Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1856 (1856)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.25 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1856

(1856)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

IV.

Op de in 1854 uitgeschreven Prijsvraag: Geschiedenis van het Veemgerigt en van het latere Duitsche Rijkskamergerigt in hunne betrekking tot Nederland, was één antwoord ingekomen, getiteld met de zinspreuk:

 
Trust me, each state must have its policies:
 
Kingdoms have edicts, cities have their charters;
 
Even the wild outlaw, in his forest-walk,
 
Keeps yet some touch of civil discipline;
 
For not since Adam wore his verdant apron,
 
Hath man with man in social union dwelt,
 
But laws were made to draw that union closer.
 
Walter Scott, Ivanhoe.

Nadat de adviezen der beoordeelaars, in wier personeel eenige verandering gekomen was (zie hier voor, blz. 19 noot 2), in hun geheel waren voorgelezen, wordt ook het daaruit opgemaakte

Praeadvies des Bestuurs

medegedeeld, aldus luidende:

‘Het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, heeft de eer, naar aanleiding der uitgewerkte beoordeelingen van vijf daartoe van harent wege gecommitteerde Leden, het navolgende kortelijk gemotiveerde praeadvies uit te brengen betrekkelijk de eenige bij haar ingekomene prijsverhandeling.

Al de beoordeelaren hebben de verdiensten van het stuk, dat de Maatschappij mogt ontvangen, erkend.

Vier hunner hebben hunne overtuiging uitgesproken, dat daaraan de uitgeloofde eerepenning behoort te worden toegewezen.

[pagina 52]
[p. 52]

De vijfde heeft tot zijn leedwezen daarover een ongunstig oordeel uitgebragt, op grond, dat zijns inziens de veelzins verdienstelijke arbeid den dubbelen eisch, in de prijsvraag begrepen, niet vervult; en tevens betuigd, dat het hem aangenaam geweest ware, zoo de moeitevolle verzameling van bouwstoffen voor de kennis van het Veemgerigt in de Nederlanden, die men den Schrijver verschuldigd is, op eene andere wijze door de Maatschappij kon worden op prijs gesteld dan door de toekenning der gouden medaille.

In die beoordeeling is op voortreffelijke wijze ontwikkeld, hoe gebrekkig het werk des onbekenden Schrijvers er ten aanzien van het Rijkskamergerigt en zijne betrekking tot Nederland uitziet.

Van de vier overige beoordeelingen bevatten drie eveneens menigvuldige wenken en opmerkingen, die ten bewijze strekken, dat de arbeid des Schrijvers niet op den lof van volledigheid kan aanspraak maken.

Vooral ook de studie der in de laatste jaren openbaar gemaakte en tot dit onderwerp betrekkelijke bronnen heeft den Schrijver grootendeels ontbroken, en in de regtskundige waardering van sommige historische feiten schiet zijn oordeel blijkbaar te kort.

Maar in andere opzigten is in dit stuk (allen erkennen 't volmondig) veel voortreffelijks geleverd, en heeft de Schrijver geene moeite gespaard om zich bouwstoffen te verschaffen, die tot hiertoe in het duister verborgen lagen.

Hierbij komt dat niet ligt eenen schrijver en de talrijke in locale Geldersche archieven bewaarde Charters

[pagina 53]
[p. 53]

en geschreven hulpmiddelen, die hier medegedeeld worden, zullen ten dienste staan, en tevens al die wetenschappelijke gedrukte werken, waarop door drie der beoordeelaars, in de drie Akademiesteden woonachtig, in hunne adviezen is gewezen.

Voegt men hierbij, dat er in dezen slechts één antwoord op de voorgestelde vraag is ingeleverd en er dus van geene eigenlijke mededinging in een' letterkundigen wedstrijd sprake zijn kan, dan vindt het Bestuur er volstrekt geen bezwaar in, dat den Schrijver, ook na de bekrooning, de gelegenheid worde geschonken, om, naar aanleiding der hem in afschrift mede te deelen adviezen, zijn belangrijk werk te verbeteren en aan te vullen.

De slotsom is, het voorstel aan deze Vergadering, om het eenig ingekomen antwoord op de vraag:

Geschiedenis van het Veemgerigt en van het latere Duitsche Rijkskamergerigt in hunne betrekking tot Nederland’

met den gouden eerepenning te bekroonen, met bepaling dat die Verhandeling in de Werken der Maatschappij zal worden opgenomen, nadat de Schrijver, naar aanleiding der bovengemelde uitgewerkte beoordeelingen, zijn werk zal hebben aangevuld en verbeterd.’

 

Hierna is bij stemopneming, met genoegzaam algemeene stemmen der leden besloten zich met het uitgebragte praeadvies te vereenigen, en, het stembriefje geopend zijnde, is gebleken schrijver der Verhandeling te zijn, Mr. R.W. Tadama, Kantonregter te Zutphen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken