Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 369]
[p. 369]

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 364.)

Melusine rilde bij het lezen dezer regels. Haar hart en haar trots kwamen er tegen in opstand, gemeene zaak te maken met dezen man, en eerst nu werd het haar duidelijk, dat ze reeds te ver gegaan was. Maar nu er geen terugtreden meer mogelijk was, zag zij de noodzakelijkheid ervan in, hem in haar macht te houden, want - zij had daar gewichtige redenen voor.

Zij pakte dus een tweede banknoot in en schreef erbij: ‘Het laat zich niet aanzien dat de zaken hier spoedig een andere wending zullen nemen.

M.H.’

Er verliepen dagen in grooten angst van de zijde van Melusine, in levendige afwachting der overigen. Mr. Winchester liet niets van zich hooren, helaas

illustratie
† president mac-kinley. (Zie blz. 372.)


het bewijs, dat de handige ambtenaar niets had kunnen ontdekken, en de hertog moest zelf bekennen dat een tijdsverloop van 18 jaren meer dan voldoende was om ieder spoor van de misdaad uit te wisschen.

Op zekeren dag deed Melusine een ontdekking, die haar het bloed in de aderen deed stollen. Indertijd had zij de correspondentie, tusschen Sir Robert en Dr. Dexter gevoerd, met den brief met het chemische schrift gelegd in een geheim laadje van haar schrijfbureau, waarvan niemand het bestaan wist. Toen zij op zekeren dag wilde onderzoeken of alles nog op zijn plaats lag, was het laadje leeg, en daar deze brieven het bewijsleverden voor Mount-Severn's schuld, was ook haar ondergang onvermijdelijk.

Haar eerste gedachte was alarm te maken en een premie te stellen op het vinden der papieren, maar spoedig zag zij het dwaze van dit besluit in. Slechts een persoon, die in huis bekend was, kon de brieven ontvreemd hebben en zij rilde bij de gedachte, dat het bittere einde reeds zoo nabij was; zou de vloek der booze daad nu reeds vruchten dragen?

‘En ik ben toch nog zoo jong,’ jammerde zij vertwijfelend, met het egoïsme alle leeftijden eigen. Eerst in de tweede plaats dacht zij aan haar man. ‘Hij zal zich met afschuw van mij wenden. Charley, ik kan je niet verliezen!’

Plotseling kwam zij op een gedachte. Zij zou Roy, den brutalen geleerde, opzoeken en hem afvragen, wie hier in het slot belang had bij privé-correspondentie. Zij wist dat Mr. Roy reeds sedert Olym's tijd op Hastings-Castle woonde, en het was best mogelijk dat hij wist waar de brieven gebleven waren.

Na het diner, terwijl de heeren hun sigaar rookten, zou Melusine den tocht naar den noordelijken vleugel wagen, en hoewel zij den laatsten tijd zeer beangst was voor het spook, overwon toch de vertwijfeling haar vrees.

Zij verwijderde zich dus onder voorgeven brieven te moeten schrijven, en schreef werkelijk vluchtig een paar regels op het mooie postpapier, waarop het hoogste doel harer eerzucht, de hertogskroon, prijkte. Het doel was bereikt, zij was een der voornaamste dames uit het rijk, maar - ‘de medaille heeft ook een keerzijde’ dacht zij bitter, toen zij met hetzelfde monogram en kroon den brief sloot.

Toen nam zij een zilveren blaker met een brandende kaars en betrad de gang naar den noordelijken vleugel.

Huiverend, want de herfst maakte het in deze onbewoonde ruimte dubbel koud, stiet zij de deur van de marmerzaal open en schreed kalm op de steenen vooruit.

Het kostte haar een kleine overwinning ook de volgende zaal te betreden, maar zij zette haar vrees op zijde en trad over den drempel. De deur van de eigenlijke kamer van Lady Besz was gesloten, en het scheen Melusine toe of er door de reten een flauwe lichtstraal viel; maar vóór zij hier goed over nadenken kon ging het licht uit, de deur open en voor haar ontstelden blik stond - Lady Besz.

Als aan den grond genageld bleef Melusine eenige oogenblikken staan; toen, met een onverklaarbaren moed, deed zij een schrede voorwaarts. Daar evenwel hief de gestalte den arm afwerend op en wenkte met de hand: weg! Deze kleine, witte hand omklemde evenwel den brief met het chemische schrift; Melusine herkende hem duidelijk, en daarmee was het ook gedaan met haren moed, zij stiet een gillenden kreet uit, liet de kaars vallen en snelde weg, weg van de vreeselijke verschijning.

Zij ijlde voort, totdat zij in de gezelschapskamer gekomen was, en vloog letterlijk op de plaats af, waar de hertog gezeten was; hare handen strekte zij naar hem uit, maar vóór zij hem bereikt had, viel zij bewusteloos op den grond.

Toen zij weder bijgekomen was en vertellen kon wat er gebeurd was, gaf de hertog onmiddellijk bevel tot een huiszoeking. Want dat het een geest was, dien Melusine gezien had, liet hij zich nu evenmin als vroeger wijsmaken.

Den volgenden dag was Melusine weder geheel van den schrik hersteld; alleen was zij bizonder prikkelbaar door het feit, dat er bij de huiszoeking niets ontdekt was wat een verklaring kon geven van de verschijning.

[pagina 370]
[p. 370]

In den namiddag van denzelfden dag liet Mr. Roy den hertog om een onderhoud vragen, wat natuurlijk toegestaan werd, hoewel het hem wel eenigszins bevreemdde, dat de kleine geleerde zijn komst zoo deftig liet aandienen.

Tegelijkertijd kwam het volgend telegram:

‘Mevrouw Dexter in Brussel gevonden. Is verduiveld achterhoudend en voorzichtig.
Winchester.’

Dit alles bij elkaar genomen had den hertog zeer ontstemd, en ditmaal kon zelfs het lieve lachje der ‘Hooglandsfee’ de sombere stemming niet verdrijven.

Ook het binnentreden van Mr. Roy verloste den hertog niet van zijn zorgen, want nadat de geleerde onder verlegen zwijgen een tijdlang gewacht had of de hertog hem ook zou aanspreken, begon hij, zooals verstandige lieden wel eens meer doen, met een alledaagsch praatje.

‘Mooi weer vandaag,’ sprak hij zenuwachtig.

Lord Hastings wendde zich boos om.

‘Als dat de aanleiding tot je bezoek is, Roy, ga dan liever naar buiten en geniet van het mooie weer. Ik heb andere dingen in het hoofd dan den stand van den thermometer.’

‘Barometer,’ verbeterde de geleerde.

‘Wil je mij voor den gek houden, Roy?’

‘Dat verhoede God,’ sprak de kleine man verschrikt, ‘maar wanneer ge heden geen lust hebt om mij aan te hooren, dan zal ik later...’

‘Neen. Heb je iets gewichtigs te zeggen?’

‘Ja.’

‘Nu, spreek dan.’

Mr. Roy haalde diep adem en begon op plechtigen toon: ‘Ik heb gehoord van de dingen, die zich in de laatste weken hier hebben voorgedaan, en kom nu met een gewichtige ontdekking.’

‘Welke dingen bedoelt ge?’

‘Nu - de ontdekking, dat uw zuster Isabella vóór 18 jaar niet gestorven is.’

‘Maar beste Roy, dat weet ik immers al lang, en noemt ge dat een gewichtige ontdekking uwerzijds?’

‘Charley, ge zijt vreeselijk overspannen. Ik herken je nauwelijks meer aan dien spottenden toon,’ antwoordde de geleerde zacht verwijtend, en toen de hertog hem zonder een woord te zeggen de hand toestak, ging hij zachter voort: ‘Ik kom om u te vertellen, dat ik nu meer weet van wat er met uw zuster gebeurd is.’

De hertog stond vol verwachting op.

‘Wat weet je, Roy, van wien, en sedert wanneer?’

‘Sedert gisteren, Mylord. Lady Isabella werd 16 November 18... 's avonds om 8 uur voor de deur van Sir Ralph Hereford gelegd en door hem opgenomen. Zij droeg op Hereford-House den naam van Mary-Rose.’

De hertog zonk als gebroken in zijn stoel terug.

‘Dan is zij dood!’ zeide hij dof.

Mr. Roy opende den mond als wilde hij iets zeggen, maar sloot hem dadelijk weer als bedacht hij zich, dat daarvoor de tijd nog niet was aangebroken.

‘Welke bewijzen hebt ge voor die ontdekking?’ vroeg eindelijk de hertog.

Mr. Roy haalde een papier te voorschijn, den brief, waarin Sir Ralph Hereford gesmeekt werd het kind op te nemen, en op welks anderen kant zich de met chemischen inkt geschreven woorden bevonden.

Roy verklaarde, dat deze eerst kort geleden te voorschijn moesten zijn gekomen, daar althans de laatste regels nog zeer versch waren, in alle geval niet zoo alsof zij vóór 18 jaren te voorschijn geroepen waren. Was dit het geval geweest, dan had Sir Ralph ongetwijfeld het kind aan haar ouders teruggegeven.’

De hertog bekeek den brief van alle kanten en vroeg eindelijk: ‘Hoe komt ge eraan?’

‘Mag ik voorloopig u het antwoord op deze vraag schuldig blijven, Mylord? Misschien kan ik morgen aan uw verzoek voldoen.’

‘Waartoe deze geheimzinnigheid, Roy?’

‘Omdat - laat ons er liever over zwijgen,’ en hartelijk voegde hij er bij: ‘Vertrouw me, ik smeek er u om.’

De hertog streek zich met de hand over het voorhoofd; toen, plotseling opstaande, riep hij uit: ‘Goed, ik wil tot morgen wachten. Het zal zeker onnoodig zijn den detective terug te roepen, daar wij nog niet weten wie destijds het bedrog gepleegd heeft.’

‘Het schrift van dezen brief,’ sprak Roy, ‘is vervalscht en verdraaid; het later voor den dag gekomene chemische schrift is geschreven door Dr. Dexter, want diens hand ken ik. Laat den detective nog waar hij is. Mijn verklaringen van morgen zullen waarschijnlijk meer licht in de zaak verspreiden.’

‘Dus de schuld of medeschuld van Dr. Dexter wordt door uw getuigenis bewezen. Wat moet de detective dan nog doen?’ vroeg de hertog ongeduldig, ‘en waarom kunt ge morgen pas een verklaring geven? Waarom kan het vandaag niet gebeuren?’

‘Ik heb daarvoor mijn reden, Mylord, dwing mij niet tot overijld handelen. Mogelijk kunt ge in dien tusschentijd nog eens met de hertogin praten, die zich misschien nu meer van de arme vondeling herinneren zal.’

De hertog wierp een langen blik op den geleerde; hij wilde uitvaren, maar beheerschte zich.

‘Melusine heeft mij gezegd, wat zij van het meisje wist, zoolang zij met haar op Hereford-House woonde.’

‘Misschien toch niet alles, Mylord!’

‘Roy, Roy, neem je in acht!’ riep de hertog buiten zichzelven. ‘Wat beteekenen die aanvallen op den waarheidszin mijner vrouw? Moet ik daaruit afleiden, dat zij het meisje mishandeld, ter zijde gezet, ja, weet ik niet wat, gedaan heeft?’

De kleine geleerde zweeg, maar juist dit zwijgen deed het bloed van den hertog bijna in de aderen stollen.

‘Het kan wezen, dat zij niet geweten heeft wie Mary-Rose was,’ bracht de hertog met moeite uit; maar weer zweeg Mr. Roy, terwijl hij dacht: ‘Zal zij nieuwe leugens verzinnen of zal zij voordeel trekken uit den tijd, dien ik haar laat, en zelve bekennen, eer ik met mijn bewijzen kom?’

De hertog had het gevoel van toorn, vermengd met de vrees voor naderend onheil, veroorzaakt door het zwijgen van den geleerde, met bovenmenschelijke wilskracht overwonnen.

‘Ik zal tot morgen wachten, om uwentwille, Roy,’ sprak hij dof, ‘want ik weet welk een beproefd vriend ge van ons huis zijt. Maar, bij God, een ander had niet mogen zwijgen, waar het een aanklacht tegen mijn vrouw geldt. Ik had hem ter aarde geworpen. Maar nu genoeg, Roy, ik ga naar mijn vrouw en God geve dat het uitkomt, dat gij u vergist.’

Hij nam den brief op en verliet haastig de kamer, terwijl hij zich zonder uitstel begaf naar het boudoir van Melusine, die, met een boek in de hand, als het beeld van rust en kalmte op haar causeuse lag en hem bij het binnentreden met een harer liefste lachjes begroette.

‘Kom je eindelijk, Charley?’ riep zij hem te gemoet; ‘ik dacht al dat ge mij vergeten hadt.’

Lord Hastings antwoordde niet. Hij raakte slechts vluchtig de slanke vingers aan, zonder haar zooals gewoonlijk te kussen, en trad naar het geopende venster, terwijl hij den blik uitvorschend op zijn vrouw gericht hield.

‘Mijn God, Charley, wat zie je er somber uit!’ riep Melusine verschrikt. ‘Is je iets onaangenaams overkomen?’

‘Ik heb iets ondervonden, wat mij diep geschokt heeft,’ sprak hij, ‘en jou getuigenis kan de zaak ophelderen. Mag ik er op rekenen dat ge de waarheid zegt?’

‘Maar natuurlijk, Charley,’ antwoordde zij met haar liefste lachje.

[pagina 371]
[p. 371]

‘Ziet zóó de leugen er uit?’ dacht de hertog, en luid voegde hij erbij: ‘Melusine, mijn zuster is gevonden. Achttien jaar geleden werd zij op den drempel van Hereford-House te vondeling gelegd. Om welke reden weet ik nog niet.’

Melusine was doodsbleek geworden en stamelde: ‘Hoe is 't mogelijk, Charley?’

‘Sir Ralph en zijn eerste vrouw namen het kind op en mijn zuster leefde als Mary-Rose Trouvée in hun huis. Doch dit wist ge; maar was het je ook bekend, wie de arme vondeling was?’

Melusine snakte naar adem.

‘Welk een ontdekking!’ riep zij. ‘Neen, Charley, ik hoor het voor de eerste maal.’

De hertog zag haar strak in het doodsbleek gelaat. Hij ontvouwde den brief en reikte hem haar over.

‘Ken je dan dit document niet, Melusine?’ Als in een droom staarde zij op het papier, dat zij gisteren in de handen van de verschijning gezien had.

‘Ja - neen,’ stamelde zij; ‘wat is het voor een brief?’

‘Melusine, ik verlang de waarheid van je,’ antwoordde de hertog op een toon, zooals ze nog nooit van hem gehoord had, en die haar als een electrische schok trof.

‘Ik zag den brief eens in handen van Sir Ralph,’ sprak zij zacht. ‘Maar toen stond alleen het verdraaide schrift er op - ik kan zweren, dat ik de letters op den anderen kant niet gezien heb!’

‘Waarom wilt ge mij misleiden?’ zei de hertog hard, hij wist zelf niet waarom, want hare verklaring had hem voldoende moeten zijn.

Maar Melusine was gedeeltelijk weer van den schrik bekomen, en trachtte zich achter een voorgewende boosheid te verschansen, wat voor schuldigen altijd een geliefkoosd bolwerk is.

‘Waarom zou ik je willen misleiden?’ zei zij verbaasd en tevens hoogmoedig; ‘het bericht, dat Mary-Rose je zuster is, verraste mij zoo, dat ik mogelijk een vreemd antwoord gaf!’

‘Melusine,’ sprak de hertog op een toon, die hem uit het diepst van het hart kwam, ‘Melusine, lieveling, bedrieg mij niet! Waarom wilt ge niet zeggen, dat ge deze ontdekking reeds eer wist dan ik? Wilt ge het loochenen om mij te ontzien, dan dank ik je daarvoor, maar laat nu den sluier vallen, en bedenk hoe diep, hoe oneindig diep het mij treffen moet, mij door u, in wie ik mijn volle vertrouwen gesteld heb, bedrogen te weten!’

Zij sprong op en streek zich diep ademhalend de blonde haren van het voorhoofd, en haar oogen hadden dien strakken, kouden glans, dien hij er vroeger al eens in gezien had.

‘Waarom plaagt ge mij zoo, Charley?’ sprak zij met bevende stem, ‘wat moet dat alles beteekenen? Waarom zegt ge zulke vreemde dingen? Tot op dit oogenblik heb ik niet geweten dat Mary-Rose een Carlyle was.

Hij zag haar diep in de oogen, en bij hun zeldzamen glans schoot het hem plotseling te binnen, dat zij hem met dienzelfden blik had aangezien, toen zij naast Sir Ralph's zieltogend lichaam in het mos knielde, nadat hij de laatste woorden tot haar gesproken had. De hertog voelde, hoe hem bij deze gedachte het bloed in de aderen stolde, en met treurige, zachte stem, niet dreigend en somber, sprak hij: ‘Wee u en mij, Melusine, als gij liegt!’

Hare oogen schoten bijna vlammen, toen zij hoogmoedig uitriep: ‘Wees op je hoede, ik behoor niet tot degenen, die gemakkelijk een beleediging vergeten!’

De hertog deed een stap terug - hij was bleek geworden tot aan de lippen.

‘Antwoord mij,’ riep hij bevelend, ‘zeg mij de waarheid - ik wil het!’

Zij richtte zich hoog op en siste: ‘Car tel est nôtre plaisir, niet waar? Maar ik wil mij hier niet als een schoolmeisje laten ondervragen. Ik heb gesproken en wil verder niets meer zeggen! Als het mij aanstaat spreek ik de waarheid of niet, dan kunt ge gelooven, wat ge wilt. Ge durft mij bevelen? Wees op je hoede, heb ik gezegd! Ik beveel je, mij met vrede te laten, en hoop, dat ge mij eens en voor altijd begrepen hebt!’

Zij was hem dicht genaderd, haar schoone trekken van woede verwrongen, de vuisten gebald. En terwijl zij als een getergde leeuw hare manen terugwierp, verliet zij het vertrek.

‘Melusine...’

Het was een kreet van smart, die van de lippen van den sterken man kwam, toen de schellen hem van de oogen vielen, want hij voelde plotseling dat dit de ware gedaante was van zijn aangebeden afgod.

‘Niet echt - slechts klatergoud!’ sprak hij op smartelijken toon, toen hij de kamer verliet, waar de Hooglandsroos haar doornen getoond, en hem diep en onherstelbaar gewond had.

‘Schwalben ziehen, Blätter fallen -’

XIII.

De opgewondenheid, die zich van de bewoners van Hastings-Castle had meester gemaakt, toen de ontdekking in den grafkelder gedaan was, had zich als een loopend vuurtje door den omtrek verspreid, en was nog toegenomen door het fabelachtige gerucht, dat de kleine Lady uit den edelen stam tot vóór twee jaar als pleegdochter bij Sir Ralph in huis gewoond had.

Mrs. Fly viel bijna in onmacht, toen haar man haar vertelde, dat dezelfde jonge dame, die zij voor twee jaren naar den ‘gekken’ Roy in den boekentoren gezonden had, haar kleine, lieve Lady geweest was. Lady Carlyle was er niet veel beter aan toe, maar haar onmacht had een andere reden; haar bloedeigen nicht, Lady Isabella Carlyle, had hier in het slot van haar voorvaderen dienst gedaan als kamenier bij Lady Hereford, die in stand verre beneden haar stond.

Frederik zei volstrekt niets bij al deze ontdekkingen; stilzwijgend ging hij naar het ‘roode salon’, plaatste zich voor de beeltenis van Lady Besz en kon zich niet losrukken van het sprekend evenbeeld zijner doode geliefde.

‘Vandaar de gelijkenis,’ dacht hij, ‘want de spokende Lady Besz was ook een voorouder mijner arme Mary-Rose.’

Het hart van den armen Frederik bloedde, als hij dacht aan zijn lieve bruid en haar treurig uiteinde. Volgens haar rang en stand hoorde zij hier in het slot thuis, en toch had zij er de plichten eener dienstbare vervuld; in Hereford-House moest zij de luimen van Lady Melusine verdragen, en nu rustte haar lijk op den bodem van den heksenvijver te Hampton.

Frederik was evenwel niet alleen met zijn smart, ook de hertog van Hastings leed veel, want Melusine had hem voor het eerst sedert zij getrouwd waren, verdriet gedaan.

Op zichzelf genomen was dit feit zoo heel erg niet, want een mensch is nu eenmaal een mensch en niemand onzer is volmaakt, maar hij voelde als bij instinct, dat zij hem bedroog door te zeggen, dat zij van de arme vondeling niets afwist.

De stemming onder het ontbijt was zeer gedrukt geweest; bij de lunch had miss Bane beproefd grappig te zijn, maar het had bij niemand weerklank gevonden, en in deze stemming kleedden de dames zich voor het diner.

Lady Carlyle zag er in haar zwart fluweelen japon uit als de ongeluksbode zelf; miss Bane liep in haar mat-blauw zijden kleedje af en aan. Nu eens doorbladerde zij een album, dan weer speelde zij eenige maten op den Erard-vleugel, of zij zong een Fransch liedje en deed mislukte pogingen met Frederik of den hertog een gesprek aan te knoopen.

Eindelijk verscheen Lady Melusine, verblindend schoon

[pagina 372]
[p. 372]

in haar wil zijden japon, heur licht haar in lange golven over den rug hangend, slechts bij elkaar gehouden door een gesp van groote diamanten, terwijl rijen prachtige paarlen haar hals sierden.

De indruk, dien hare verschijning maakte, was zooals altijd machtig; zij verontschuldigde haar vreemd kapsel onder voorwending van hoofdpijn, waardoor zij het opbinden van het haar niet verdragen kon.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken