Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 401]
[p. 401]

Een onvolledige wraakneming.
Met illustratiën.
(Vervolg en slot van blz. 395.)

‘Hij was je vriend; maar toch was ik er niet zeker van of ge 't wel wist, want ik dacht, dat ge dan niet zoo dikwijls hier zoudt zijn gekomen. Maar ik kon er niet vroeger over spreken, kon ik

illustratie
“Ik weet dat het een wraakoefening tegenover Mary is.”


wel? Maar nu, oh - Ronny, nu moet ik er over spreken! Willen we het verleden maar laten rusten?’

‘Ja, dat is goed,’ antwoordde ik heesch, ‘ik weet alles wat ik weten moet,’

‘Misschien weet ge zelfs meer dan ik,’ antwoordde zij.

Hoewel ik niet goed begreep wat zij bedoelde, klonk mijn antwoord: ‘In alle geval is het goed zoo; we zullen de zaak laten rusten.’

Dit scheen haar gelukkig te maken, want zij wilde gaarne het verleden vergeten en alleen aan de toekomst denken. Natuurlijk zou zij ook niet over de zaak gesproken hebben, als zij er niet bijna zeker van geweest was, dat ik er iets van af wist, en zij voelde dat het goed was haarzelf in mijn oogen volkomen te rechtvaardigen.

Onsengagement was spoedig over het geheele graafschap bekend. Ik kon lady Storm niet zien, maar ik was er zeker van dat zij het wel weten zou en verheugd zou zijn, daar de dag, waarnaar zij zoo verlangde, hoe langer hoe meer naderde. Ik besloot haar niet te bezoeken, voor de zaak voorgoed haar beslag had.

Mijn hofmakerij was bizonder vreemd, want ik was werkelijk half krankzinnig in die dagen. Mijn liefde vormde een mengeling van honig en vergif in mijn hart. Iedere vriendelijke liefkoozing van Mary was als de aanraking van witgloeiend ijzer op een rauwe wond, en toch zou ik op de knieën hebben kunnen vallen om haar te aanbidden, als - Maar dat fatale als was een onoverkomelijke scheidsmuur tusschen haar en mij.

Toch scheen Mary gelukkig en meende dat ik het ook was. Marion Hildredscheen, vreemd genoeg, de zaak beter te begrijpen, want ik betrapte haar dikwijls, dat zij mij gadesloeg, vooral nadat de trouwdag was vastgesteld en mijn grootste marteling was begonnen. Haar oogen zagen mij vreemder aan dan ooit en ik vertrouwde haar niet, terwijl haar blikken mij overal achtervolgden.

Mijn wond was genezen, ik was nu niet langer invalide, maar de slapelooze nachten die ik doorbracht (ik meende toen dat ik nooit meer goed zou slapen) beletten, dat

[pagina 402]
[p. 402]

mijn krachten terugkeerden, want ik leidde het leven van een veroordeeld misdadiger, hoewel men meende dat ik een van de gelukkigste en rijkste mannen ter wereld was.

Niemand kan zich voorstellen wat het was, het meisje, dat ik aanhad, toebereidselen te zien maken voor haar huwelijk, dat nooit zou plaats hebben. Iedere kleinigheid die zij mij liet zien of die ik toevallig zag, gaf mij een steek in het hart; ook de cadeaux begonnen te komen. Met mijn hand in de hare wilde Mary van mij weten, waarheen wij op de huwelijksreis zouden gaan. Of moest dat zelfs voor haar tot op het laatste oogenblik een geheim blijven?

‘Tot op het laatste oogenblik!’ Die woorden klonken mij als een doodsklok. Ik maakte geen plannen voor de toekomst; ik zou verdwijnen, dat was alles wat ik wist. Het kwam er niet op aan wat er van mij werd, of wanneer ik zou ophouden het werktuig te zijn in lady Storm's wraakzuchtige handen.

Den nacht voor den bepaalden dag bracht ik in de grootste ellende door.

Het zou een eenvoudige huwelijksvoltrekking zijn; Mary zei niet, waarom zij dat wenschte, maar ik meende dat zij dacht, dat men er over zou praten, als haar huwelijk zoo spoedig na den dood van mijn vriend, den man met wien zij een jaar geëngageerd was geweest, met groote feestelijkheden gevierd zou worden. Toch wisten wij dat er in het graafschap veel notitie van ons genomen werd; de kerk zou vol zijn en wij hadden vier bruidsmeisjes, waarvan Marion Hildred er natuurlijk één was. De andere drie zouden den nacht aan huis bij de bruid doorbrengen, daar het huwelijk om twaalf uur voltrokken zou worden, en men meende dat wij - Mary en ik - in den namiddag naar het buitenland zouden vertrekken. Maar de laatste uren van haar meisjes-bestaan moest zij doorbrengen met hare oude vriendinnen volstrekt niet met mij, zeide zij lachend maar met tranen in haar lieve oogen; doch zij voegde er dadelijk bij, dat, als ik een oogenblikje wilde komen, ik niet onwelkom zou zijn. Niemand hoefde het te weten, zij zou mij in een der kamers wel ontvangen.

Ik had een excuus kunnen maken en wegblijven, maar het was mij niet mogelijk. ‘Het is voor den laatsten keer,’ sprak ik tot mijzelven. ‘Zij en ik zullen elkaar op aarde nooit weerzien.’ Ik ging dus en wij ontmoetten elkaar in het salon.

‘O, Ronny,’ fluisterde zij, ‘dat is nu de laatste maal dat wij afscheid van elkaar hoeven te nemen!’ Gedurende een oogenblik beefde er een bekentenis op mijn lippen, maar ik sprak die niet uit. Ik sloot de ooren voor de stem van mijn geweten, die mij ‘Judas’ toeriep. En ik kuste haar, wetende dat dit voor de laatste maal was aan deze zijde van het graf, want morgen op dezen zelfden tijd zou zij mij haten.

Op weg naar huis moest ik voorbij een meer, waarop men tot voor eenige dagen schaatsen gereden had. Toen was de dooi ingevallen en er was nu een groot gat in het ijs. Als een groote hongerige mond zag ik het in het maanlicht.

Die aanblik maakte mij dol. Zou ik mijn woord tegenover Madonna houden, als ik van avond dien mond met mijn lichaam voedde? Niemand behoefde te weten, dat ik opzettelijk gestorven was. De menschen zouden denken dat ik den kortsten weg had willen nemen en verdronken was. Mary zou bedroefd zijn - als zij tenminste van mij hield - maar de vernedering van verlaten bruid te zijn zou haar bespaard blijven. Doch dat zou hetzelfde zijn als mijn belofte breken. Hugh's moeder leefde immers enkel nog om Mary's vernedering te zien. Daar, in dat eenzame huis onder de boomen, woonde zij, met vreugde den dag van morgen verbeidende. Misschien was zij wel van plan in de kerk te zijn, maar - mijn hart kromp ineen bij die veronderstelling. Ik had nog niet het recht op de weelde van te mogen sterven - althans nú nog niet.

De morgen kwam en vond mij gebogen over de asch van een uitgedoofde kachel. In den regel dronk ik weinig wijn of spiritualiën, maar ik had dien nacht veel brandewijn gedronken, en toen het dag werd gebruikte ik nog meer.

Om acht uur ging ik naar boven en nam een koud bad. Het water was als ijs en daarna gloeide ik ook niet, zoodat ik rilde. Maar ik begon mijzelven weer te voelen; allerlei beschuldigende gedachten dwongen zich aan mij op. Mijn wereld zou nu een einde nemen, en wat het meisje ook was, ik was een schurk en niet waard te leven.

Om elf uur kwam Tom Jeffreys, een van mijn kameraden, die getuige zou zijn. Hij was in gala gekleed en zeer opgeruimd, maar toen hij mij zag, veranderde zijn gelaat. Ik zag er uit als een geest, zei hij. Was er iets niet in orde? ‘Neen,’ antwoordde ik, ‘ik voel mij alleen niet wel.’

Ons gesprek wilde niet vlotten, en ten laatste herinnerde hij er mij aan, dat ik niet gekleed was. Ik moest toch mijn rok aandoen? Het zou anders te laat worden.

Ik zei hem, zooals ik tot mijn knecht gezegd had, dat ik geen haast had, maar hij was rusteloos en zijn oogen dwaalden van de pendule op den schoorsteen naar mij.

Het was eindelijk twintig minuten voor twaalven geworden.

‘Luister eens, oude jongen, nu wordt het toch al te gek,’ riep Jeffreys uit. ‘Gelukkig dat de kerk dichtbij is; in acht minuten kunnen wij er wel heenrijden, dat heb ik bemerkt toen ik, van 't station komende, er langs kwam. Kun je je nu in minder dan tien minuten kleeden?’

Ik antwoordde hem niet en zat in 't vuur te staren alsof ik hem niet gehoord had, terwijl een inwendige stem mij toefluisterde: ‘'t Is nu toch tijd genoeg. Trouw het meisje, dat nu in haar goddelijk wit bruidstoilet met haar oom naar de kerk rijdt. Trouw haar en zeg niets; laat Madonna van teleurstelling sterven en word gelukkig met de mooie vrouw, die zij de moordenares van haar zoon noemde.’

‘Hoor je niet, wat ik zeg?’ vroeg Jeffreys.

‘Stellig,’ antwoordde ik. ‘Maar ik ga niet naar de kerk; ik zal ook niet trouwen.’

Boos en verschrikt sprong hij op.

‘Goede hemel! Ge bent gek geworden!’ begon hij. Maar ik viel hem in de rede door op somberen toon te zeggen: ‘Ge behoeft niets te zeggen; ik weet het best wat mij te doen staat. Het spijt mij dat ik je voor niets hier heb laten komen, maar er moest iemand opgeofferd worden, en toen deed ik het jou. Ik kan je niet vragen het mij te vergeven. Ik moet een ander leven beginnen, - naar Indië of ergens anders heen gaan. Mijn koffers zijn gepakt, ik ben klaar voor een groote reis, en 't is mij onverschillig wanneer ik vertrek.’

Toch bleef hij nog aandringen; hij smeekte mij, mij nog eens te bedenken, ik moest niet goed bij 't hoofd zijn en ik zou hem morgen dankbaar zijn, dat hij mij nog naar de kerk gesleept had. Terwijl hij sprak ging de minuutwijzer van de pendule langzaam vooruit. Het was nu twaalf uur. Mary zou nu in de kerk zijn. Haar straf was reeds begonnen - en de mijne! Het was haast zwaarder dan ik dragen kon.

‘Het is nog niet te laat,’ drong Jeffreys aan. ‘Ik zal wel excuses maken; je was niet wel of je bent flauwgevallen.’

‘Het is wel te laat,’ sprak ik, en terwijl ik dat zei, hoorde ik vreeselijk bellen. Zou dat nu kolonel Hildred al zijn?

Een oogenblik later diende de knecht ‘Mejuffrouw Marion Hildred’ aan.

Zij kwam binnensnellen in haar toilet als bruidsmeisje, een beeldig wit japonnetje en een prachtigen hoed. Staande, staarden wij haar aan. Jeffreys en zij hadden elkaar nooit ontmoet, maar zij wendde zich tot hem en vroeg: ‘Wilt u ons een oogenblik alleen laten?’

Jeffreys verwijderde zich en sloot zachtjes de deur.

Ik begreep niet wat zij kwam doen, en dan zoo vroeg; bijna vóór de bruid tijd had gehad om te begrijpen dat de bruîgom haar liet wachten.

[pagina 403]
[p. 403]

‘Nu weet ik, waarom je er al dien tijd zoo ongelukkig uitzag,’ zei Marion Hildred. ‘Hoe het kwam dat je iederen dag magerder en bleeker werd. Ik heb het den geheelen tijd reeds gedacht, want ge waart zijn vriend. ‘Ik weet, dat het een wraakoefening tegenover Mary is. Zij wacht nu op je, vol verwondering. Ik sloop weg. Vader zal komen of iemand zenden om te vragen of ge ziek bent - want aan iets anders zal zij niet denken. Niemand weet dat ik nu hier ben. Ben je niet van plan naar de kerk te gaan?’

‘Neen!’

‘Hebt je haar dan volstrekt niet liefgehad?’

‘Goede hemel, of ik haar liefheb!’

Plotseling brak het meisje in hartstochtelijk snikken uit en riep: ‘Ga dan naar haar toe, ga dan. Ik zeg je, dat ze onschuldig is. Ik heb het gedaan. Zij dacht - en zij denkt nog - dat hij genoeg van haar had. Wel schreef zij den brief, maar niet aan hem. Het was een brief, gebruikt bij een comedie-voorstelling. Wij gaven liefhebberij-voorstellingen in Calcutta, kort voordat vader uit den dienst ging en wij hier op Greylands kwamen wonen. Mary werd, als heldin, verondersteld dien brief aan den held te zenden. Hij moest hem op het tooneel hardop voorlezen, daarom schreef zij hem woord voor woord uit om hem de moeite van het uit het hoofd leeren te besparen. Lang nadat wij hier kwamen vond ik dien brief bij andere zaken, die wij voor het tooneel gebruikten, en - en - ik hield zooveel van Hugh, zoodat ik niet kon verdragen dat hij met Mary trouwde, hoewel hij om mij nooit iets gaf. Ik las den brief nog eens, en toen kwam het denkbeeld bij mij op, om hem van uit Schwalbach, waar Mary en ik verblijf hielden, aan Hugh te zenden. Het ging zoo gemakkelijk; het was haar schrift, geen datum of naam bovenaan, alleen ‘Waarde Vriend’; hij maakte aan iederen omgang voorgoed een eind, daar zij er in verzocht haar niet meer te bezoeken of zelfs te schrijven.

‘Toen hij hem ontvangen had, ging hij ten oorlog en werd gedood. Ik heb genoeg geleden om voor mijn zonde te boeten. En de arme Mary - zij heeft het nooit begrepen. Zij dacht, dat hij haar moe was en naar Zuid-Afrika gegaan was om van haar af te zijn. Het zou nu al te wreed zijn, als gij ook elkaar door mijn schuld moest verliezen. Ik zweer dat het de waarheid is. Wilt gij nu naar haar toe gaan?’

Ik weet niet wat ik antwoordde, maar binnen tien minuten was ik gekleed en met Jeffreys in de kerk.

Het orgel speelde Mendelssohn's ‘Hochzeitsmarsch’. Niemand heeft ooit geweten, dat de bruid had moeten wachten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken