Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De werkplaatsen voor gebrekkigen.
Met illustratiën.

In Frankrijk, in het departement der Seine, zijn onlangs, zonder er eenigen ophef van te maken, werkinrichtingen geopend, die zonder twijfel wel de meest liefdadige instellingen zijn, die men zich

illustratie
werkplaats der vouwsters.


kan voorstellen, want zij geven aan het sociale leven terug invaliden, die, door hen werk te verschaffen, van een zeer duistere toekomst gered worden.

Men weet niet hoe talrijk ze zijn, de verminkten, die in den oorlog of bij hun werk gewond zijn, en daardoor hun gewone plaats in de maatschappij niet meer kunnen innemen, en hoewel zij nog eenige werkkracht bezitten, zien zij zich veroordeeld tot het ellendigst bestaan te midden van veel verleidingen, in het leven geroepen door hun eenzaamheid en verlatenheid.

Nu heeft men die ongelukkigen, welke met hun eeuwigdurende klachten langs straat loopen, die gebrekkigen met hun verminkt of misvormd lichaam, doen inzien, dat zij in 't vervolg geen onnutte wezens meer zijn, geen bedelaars; maar werklieden, die hun wilskracht en moed verzamelend, een rol zullen kunnen spelen in den industrieelen strijd.

Tot dusver dienden zij tot niets anders dan om de steden met hun ellende te vervullen, en nu zijn zij geroepen om te werken, zoodat de levenslust weer tot hen terugkeert en er een glimlach op hun gelaat komt.

Reeds zijn twee ateliers voor gebrekkigen geopend, een te Montreuil-sous-Bois en de andere in de rue Planchat, te Menilmontant.

De fotografieën, die wij hierbij geven, zijn genomen in de ateliers, die geheel gereed zijn.

Ongeveer 150 verminkten, vrouwen zoowel als mannen, hebben er plaats kunnen vinden; dit zijn de gelukkigen, want er zijn nog twee duizend anderen, die zich hebben laten inschrijven en een plaatsje verlangen. Want als men wil dat de werkmeester, die de directie voert in ieder der ateliers, zijn menschen goed leert kennen, invloed op hen kan uitoefenen, zich bemind en geacht zal maken, dan kunnen

[pagina 77]
[p. 77]
er niet meer dan 70 arbeiders in iedere groep worden toegelaten, en daar zij, die er eenmaal zijn, er ook blijven, zal men, om aan de aanvragen te kunnen voldoen, nieuwe werkplaatsen

illustratie
een éénbeenige aan het werk.


moeten inrichten. Stellig zijn er tot heden wel een dertigtal van die werkplaatsen noodig, een rijk arbeidsveld dus voor de Fransche philanthropen.

Het atelier dient niet tot huisvesting van de gebrekkigen; zij brengen er acht uur van den dag door en hebben tot devies: ‘helpt elkaar’.

De werkman, die van het gezicht beroofd is, laat een motor loopen, een tweede ongelukkige leidt met den éénen arm, die hem is overgebleven, het werk dezer machine. Zij, die geen beenen hebben, verrichten bezigheden, waarbij ze zich niet behoeven te verplaatsen.

Andere gebrekkigen, die eenige ontwikkeling hebben, gaan er op uit om werk te zoeken voor hun kameraden, die in het atelier zijn achtergebleven.

De toepassing van dezen maatregel van onderlinge hulp onder gebrekkigen heeft op de ateliers te Montreuil en in de Rue Planchat zeer goed gewerkt. De lieden, die er werk verrichten, zijn er niet alleen in geslaagd in de maatschappij hun plaats als werkman weer in te nemen, maar zij zijn ook in staat gesteld om goedkoop te leven.

Ieder atelier is nog meer geworden dan een coöperatieve vereeniging van verbruik en productie; 't is een soort van broederschap, welks leden in elkaars behoeften voorzien. Onder de werklieden, in een groep vereenigd, treft men altijd een oud schoen- of kleermaker, schrijnwerker of timmerman aan, die enkele uren van den dag, zonder dat het hem te veel vermoeit, zijn vroeger vak kan uitoefenen. De onkosten worden daardoor natuurlijk belangrijk verminderd.

Iedere groep heeft ook haar inrichting, waar het goed versteld wordt, haar kapkamer, haar wasscherij en strijkinrichting, waar het linnen bijna zonder kosten in orde gemaakt wordt. Verder is er een cantine, waar men voor een maal, bestaande uit soep, vleesch, groente, een glas wijn en zooveel brood als men verkiest, nooit meer dan 45 centimes (22½ cent) betaalt.

Men is er tevreden met zijn lot, en aan de lange tafels, waar de vouwers, binders of liniëerders werken of de blinden met elkaar praten, stijgt dikwijls een vroolijk gezang op, dat uren duurt.

De ateliers zien er overigens uit als alle andere werkplaatsen; er heerscht een prettige bedrijvigheid en iedereen doet zoo goed mogelijk zijn plicht. Alleen om zes uur 's avonds, als het werk afgeloopen is en de menschen naar huis gaan, ziet men eerst hoe gebrekkig en hulpbehoevend de meesten zijn; toch zien zij er niet tegen op als er wat veel werk is, een uurtje langer te blijven.

Het salaris, dat de gebrekkigen verdienen, bedraagt 37,000 francs per jaar en per atelier; dit staat ongeveer gelijk met hetgeen hun werk opbrengt. Maar er zijn nog meer onkosten, zooals het aanschaffen van materiaal enz., die bestreden moeten worden, zoodat de uitgaven de inkomsten met 20 duizend francs overtreffen. Dit verschil wordt evenwel betaald door de ‘Conseil Général’.

Het is een bewonderenswaardige instelling; zij bestuurt zichzelve, zij voorkomt gebrek en houdt het gevoel van eigenwaarde van degenen, die er werken, staande.

Hoewel men zich niet belast met het onderdak brengen der werklieden, stelt men toch alle pogingen in het werk om hen, die door hun lichaamsgebreken geen verren afstand kunnen afleggen, zoo dicht mogelijk bij het atelier te doen wonen. Voor de getrouwde werklieden is de oplossing vrij gemakkelijk, want in die bevolkte buurten is er geen gebrek aan burgermanswoningen tegen betrekkelijk lagen huurprijs; maar voor de vrijgezellen wordt de zaak moeilijker. Voor hen, die zelf bekennen dat zij ‘niet huwbaar’ zijn en toch veel hulp noodig hebben, zou het dwaasheid zijn hen een onderkomen te verschaffen waar zij alleen en hulpeloos zouden zijn.

Op gemeubileerde kamers in de buurt heeft men getracht ze onder dak te brengen, maar de huurprijs der kamer (3

illustratie
de éénarmige boekhouder.


francs per week) was wel wat hoog; dit bemerkten de werklieden zelf ook, en er moesten andere maatregelen genomen worden. Men heeft getracht enkelen hunner bij elkaar te laten wonen. Zoo was er bijv. een weduwnaar, die nog eenig meubelair had; dezen heeft men saamgebracht met een man
[pagina 78]
[p. 78]

met wien hij sympathiseerde en voor hen beiden logies gevonden voor 120 francs per jaar.

Voor degenen, die geen meubelen hebben en ook geen andere kleeren dan die ze aanhebben, heeft men nog niets kunnen doen, daar de jonge instelling nog geen crediet heeft; toch is men van plan om, geheel buiten het atelier om, een vereeniging in het leven te roepen, die inzamelingen zal houden voor gebruikte maar nog goede kleeren, dito meubelen, enz. enz., en die zoo noodig te laten verstellen en repareeren op kosten der werklieden zelven, door hen vrijwillig een zeer klein deel van hun weekloon af te houden.

Tot slot nog een treffend feit aangehaald.

Op het oogenblik dat de persoon, die de fotografieën, welke hier staan afgedrukt, gemaakt heeft, het atelier wilde verlaten, kwam er een jonge blinde naar den werkmeester toe en vroeg:

‘In welk tijdschrift zullen de plaatjes worden opgenomen? want ik zou ze graag willen zien!’

En toen hem geantwoord werd: ‘arme kleine, hoe zult ge dat doen?’ klonk het antwoord:

‘Ik zal het mij laten voorlezen en ik zal luisteren met de oogen van het hart.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken