Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 273]
[p. 273]

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 267.)

Mary-Rose keek Melusine verwonderd aan. Van waar plotseling die vreemde kalmte, nadat zij zooeven nog zoo vreeselijk opgewonden was geweest? Was Mary-Rose minder onschuldig geweest, dan had zij mogelijk achterdocht gekregen en in Lady Melusine's blik iets onheilspellends gezien; maar nu liep zij met de onvoorzichtigheid, de jeugd eigen, en die haar ook had doen verraden wat zij wist, in de val - wel te verstaan, zij ging in het garderobe-kamertje om een doek te halen en liet de deur wijd

illustratie
Kerkje van Oud. Valkenburg.


openstaan, om wat licht in het vertrekje te hebben, en trad over den drempel. Nauwelijks had zij dit gedaan of Lady Hereford snelde als een panter, die op de loer ligt, naar de deur, sloeg die toe en draaide het slot tweemaal om.

Een uitroep van schrik klonk van uit het kamertje, en als antwoord hierop lachte Mylady zoo luid, dat het duivelachtig in het gebeeldhouwde vertrek klonk.

‘Ge zijt gevangen, Miss Trouvee,’ gilde zij ademloos, ‘gevangen om nooit weer los te komen, want ge zult ondervinden dat het zeer gevaarlijk is, geheimen te weten, althans geheimen van mij. Medeweters mag men niet vrij laten rondloopen. En al zwoer je mij ook duizend eeden, dat ge zwijgen zoudt - ik vertrouw je toch niet! In den slaap zoudt ge kunnen praten of in een aanval van koorts, of wie weet wanneer! Neen, het is voorgoed met je vrijheid gedaan!’

Mary-Rose zonk in haar duistere gevangenis op de knieën. Zij bevond zich in de macht van deze duivelachtige vrouw, met den gouden stralenkrans om het hoofd - zij was verloren.

Het was van Mary-Rose zeer onverstandig geweest, Melusine bekend te maken met het medeweten van haar geheim, en nu, opgesloten in het donkere kamertje, had zij diep berouw over hare voorbarige woorden.

Zij hoorde Melusine in de aangrenzende kamer op en neer loopen, en deed nog een poging haar tot andere inzichten te brengen. Zij klopte aan de deur en riep:

‘Mylady, luister eens!’

Mylady bracht haar oor aan de deur.

‘Wat wilt ge?’ vroeg ze met harde, koele stem.

‘Doe mij open, Mylady,’ smeekte Mary-Rose, ‘en ik beloof u, neen ik zweer u, uw geheim zal nooit over mijn lippen komen. God alleen weet, hoe zwaar het mij valt ook er van af te weten, maar ieder onzer moet zijn kruis dragen! Ik zal zwijgen ter wille van den naam, dien ge draagt, Mylady, ook ter wille van Frederik zal ik zwijgen.’

‘Het helpt niets,’ antwoordde Melusine; ‘dat, wat ge mij zooeven toefluisterdet, is een gevolg van waanzin, een idée fixe. En menschen, die een idée fixe hebben van zooveel beteekenis als het jouwe, sluit men in een gekkenhuis. Het komt volstrekt niet bij mij op, je vrij te laten; in de eerste plaats kunt ge deze dwaze geschiedenis aan den eerste den beste oververtellen, of ge zijt ziek en hebt gevaarlijke koortsphantasieën. Dit is mijn laatste woord.’

‘Mylady, om Gods wil, doe toch open,’ riep Mary-Rose in den grootsten angst, ‘denk aan de zonden, die gij op uw geweten laadt, door mij, die zoo jong en levenslustig ben, in een krankzinnigengesticht te laten opsluiten! Mylady, als ge geen hart van steen hebt, wanneer er nog een vonkje van erbarmen in u is, laat mij dan vrij. Ik zal zwijgen, zwijgen als het graf! Hoe zult ge u kunnen verantwoorden, wanneer ge eens voor den hoogen rechterstoel verschijnen moet; wat zult ge zeggen, wanneer Frederik u rekenschap omtrent mij vraagt? Erbarming, Mylady, erbarming!’

‘Zwijg, miss Trouvée,’ antwoordde Mylady hard en koel, ‘laat het maar aan mij over van mijn daden rekenschap te geven. Dank liever je Schepper, dat ik je gewoonweg onschadelijk laat maken, en je grootmoedig toesta krankzinnig te zijn. Een goed idee van mij, - een reddende gedachte voor jou! Als je nu nog een woord spreekt, laat ik je in een dwangbuis steken. Maar me dunkt, je zult er wel de voorkeur aan geven voor een kalme waanzinnige door te gaan!’

Mary-Rose hoorde de zich verwijderende voetstappen van Mylady en viel weenend op de knieën.

[pagina 274]
[p. 274]

Mylady had haar kleedkamer verlaten. In haar slaapkamer bleef zij staan en woelde met de handen in haar dik, lichtblond haar, en haar trekken kregen een uitdrukking als van vertwijfeling.

‘Dat is nu de straf voor de booze daad,’ mompelde zij; ‘de eene is een gevolg van de andere. En al zou ik nu alle schatten ter wereld kunnen en willen geven, ik kan niet meer terug. O Charley, Charley, had ik toch maar beter aan je trouw geloofd, dan zou alles nu anders zijn. Waartoe zal mijn liefde voor u mij nog brengen? Wat ik ook doe, hoe ik ook klaag, voor mij bestaat er geen ‘terug’. Voorwaarts dus op de duistere baan! Mag ik het kind daar binnen wel ontzien? Moet ik dit meisje, dat mijn geheim kent, niet onschadelijk maken? Want één woord van haar lippen en het is met mij gedaan. Niet dat ik het oordeel der wereld vrees! Laat die mij vervloeken. Maar hij, Charley, de afgod mijner ziel, hij mag het nooit weten! Daarom, weg met deze vondeling, weg, eer Frederik terugkeert.’

Mary-Rose moest verdwijnen, spoorloos verdwijnen, dat was duidelijk. Maar zij kon ze toch niet laten ombrengen, laten vermoorden - hu! Zij voelde een onmacht nabij; bij de gedachte alleen werd zij reeds duizelig. Neen, alles - maar dat niet! En bovendien, hoe zou zij dat moeten aanleggen, hoe in het geheim ten uitvoer brengen? Dan was het denkbeeld het meisje voor krankzinnig te laten verklaren veel beter. Maar weg moest zij, gauw weg, eer Frederik kwam, - later kon overlegd worden hoe verder te handelen. Maar waar haar heen te brengen? Waarheen?

Als een bliksemstraal schoot Lady Melusine een gedachte in den geest, die haar zelfs op dit oogenblik deed lachen: ‘Dr. Norton!’

Die was ook eens haar slachtoffer geweest - natuurlijk dus Dr. Norton! Hij was huisdokter geweest in de Holwell-Abbey in Schotland; hij was een jonge, aardige man en vreeselijk op haar verliefd. Hij had het duidelijk laten merken, maar Melusine dreef er den spot mee en hoorde zijn woorden en halve verklaringen aan alsof hij haar niet onverschillig was. De dood van haren vader had een eind gemaakt aan deze ‘flirt’ en Melusine had later gehoord, dat Dr. Norton een privé krankzinnigengesticht had in D. bij Manchester.

Dit was dus juistd e man dien zij hebben moest, en als zijn oude liefde nog niet geheel gedoofd was, dan....

En Melusine nam haar lamp en begaf zich in de vroegere werkkamer van Sir Ralph, om aan diens schrijftafel een gewichtigen brief samen te stellen.

Zij legde een velletje papier voor zich en begon in vloeiend schrift: ‘Beste mijnheer Norton.’ Toen dacht zij een oogenblik na en wilde juist verder schrijven, toen zij op een denkbeeld kwam, dat zij maar dadelijk ten uitvoer zou brengen. Zij schelde den bediende, den eenigen in het geheele huis, een die in dienst van Sir Ralph grijs geworden was en hem altijd trouw ter zijde had gestaan.

Na weinige minuten verscheen hij reeds en vroeg eerbiedig wat Mylady te bevelen had.

‘Hoor eens, Chester,’ zeide Melusine, terwijl zij den ouden dienaar naderde, ‘ik ben buiten mijzelve en weet niet wat te doen. Stel je in Godsnaam eens voor, miss Mary-Rose is krankzinnig geworden.’

‘Ach, goede God!’ riep Chester verschrikt uit. ‘Die lieve, zachte engel krankzinnig? En zij was toch altijd zoo verstandig.’

‘Ja, hoe is het mogelijk? Dat vraag ik mijzelf ook af. De schrik, de vreeselijke overspanning.... ik voel, dat ik ook ziek zal worden. Ach, en toch heb ik het aan zien komen! Hebt ge dan niet gemerkt, Chester, hoe miss Mary-Rose den laatsten tijd, sedert den dood van Sir Ralph, veranderd is?’

De kamerdienaar dacht na.

‘Ja, ja, Mylady heeft volkomen gelijk,’ sprak hij toen, ‘mij en den anderen dienstboden is het reeds lang opgevallen, dat miss Mary-Rose zoo merkbaar veranderd was.’

‘En welke verandering hebt ge bij haar waargenomen?’

‘Zij was opvallend stil en zag er dikwijls erg boos uit, Mylady,’ antwoordde Chester; ‘ik heb haar een paar maal gadegeslagen en heb gezien hoe zij de handen wrong en aan haar hoofd bracht. Wanneer ik de vrijheid nam haar te vragen wat zij scheelde, antwoordde zij altijd, dat haar hoofd zeer deed.’

‘Ge hebt groot gelijk, Chester,’ antwoordde Melusine vertrouwelijk, ‘ik heb precies hetzelfde opgemerkt. Een uurtje geleden noodigde ik miss Mary-Rose uit, thee bij mij te drinken, en zonder iets kwaads te vermoeden openbaarde zich plotseling haar krankzinnigheid. Zij stortte zich op mij en greep mij bij de keel alsof zij mij wilde wurgen, - je weet, krankzinnigen hebben altijd bovenmenschelijke kracht. Gelukkig kon ik haar bedwingen, maar toen zei zij allerlei dwaasheden en zinnen zonder eenigen samenhang, tot zij half bewusteloos werd. Het gelukte mij haar in het kabinet naast mijn kleedkamer te lokken en ik sloot haar daar op. Ik hoorde haar daar binnen lachen en zingen en schreeuwen en de vreeselijkste beschuldigingen tegen ons allen uitstooten; toen werd zij kalm. Wat moet ik nu beginnen? Het is toch mijn plicht haar naar een herstellingsoord te zenden.’

‘Stellig, Mylady,’ sprak de oude bediende, en voegde er op jammerenden toon bij: ‘Het is toch verschrikkelijk, dat lieve, mooie kind waanzinnig! Wat zal Sir Frederik wel zeggen, als hij terugkomt? En dat het nu juist in zijn afwezigheid gebeuren moest!’

Melusine wreef met haar zakdoek over haar droge oogen.

‘Het is ontzettend, Chester, maar wij moeten handelen. Een vroegere huisdokter van mijn vader bezit in D. een inrichting tot genezing van zulke zieken. Ik ben van plan hem te schrijven, en hem te verzoeken, Miss Mary-Rose op te nemen, want ik ben overtuigd, dat hij alleen haar genezen kan. Maar wij mogen geen tijd verliezen, Chester, want als zij een nieuwen aanval krijgt, kunnen wij haar misschien niet in bedwang houden. Gij zult den brief dus wel bezorgen, en maken dat hij als “expresse” verzonden wordt!’

Chester boog en verzekerde Mylady, dat hij zijn uiterste best zou doen. Zij beval hem binnen een half uur terug te komen, en hij verwijderde zich om het nieuwtje aan de dienstboden te vertellen. Daar verwekte het een heele opschudding en veel medelijden, wijl Mary-Rose om haar zacht en vriendelijk karakter zeer bemind was; maar allen hadden nu bij het arme meisje reeds teekenen van waanzin waargenomen. Mylady had dus wat zij wenschte: een menigte getuigen, die bereid waren, hare verklaringen te bekrachtigen. Zoo gaat het meer in de wereld. Wordt een mensch werkelijk krankzinnig, dan zegt men in zijn omgeving: men had het reeds lang gevreesd, terwijl zij deze of gene symptomen aan hem ontdekt hebben. Wordt een koopman failliet verklaard, dan zeggen zijn lieve naasten: ‘de man heeft er ook naar gedaan, het was niet anders te verwachten,’ enz.

Op deze ervaringen bouwde Mylady haar plan en kon van haar welslagen zeker zijn.

Nadat Chester zich verwijderd had, zette zij zich weer aan de schrijftafel en keek het geschrevene nog eens na: ‘Beste mijnheer Norton.’

Vlug vloog de pen over het papier, en Mylady begon, met Mr. Norton aan hun oude vriendschap te herinneren, zonder natuurlijk iets te zeggen, wat haar zou kunnen compromitteeren, en verzocht hem, deze regels te beschouwen als een bewijs van vertrouwen. Zij deed hem nu een verhaal over de ‘geliefde pleegdochter’ van haren overleden man, en die ook haar ‘lieveling’ was, en beschreef uitvoerig de symptomen harer ziekte, die in volslagen krankzinnigheid was overgegaan, juist, zooals zij het ook aan Chester verteld

[pagina 275]
[p. 275]

had. Aan dit bericht knoopte zij het verzoek vast, dat Mr. Norton het arme kind in zijn herstellingsoord zou opnemen, en haar per telegraaf mededeelen, of hij het doen kon. Zij verzocht den dokter dringend, haar bij te staan en te helpen, want zij wist geen raad en vreesde dat Mary-Rose's waanzin in een ongeneeslijke zwaarmoedigheid zou overgaan.

Met een zucht van verlichting sloot zij den brief, verzegelde hem en schreef er het adres, benevens het woord ‘Expresse’ op.

Een ruk aan het schelkoord en Chester verscheen, wien de brief ter bezorging werd toevertrouwd.

Nadat de bediende zich verwijderd had, bleef Lady Hereford in diep gepeins aan de schrijftafel zitten, want vóór alles moest nu het vóór en tegen overwogen worden om ieder woord, dat gezegd kon worden, te weerleggen.

‘Ik zou wel eens willen weten welke vloek op mij rust, dat ik dit alles doen moet,’ mompelde zij, het hoofd door de hand gesteund; ‘ik zou wel eens willen weten welke demon mij beheerscht. Het meisje boven zou misschien, als zij het zweert, aan niemand iets verraden, maar op die mogelijkheid alleen kan ik mij niet verlaten. Anderen zouden misschien het vreeselijke verhaal, dat zij doet, toch niet gelooven, of het voor de taal eener waanzinnige houden; weer anderen zouden de schouders ophalen en zeggen: “Wie weet!” De menschen hooren zoo graag zulke dingen en zijn er op uit den naam van den lieven naaste te bezoedelen. Maar voor zijn oogen, de oogen van Charley, mag geen smetje op den naam van Melusine rusten! Voor geen geld ter wereld, voor geen macht der aarde, zou ik het kunnen dulden, dat zijn oogen met verachting op mij zouden rusten, hij, die boven iedere blaam verheven is. Hij mag het niet weten, nooit! En daarom moet ik hardvochtig zijn, ik mag geen medelijden hebben.’ Zij streek zich de haren van het voorhoofd, trok den zwarten sluier van haar weduwenkap lager en drukte de handen tegen de kloppende slapen. Haar gelaat was bleek, maar om den mooien mond plooide zich een vastberaden trek. ‘Ik moet tot andere gedachten komen,’ overlegde zij bij zichzelve, en begon in de schuiflaadjes van de groote schrijftafel te snuffelen. Zij wierp papieren en brieven door elkaar; beschreven stukken, waarvan het papier geel geworden was, en de inkt verbleekt. Daar lag nog een bundel brieven, omwonden met een eertijds rozerood lint, dat nu bijna geel geworden was. Dit waren brieven, die Sir Ralph met zijn eerste vrouw, toen nog zijn meisje, gewisseld had. Melusine bekeek lang het fijne, sierlijke schrift dezer vrouw, en het was of een trek van weemoed de wreede lijnen om den mond dezer vrouw verzachtte. ‘Ik wou dat ze nog leefde,’ zei zij, het pak ter zijde leggend.

Toen kwam haar een zeer groot couvert in handen. In het schrift van Sir Ralph stond er op geschreven: 16 November 18... Melusine bedacht zich, dat dit de dag geweest was, waarop vóór 16 jaar Mary-Rose op den drempel van Hereford-House gevonden en door Lady Mary Hereford liefdevol als dochter opgenomen was. Zij opende het couvert en nam er uit het aardige kleine hemdje van het fijnste linnen, versierd met smalle echte Valencienne-kanten en mooi Fransch borduursel, hetzelfde hemdje, dat het kleine lichaam van de arme Mary-Rose vóór zestien jaar bedekt had. Dit sierlijk kleedingstuk werd begeleid door een schrijven, waarin om opname van het kind in Hereford-House gesmeekt werd. Het was op niet al te fijn papier geschreven, dat den vorm van een gewonen brief had, en zonder moeite kon men zien, dat het was samengesteld door iemand die weinig kennis had van stijl of schrift. ‘Welk geheim mag er wel achter dit schrijven verborgen zijn?’ zei Mylady nadenkend, ‘want dat er een geheim achter schuilt, dat verraadt het fijne, kostbare hemdje. Wanneer het voor mij niet dringend noodzakelijk was, Mary-Rose achter slot en grendel onschadelijk te maken, dan had ik wel lust, dit geheim uit te vorschen. Jammer, dat het hemd niet gemerkt is; ik had verwacht een mooi monogram met een kroon er boven te vinden. Ik zal den brief verbranden en het ding opbergen, opdat Frederik het niet zie en onnoodig aan het meisje herinnerd zal worden. “Uit de oogen uit het hart” luidt het spreekwoord.’

En Melusine schoof de laden van Sir Ralph's schrijftafel dicht, terwijl zij het hemdje en het couvert er uithield. Den brief vouwde zij uit, met het doel hem aan de brandende kaars aan te steken en hem zoodoende tot asch te laten vergaan.

Doch door een ingeving, die de mensch zonder te weten waardoor, meermalen krijgt, verbrandde Melusine den brief niet direct, maar hield hem een oogenblik boven de vlam. 't Gevolg hiervan was natuurlijk dat het papier warm werd, en plotseling ontdekte Melusine dat er aan de onbeschreven zijde van het blad letters verschenen, die langzamerhand, naarmate het papier warmer werd, woorden vormden.

Ten hoogste verbaasd legde zij het papier neer en breidde het voor zich uit. Zij begreep dadelijk dat het schrift, dat tot nu toe onleesbaar geweest was, met chemischen inkt op de leege bladzijde van den brief geschreven was geworden en door de warmte te voorschijn kwam.

Het tot hiertoe verborgen schrift stond in breede, krachtige en naar het scheen ook zonder verdraaide hand geschreven letters op het papier. De woorden luidden als volgt:

‘Het kind heeft bij het doopen, anderhalf jaar geleden, op 3 Juni 18... de namen Isabella, Mary, Rose, Anna ontvangen. Zij is de dochter van....’ Hier hielden de letters op; geen teeken zelfs verried, dat de schrijver het geheim verder bekend had willen maken.

‘Waar dit staat, kan nog meer zijn,’ dacht Melusine en hield opnieuw den brief voorzichtig boven de vlam. Maar er kwam geen letter meer voor den dag en zij moest haar proef staken, uit vrees dat het papier in brand zou vliegen.

Zij besloot het zorgvuldig te bewaren, daar zij overtuigd was, dat de geheimzinnige schrijver den zin niet onvoltooid zou hebben gelaten. ‘Waarschijnlijk is er een ander chemisch praeparaat noodig om de overige woorden te voorschijn te tooveren,’ dacht zij, ‘en het zal misschien ook wel uit te vinden zijn.’ Lady Hereford vouwde den brief zorgvuldig in elkaar; toen nam zij het licht en ging terug naar haar kleedkamer. Met de grootste koelbloedigheid van de wereld en een kalmte alsof er niets was voorgevallen, schonk zij een kop thee in, dien zij zich in vereeniging met de door Mary-Rose bereide sandwiches heerlijk liet smaken. Toen zocht zij in haar schrijftafel een ronde doos van geoxydeerd metaal, deed daar den brief in, pakte haar in een cassette, die naast haar op een tafel stond, en sloot ze zorgvuldig af, terwijl ze den sleutel bij zich stak. Het hemdje wierp zij in de vlammen van den haard, waar het spoedig tot asch vergaan was.

Nadat zij dit gedaan had, nam zij een nieuwen Franschen roman ter hand, en was spoedig in de lectuur ervan verdiept.

Den volgenden morgen was het koud, stormachtig weer. De herfst streed zijn ouden strijd tegen den winter met dezelfde verbittering als sedert de schepping der wereld, om het ten laatste toch te moeten afleggen. Wie maar eenigszins kan, verlaat in dezen tijd Engeland en zoekt een ander klimaat op het Vasteland, want nooit is Groot-Brittanje minder aantrekkelijk dan gedurende dezen strijd der jaargetijden.

Een dichte nevel bedekt het landschap, zoodat men nauwelijks tien schreden verder zien kan, en men kan best begrijpen, dat het landleven bizonder vervelend is, tenzij men in een goed harmonieerende familie is of prettige gasten heeft.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken