde Frederik hoe zij als in een koortsaanval over haar geheele lichaam beefde.

Met onzekere, wankelende schreden ging zij naar haar kamer terug, waar zij neerviel op een fauteuil bij den haard, waar men, omdat het tegen den avond was gaan regenen, een vuurtje had aangelegd. De gordijnen voor de vensters waren neergelaten en het kleine salon was tamelijk donker. Frederik vroeg of hij licht bestellen zou, doch Melusine knikte van neen en hij plaatste zich tegenover haar.

Zoo zaten zij langen tijd zonder een woord te spreken; het knetteren van het vuur was het eenige waarneembare geluid.

Plotseling richtte Melusine zich half op en boog zich voorover tot Frederik.

‘Frederik,’ sprak zij fluisterend, ‘geloof jij, dat de dooden weerom kunnen komen?’

‘Ik geloof het niet,’ antwoordde hij na een pauze, ‘maar er zijn toch lieden, en zelfs zeer verstandigen, die het wel gelooven. Maar hoe komt ge aan die vraag?’

Melusine antwoordde niet dadelijk.

‘Ik geloof,’ sprak zij langzaam en zacht, ‘dat ik krankzinnig zou worden, als ik zoo iets moest beleven.’

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken