Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De geschiedenis der goudmijnen.
(Vervolg en slot van blz. 358.)

Niemand trok meer voordeel van de kudden, die zonder opzicht in de verlaten weilanden graasden. Voor enkele druppels brandewijn of whiskey betaalde men f 2.50. Drie timmerlieden boden zich aan om draaiende zeven te maken en verlangden f 100 loon per dag; het was een groote besparing zich dergelijke werktuigen te laten maken, die het wasschen van het goud zeer vergemakkelijkte en het verlies verminderde. Velen stelden zich evenwel tevreden met zeer primitief gereedschap, zooals potten en pannen, en de potten en pannen werden weldra onbetaalbaar. Goudzoekers, die genoeg gevonden hadden, verkochten vóór hun vertrek de beide zeven, die zij bezaten. Het was een soort van bakken zonder eenige waarde en zeer grof; zij brachten 1000 gulden op.

Het bijeenbrengen van levensbehoeften was uiterst moeilijk. Landbouwers, werklieden, bakkers, brouwers, slagers, alles liep weg naar de goudvelden. De schepen, die vroeger groote hoeveelheden landverhuizers, die een duren overtochtsprijs betaalden, hadden aangebracht, durfden niet meer te Montery noch te San-Francisco landen, want zoodra zij er aankwamen liep de equipage in massa weg en de kapitein kon niets anders doen dan ze volgen.

De toeloop van goudzoekers werd weldra zoo groot, dat men het arbeidsveld moest uitbreiden. Men naderde meer en meer Sierra-Nevada. Toen vereenigde zich het wasschen van den grond met het mijnwerk. Men hieuw in de rots; men kreeg stukken met goud vermengd. Maar opdat dit werk vruchtbaar zou zijn, had men water noodig, veel water; maar 's zomers zag men nauwelijks droge beekjes en de beide groote stroomen, de Sacramento en de Amerikaansche Rivier, waren ver van het arbeidsveld verwijderd. Er waren evenwel twee oplossingen van de zaak; men moest het water bij de goudvelden brengen of de goudvelden bij het water. Er vormden zich vennootschappen met groote kapitalen, die alle moeilijkheden overwonnen. Men heeft berekend dat men in de eerste vijftien jaar ongeveer 8000 kilometers slootjes of kanalen groef ten dienste der mijnen.

Bij de nadering van den winter moesten de mijnwerkers zorgen levende ossen in voorraad te hebben, maar zij vergaten dat deze dieren zelf voedsel noodig hadden, om hen op het gewenschte oogenblik van dienst te kunnen zijn. De dieren kwamen bij honderden om; de wolven en de gieren, die door de walglijke lucht werden aangetrokken, waren niet in staat ze allen te verslinden, en door de rottende overblijfsels ontstond pest, en daar de sneeuw op de bergen den toevoer van mondvoorraad tegenhield, ondervonden de mijnwerkers, dat hoewel zij hun zakken vol goud hadden, het toch mogelijk was van honger om te komen.

Maar nadat al deze moeilijkheden overwonnen waren, bleef er nog veel te doen over. De Indianen slopen met heele benden in de kampementen; Mexicaansche roovers, bandieten uit alle landen, stelden zich in schuilplaatsen op en overvielen de mijnwerkers, die naar de steden terugkeerden. Velen hunner werden bestolen of onderweg vermoord.

Intusschen werden er wegen gemaakt en spoorbanen aangelegd; steden verrezen als paddestoelen uit den grond en namen in bloei toe, in plaats van nederige dorpjes te worden, wat gebeurd zou zijn als de goudzoekers van richting veranderd of verder opgetrokken waren. San-Francisco, het gehucht van visschers, werd iederen dag van meer belang; groote houten huizen vervingen de hutten en namen steeds in aantal toe. Natuurlijk hadden er dikwijls branden plaats, maar dit was eer een zegen, want de verbrande huizen werden in steen weer opgebouwd. Zij werd het middelpunt waar de nieuw aangekomenen samenkwamen, dorstend naar goud, ongeduldig om hun droom over het El-Dorado werkelijkheid te maken; de verzadigden, met zware koffers en zakken, wachtten het vertrek van een schip af om naar Europa terug te keeren; de wanhopigen, tien keer rijk, tien keer weer arm, hadden slechts de kracht om met een bowie knife of revolver een einde aan hun ellendig bestaan te maken; de mijnwerkers kwamen naar de stad, om een weinig van hun winst te verteren, om hun inkoopen te doen, en bovenal om in een korten tijd van spel en drank den verwoeden

[pagina 367]
[p. 367]

arbeid en de ontberingen van het mijnwerkersleven te vergeten.

* * *

 

In dien tusschentijd kon de eigenaar van al de landerijen, waar al die schatten ontdekt waren, de groote en goede Sutter, verlaten van al zijn beambten, geen voordeel trekken van zijn kudden, noch van zijn oogst, en zag zijn land overstroomd en omwoeld door goudzoekers. Spoedig kwam de dag dat hij niet meer aan zijn verplichtingen kon voldoen. Hij trachtte het hoofd nog eenigen tijd boven water te houden, maar ten slotte geheel overwonnen, zonder een cent op zak, ging hij in 1873 den bijstand inroepen van het congres te Washington, dat hem, als tegenhanger voor het fortuin dat hij verloren had om een geheel volk rijk te maken en voor het stichten van een nieuwen staat, een klein jaargeld toestond, juist een jaar vóór zijn dood.

Men heeft berekend dat van 1848 tot 1887 Californië goud heeft opgebracht voor een waarde van f 1.862.500.000, op een totale waarde van f 2.487.500.000 over geheel de Vereenigde Staten. Tegenwoordig zijn de mijnen nog lang niet uitgeput, maar de opbrengst is veel minder en het zoeken gaat veel moeilijker. De opbrengst is nauwelijks f 25.000.000 per jaar. Maar niettegenstaande dat, zal het goud steeds blijven een bron van vreugde voor den een en van kwelling voor den ander. De goudvelden, onlangs in Klondyke ten noorden van Alaska ontdekt, hebben de goudkoorts weer opnieuw doen ontbranden, en de tooneelen, eens op de Californische velden voorgevallen, hebben zich op veel ernstiger en gevaarlijker wijze herhaald.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken