Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 329]
[p. 329]

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 323.)

Melusine stond zeer verontwaardigd op.

‘Ik betreur het hier gekomen te zijn en zal u in 't vervolg niet meer lastig vallen, Mr. Roy,’ zei zij zeer uit de hoogte en verliet zonder groet den toren.



illustratie
verblijfplaats der boeren-gevangenen te caldas da rainha in portugal. (Zie blz. 332.)


In de gang kwam zij den hertog tegen, die met de huishoudster in gesprek was.

‘Uw “zachte geleerde” in den boekentoren is een zeer brutaal mensch, Charley,’ riep zij, nog rood van ergernis.

‘Roy brutaal?’ vroeg Hastings lachend; ‘maar wat heeft hij dan gedaan?’

‘Hij, hij praatte louter onzin en was zoo onbeschaamd te zeggen, dat hij gemoedelijk met de verschijning gebabbeld had, en dat zij er zeer respectabel, hoewel nogal ouderwetsch uitzag. Zooals men er met een klein kind over spreken zou,’ kwam het boos over hare lippen.

De hertog lachte luid.

‘Ei, ei, en dat doet die schuchtere Roy,’ riep hij; ‘ik wist niet dat hij zoo sarcastisch kon zijn, en hield hem ten opzichte van spoken nogal voor tactvol.’

‘Ja, Mylord,’ zoo mengde zich Mrs. Fly in het gesprek, ‘hij is al sedert langen tijd vreemd. Hij spot en lacht over alles sedert - sedert hij zooveel eet.’

Nu was het niet langer de hertog alleen die lachte, maar ook Melusine stemde er mee in.

‘Ja, uwe genade,’ ging Mrs. Fly voort, ‘hij eet als een veldarbeider, hij, die vroeger haast niet meer gebruikte dan een vogel, en dat nu al bijna twee jaar. Ik moet hem altijd eten voor twee naar den toren laten brengen, en dan heeft hij altijd zoo'n trek, dat ik hem vol ergernis laat vragen, of hij nog meer wil. Hij zal uw genade nog bankroet eten.’

‘Nu, wij zullen het daar maar op laten aankomen,’ lachte

[pagina 330]
[p. 330]

de hertog, die zich kostelijk over den eetlust van Mr. Roy amuseerde.

‘De man is gek,’ besloot Melusine, tegen haar wil meelachend, en met deze beslissing was Mr. Roy voorgoed uit de lijst van voor haar bestaanden geschrapt.

Zij had er ook een aangeboren talent voor om menschen, die zij niet mocht, gewoonweg te negeeren, en tot degenen, die zich niet op de gunst van de hertogin beroemen konden, behoorde ook de oom van den hertog, Sir Robert Mount-Severn.

Zijn gedrag jegens Melusine was als dat van den oplettenden cavalier, ja, hij was bijna opvallend en gezocht aardig, iets wat Melusine volstrekt niet scheen te merken. Zij behandelde hem dan ook zoo koel mogelijk en zag niet naar hem om, dan wanneer het onvermijdelijk noodzakelijk was. Door den hertog over de reden van haar afkeer ondervraagd, moest zij het antwoord schuldig blijven, ja, zij moest zelfs bekennen, dat hij in gezelschap zeer amusant en een charmante cavalier was. Zij wist zelve niet dat een instinct haar van hem afstiet, hetzelfde instinct dat het dier gevoelt, wanneer zijn vijand in aantocht is.

Melusine kon zich dus geen rekenschap geven van hare antipathie, en daar zij zich op een onaantastbare hoogte geplaatst meende, deed zij ook niet haar best haar tegenzin te verbergen. Mount-Severn behoorde evenwel, althans waar het de hertogin betrof, tot die soort van menschen, welke de eigenschap van een klit bezitten; zij klampen zich aan iedereen vast en zijn niet gemakkelijk af te schudden. Hij scheen er niets van te bemerken, dat hij haar, op zijn zachtst uitgedrukt, onbeleefd behandelde; hij scheen dat bovendien voor iets onbestaanbaars te houden. Daarbij kwam, dat hij een groote mate van inbeelding bezat over de onweerstaanbaarheid zijner eigen elegante persoonlijkheid, benevens het heerlijk geloof, dat hij bij iedereen, inzonderheid bij dames, geluk moest hebben, evenals zeker Romeinsch veldheer, die kwam, zag en overwon.

Op zekeren dag verzocht hij Melusine om een onderhoud onder vier oogen. Zij voelde eigenlijk weinig lust hem dit vreemd verzoek toe te staan, maar bedacht zich dat hij toch de oom van haren echtgenoot was en ontving hem zeer koel in haar prachtig boudoir, dat zij geheel wit had laten stoffeeren.

‘Werkelijk een feeëntempel,’ riep hij, om zich heen blikkend in het witte nestje, welks muren met wit damast bekleed, waar de meubelen en ramen verzilverd waren, de overtrekken van wit zijden pluche, terwijl dezelfde stof als portière van een fries in Griseille schilderwerk afhing. Een wit Smyrna-tapijt met Griseille ornamenten en bloemen in matte kleuren bedekte den vloer, terwijl het slechts witten kasbloemen veroorloofd was in zilveren vazen en schalen hun kort eendaagsch bestaan te leiden. ‘Eigenlijk,’ ging Sir Robert met een blik op zijn smettelooze lakschoenen voort, ‘eigenlijk mochten bevoorrechten deze witte pracht slechts op Turksche manier betreden, namelijk, hun pantoffels voor de deur laten staan. Laarzen zijn hier al te profaan. Maar ik maak u mijn compliment over uw smaak, Mylady, u hebt voor de “fee Melusine” werkelijk een waardig plaatsje gemaakt.’

Melusine maakte een beweging van ongeduld.

‘Ga als je blieft zitten, Sir Robert,’ sprak zij, ‘wat verlangt ge van mij?’

Mount-Severn kuchte even.

‘Mijn verzoek is van zeer delicaten aard,’ begon hij, ‘maar daar ik mij tegenover een bloedverwant bevind, valt het mij gemakkelijker het uit te spreken’

‘Nu, zonder omwegen, wat verlangt ge?’ vroeg Melusine zeer koel.

‘Neem mij niet kwalijk, maar mijn inleiding is nog niet uit, Mylady. Zooals ge wel gehoord zult hebben, bezat ik vroeger een aanzienlijk vermogen, dat ik buiten mijn schuld door spelingen van het noodlot verliezen moest, en -’

‘Pardon, Sir Robert, maar ik moet u in de rede vallen,’ antwoordde Mylady kortaf; ‘gelukkig ben ik in staat deze lange inleiding beduidend in te korten, door te verzekeren dat “de spelingen van het noodlot”, waardoor gij uw vermogen hebt verloren, mij geheel onverschillig en ook bovendien volkomen bekend zijn. Verder weet ik ook, dat gij van Lady Isabella Hastings, uw zuster, briljanten erfdet, welke diezelfde “spelingen van het noodlot” ten offer vielen. Ik zeg u dit slechts om u eenige kleine.... omschrijvingen te besparen en ben bereid u nu verder aan te hooren.’

Mount-Severn beet zich de lippen tot bloed, maar hij dwong zich tot een lachje toen hij antwoordde:

‘Nu, Mylady, gij neemt het mij toch niet kwalijk, dat ik mijn jeugd in volle teugen genoten heb.’

Melusine haalde de schouders op en zweeg.

Mount-Severn ging evenwel voort: ‘Daar ge zoo goed op de hoogte schijnt te zijn met alles wat mijn verleden betreft, zal het voor u zeker geen nieuws zijn te hooren, dat Charley mijn inkomsten heeft vastgesteld. Het cijfer, moet ik ronduit bekennen, is hoog genoeg, maar mijn positie en de eischen, waaraan ik volgens mijn rang en stand moet voldoen, vorderen veel geld - om kort te gaan, mijn jaargeld is niet toereikend.’

‘En waarom vertelt ge mij dat?’ vroeg Melusine, de schouders ophalend en het hoofd schuddend; ‘ik zou het veel practischer van je vinden als ge dat Charley voorrekendet. Ik heb van die dingen geen verstand, werkelijk niet.’

Mount-Severn ignoreerde de toespeling op zijn neef volkomen.

‘Na deze inleiding, Mylady,’ sprak bij vertrouwelijk, ‘zult ge het niet al te zonderling vinden, als ik mij tot u, de bloedverwant, de vrouw van mijn volbloed neef, wend, en u verzoek mij een zekere som gelds te leenen, totdat ik mijn driemaandelijksch inkomen ontvang.’

Melusine wierp het hoofd in den nek en lachte, een harde, beleedigende lach.

‘Dus is het u daarom te doen?’ sprak zij. ‘Neen, Sir Robert, het komt niet bij mij op u, al was het maar een shilling te leenen. Mijn echtgenoot wil niet, dat ge meer geld verteert, dan hij voor u heeft vastgesteld, en hij zou met recht boos op mij zijn als ik mij tot uw geldbron zou maken. Uw oplettendheden waren overigens al te opvallend, om niet een aanval op mijn beurs te verwachten,’ voegde zij erbij op den toon van minachting, die haar eigen was.

Mount-Severn stond op met bliksemende oogen en hoogrood van toorn, zoodat zij begreep met haar onverschilligheid aan het verkeerde adres te zijn gekomen, en voelde dat zij den vóór haar staande wat al te veel van haar afkeer voor hem had blijk gegeven.

‘Gij wordt beleedigend, Melusine,’ riep hij woedend, maar hij wist zich dadelijk weer te beheerschen en ging op vrij kalmen toon voort: ‘Mag ik de vrijheid nemen u een waarschuwend woord toe te voegen? Het zou namelijk niet verstandig van u gehandeld zijn, mij tot uw vijand te maken, want ik bezit de middelen om mij over aangedane beleedigingen te wreken. Want al is de wraak een plebejisch genot, dan bestaat ze toch.’

‘Pardon, Sir Robert,’ sprak Melusine kalm, ‘ik houd het integendeel voor zeer onverstandig van u, mij te dreigen, daar een enkel woord van mij, de vrouw van uw neef, voldoende is om de poort van Hastings-Castle voor altijd voor u gesloten te doen zijn. Voorloopig kunt ge evenwel gerust zijn - ik ben niet van plan een woord te spreken, dat Charley van u zou kunnen vervreemden. Ik ben ook niet te trotsch om te erkennen, dat mijne woorden van zooeven, die u zoo in het harnas gejaagd hebben, wel wat overijld waren. Is u dat voldoende?’

‘Volkomen, Mylady,’ was het ridderlijke antwoord.

‘Nu dan,’ riep Melusine half zorgeloos, half ongeduldig,

[pagina 331]
[p. 331]

‘soyons amis, Cinna! Maar overigens entre nous et sans phrase, wat kunt ge mij, hertogin van Hastings, dochter van Robert Carr Holwell en weduwe van den baronet van Hereford, voor schade berokkenen? Neem mij niet kwalijk, maar dat begrijp ik niet goed.’

Mount-Severn's oogen glinsterden weer onheilspellend en om zijn mond speelde een weinig aangenaam lachje.

‘Gij zijt zeker op een voorname hoogte geplaatst, Mylady,’ sprak hij met loerenden blik, ‘en eigenlijk hebt ge ook volkomen gelijk. Wat zou ik ook kunnen zeggen van miss Melusine Holwell, of de weledelhooggeborene hertogin van Hastings? Niets! Maar wel zijn er mogelijk eenige wondeplekjes te ontdekken bij de weduwe van den baronet van Hereford?’

‘Sir Robert, gij wordt onbeschaamd,’ stoof Melusine op; ‘hoe durft ge het wagen mij zulke dingen toe te voegen! Bij Charley zult ge u daarover te verantwoorden hebben.’

‘Waarschijnlijk zult ge niet zoo stormachtig daarnaar verlangen, als ge eerst weet wat ik meen,’ antwoordde Mount-Severn zeer koelbloedig. ‘Mylady, wilt ge wel de goedheid hebben u den 16den September te herinneren?’

Over Melusine's gelaat trok een vale, aschgrauwe kleur, maar zij vroeg, zonder door het beven harer stem haar aandoening te verraden:

‘Wat wilt ge daarmee zeggen? Ik was nooit vlug in het raden van raadsels, Sir Robert, ge moet mij er de oplossing maar dadelijk bij geven.’

‘Zoo, zoo - Mylady wil zich dus niet bezinnen!’ antwoordde Mount-Severn zonder den stekenden blik van haar af te wenden. ‘Nu dan, 16 September is de dag op welken den baronet van Hereford dat ongeluk op de jacht overkwam, en waarover gij voor den rechter een eed hebt afgelegd. Moet ik nog duidelijker verklaringen geven, of heeft Mylady mij begrepen?’

Melusine's hand woelde achteloos en bevend onder de witte azalia's eener jardinière, die vóór haar op tafel stond, maar toch beheerschte zij zich nog volkomen. ‘Ik wist niet, dat daar nog iets bizonders bij viel op te merken en meende dat de feiten van algemeene bekendheid waren. Ronduit gezegd, vind ik het niet erg teergevoelig van u den dag van het ongeluk in mijn herinnering terug te roepen.’

‘Aha, ge trotseert me, Lady Melusine?’ zei Mount-Severn nog zachter, bijna sissend, terwijl hij haar dicht naderde en zij op een handbreedte elkaar in de oogen konden zien. ‘De drenkeling klemt zich altijd nog aan een stroohalm vast, maar mijn mooie, verrukkelijke Melusine, wat geeft u dien stroohalm? Hij kan u niet redden; maar als de golven u over het hoofd slaan, dan zal ik een betere hulp zijn, Mylady, want - ik ken het geheim van den 16den September!’

Na deze woorden maakte hij een bespottelijke buiging en verliet het boudoir. Melusine deed achter hem de deur op slot en zonk toen luid stenend op de knieën.

‘Wat weet hij? Hoeveel weet hij? Of gist hij er slechts naar en wil mij door dreigementen in zijn macht brengen? O God, het zal mij nog waanzinnig maken,’ mompelde zij, terwijl zij haar gelaat in het zachte overtrek eener causeuse verborg.

Spoedig daarop kwam de kamenier om Mylady voor het diner aan te kleeden. Melusine riep haar toe dat zij hoofdpijn had en vandaag in hare kamer wenschte te blijven, men zou haar in haar kleedkamer bedienen.

Het meisje verwijderde zich.

‘Ik kan niet onder al die menschen gaan, vandaag althans niet,’ dacht Melusine vol smart. Doch een nieuwe gedachte kwam bij haar op. ‘Neen, die nietswaardige mag het niet weten, mag zelfs niet gissen hoe vreeselijk zijn woorden mij getroffen hebben - ik moet mijn plichten als gastvrouw waarnemen, al was het slechts om hem te misleiden. O God! erbarm u over mij - is dat nu het geluk dat ik mij had voorgesteld? Ik ben omgeven van rijkdom en pracht, Charley heeft mij lief en ik aanbid hem, maar op den achtergrond staat voortdurend dat vreeselijke spook en jaagt mij in den dood. Wanneer en hoe zal dat eindigen?’

Melusine stond op en streek zich het haar uit het voorhoofd.

‘Het is veel beter dat ik naar mijn gasten ga,’ dacht zij en betrad haar kleedkamer. Zij wilde zich heden zelve aankleeden, de kamenier mocht niet zien dat zij eerst haar verwrongen trekken tot de gewone uitdrukking dwingen moest.

Zij trad in haar garderobekamer en zocht onder haar japonnen, want vandaag moest zij een kleur dragen, die haar bleeke gelaatskleur opwekte.

Zij nam een prachtige robijnroode fluweelen japon met Venetiaansche kant afgezet, en deze kleur wierp een zachten weerschijn op haar gelaat - zij was dus tevreden.

Een rivière van diamanten om den hals en een ster van dezelfde steenen in het los opgestoken haar voleindigde haar toilet. Toen wierp zij een sortie van wit goudbrocaat over haar onbedekte schouders, nam een waaier en betrad den corridor, van waaruit men den binnenslottuin overzien kon.

In den tegenoverliggenden vleugel, rechts van den boekentoren, waren gelijkvloers kamers voor de gasten ingericht, die zoo gelegen waren dat de slaapkamers op den slottuin, de zitkamers op het park uitkwamen.

Van beide zijden kon men onmiddellijk in de open lucht komen door zoogenaamde Fransche ramen, die tot aan den grond reikten en opgeschoven konden worden. Melusine wist, dat in de kamers het dichtst bij den boekentoren Sir Robert Mount-Severn woonde, en onwillekeurig bleef zij staan en keek naar omlaag naar zijn vensters, waarvan er een opgeschoven was, zoodat men in de slaapkamer en door de geopende deur ook in de voorste op het park uitkomende woonkamer kon kijken. Daar zag zij hem van boven af aan zijn schrijftafel staan en in de laadjes rommelen; hij bewoonde deze kamers op Hastings-Castle altijd, en liet daar achter wat hij niet mee wilde nemen.

Sir Robert's hond, een zeer jonge foxterrier, op welken Melusine al de gunst overdroeg die zij zijn meester ontzegde, speelde in de slaapkamer met een pantoffel en Melusine amuseerde zich onwillekeurig over de wijze, waarop de rashond het eigendom van zijn meester vernielde. Plotseling zag zij hem stilstaan, de pantoffel loslaten en zich werpen op een pakje, dat onopgemerkt door Sir Robert naast hem op den grond gevallen was. Zijn prooi grijpen en er mee naar den slottuin hollen was het werk van een oogenblik, en lachend vervolgde Melusine haar weg, want de hond was uit het gezicht verdwenen en zijn meester interesseerde haar volstrekt niet.

Toen zij evenwel beneden in de hal kwam trof zij daar Trim den terrier opnieuw aan, die met zijn prooi in den bek rondliep en tot nu toe tevergeefs beproefde ze te vernielen. Melusine lokte het dier en maakte hem het voorwerp afhandig; het was een stijf ineengebonden klein pakje met het opschrift ‘Dexter’, waarschijnlijk brieven bevattend. Zij dacht eraan het terug te geven; daar zag zij Sir Robert uit zijn slaapkamerraam in den slottuin treden en nauwkeurig rondkijken, bezorgd, zooals het haar toescheen, en toen aan zijn hond roepen en fluiten, die, goed onder appèl staande, dadelijk naar zijn meester snelde. Op hetzelfde oogenblik verscheen de hertog in de hal en onwillekeurig verborg Melusine het pakje in den zak harer japon.

‘Melusine, ben je daar?’ riep Lord Hastings verheugd, ‘Lotti zei me dat ge hoofdpijn hadt en vandaag niet aan het diner zoudt verschijnen. Ik wilde juist bij je komen.’

‘Ik heb mij maar vermand, Charley,’ sprak Melusine lachend; ‘men heeft nu ook werkelijk geen tijd om hoofdpijn te hebben.’

[pagina 332]
[p. 332]

Na het diner, waaraan Sir Robert Mount-Severn bizonder laat verscheen, trad hij op Melusine toe.

‘Pardon, Mylady,’ zei hij op zijn gewone ridderlijke manier, ‘maar ik zag u straks met mijn hond in de hal spelen; is het u ook mogelijk opgevallen, dat hij een klein pakje meegesleept heeft? Ik had wat in mijn papieren gerommeld en daarbij is het pakje op den grond gevallen, dat weet ik zeker. Trim moet het ongemerkt hebben meegepakt; voor die jonge honden mag men werkelijk niets laten liggen. Ik heb er reeds overal naar gezocht, want daar het quitanties bevat, zou ik het niet gaarne kwijt zijn. In dit opzicht ben ik zeer ordelijk,’ voegde hij er lachend bij.

Melusine stelde zich voor, dat Sir Robert met zijn ‘quitanties’ loog, en door een plotselinge ingeving beheerscht, sprak zij: ‘Trim had grooten lust mijn waaier mee te nemen, maar een pakje, neen, zoover ik gezien heb, niet.’

Melusine wist zelf niet waarom zij het bezit van het pakje loochende; misschien was het een gevoel van wraak, daar zij gemerkt had, dat het verlies van deze ‘quitanties’ hem onaangenaam was.

Toen zij 's avonds alleen op haar kamer was, haalde zij haar vondst te voorschijn, en zonder aarzelen maakte zij de touwtjes van het pakje los.

Buitenop zat een klein aantal genummerde brieven, van de hand van Sir Robert, beantwoord door een vreemde, en Melusine verwonderde zich dat Sir Robert, die in andere aangelegenheden zoo nonchalant was, bij zulke kleinigheden zoo'n ordelijken geest aan den dag legde om concepten te schrijven en brieven te nummeren. Er zijn zelfs lieden, die de grootste dwaasheden huns levens iederen avond opschrijven en er toch niet wijzer door worden, hoewel zij het zwart op wit kunnen lezen.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken