Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1970 (1970)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1970

(1970)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

14.

De heer G. Borgers las het rapport van de jury voor de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs voor, waarna de voorzitter de prijs aan de heer Vogelaar overhandigde. Bij een prijsuitreiking, aldus de voorzitter, zijn er altijd twee die trots zijn en het ook mógen zijn: de bekroonde en de bekroner. Tenslotte bekroonde de Maatschappij zich vandaag ook zelf. Hij sprak de hoop uit dat meer creatieve kunstenaars zich thuis zullen gaan voelen in de Maatschappij.

Het is natuurlijk een probleem op zich, aldus de heer Vogelaar in zijn dankwoord, wanneer iemand zoals ik, zich uitdrukkelijk afzet tegen het gangbare literaire leven, zowel tegen het corpus dat zich tegen de tijdgeest in op min of meer kunstmatige wijze in leven probeert te houden, als tegen het literaire bedrijf, dat ik een als kraamkliniek vermomd slachthuis zou willen noemen - het is moeilijk om dan toch maar omwille van de eer of hoe dat moge heten, voor enkele uren de spelregels van deze wereld te aksepteren en al het andere te vergeven en te vergeten.

[pagina 228]
[p. 228]

De literatuur die vandaag de dag van belang is wordt niet meer gemaakt door enkele geniale individuen die dankzij een of andere genade beter zouden zien, dieper zouden voelen en ook nog een pen in de hand houden die spitser blijkt te zijn. Literatuur kiezen als uitdrukkingsvorm kan anno 1970 niet meer betekenen dat de auteur zijn individualiteit uitdrukt als verschillend van alle andere, maar betekent dat men op een specifieke manier, dwz. met woorden, met taal bijdraagt tot bewustwording van de groep waartoe men zich rekent.

Dit is niet meer het werk van eenlingen. Men kan de illusie proberen te handhaven dat het eigen beelden zijn, eigen woorden en gedachten die men op papier zet, en natuurlijk ontken ik niet dat het maken van literatuur ook een funksie voor de maker zelf heeft, als organisatie van zijn vormeloze ervaringen, maar uiteindelijk deelt hij zijn gedachten en zijn taal met de anderen die in dezelfde situatie moeten leven en hun leven moeten inrichten met voorgevormde stukken materiaal, die ze zelden zover eigen kunnen maken dat het hun eigen wereld wordt door hen zelf gemaakt en gewild. Macht over eigen levensinrichting en inrichting van de eigen omgeving is geen kwestie van willen of niet-willen, zelfs niet van inzicht of blindheid - machtsverhoudingen zijn konkrete materiële verhoudingen tussen mensen op een heel konkrete basis: namelijk wie bezit de middelen. En een van die middelen is de taal, een middel nl. om vat te krijgen op de realiteit en op de ervaringen die men van die realiteit heeft. En ook is het niet zo dat men die taal bezit of niet, als zou het een kwestie van aanleg zijn; wil men die taal, dus die greep op de realiteit krijgen dan moet men hem veroveren.

Dat is in mijn ogen de opgave van een schrijver vandaag, hij moet ervoor vechten dat mensen weer hun eigen taal kunnen spreken, dat ze hun woede kunnen uitdrukken, hun ontevredenheid onder woorden kunnen brengen, niet luchten maar uitspreken, dat ze kunnen spreken over het bedrog niet als een toevallige samenloop van omstandigheden maar als de daden van mensen, van mensen die omdat ze de ekonomiese macht bezitten ook de macht bezitten over het woord, die het zich kunnen permiteren genuanceerd te spreken omdat nuances tot de rijkdommen behoren die in hun schatkamers liggen opgeslagen.

Het kan de schrijver dus niet meer te doen zijn om tentoonstelling van zichzelf, ook niet om verheerlijking van het liberale individualisme, maar zijn werk is onderdeel van een verzet - niet een abstrakt protest van een even abstrakte verzameling van individuen, maar het aggressieve

[pagina 229]
[p. 229]

verzet van grote groepen die meer met elkaar gemeen hebben dan dat ze verschillen, en die opeisen wat hun goed recht is. De schrijver is niet meer een eenling omdat hij evenzeer slachtoffer is van een gecorrumpeerde leef- en taalwereld en daarom niet alleen voor zichzelf het recht van spreken en andersdenken opeist. Ondanks alle privileges die hij als kunstenaar en intellektueel geniet, is zijn positie van literair arbeider, al is het dan in de voor-industriële vorm van kleine zelfstandige tuiswerker niet zozeer verschillend van alle andere arbeiders die een leven lang kunnen werken zonder in feite een stap verder te komen omdat ze dagelijks zichzelf moeten verkopen.

Het is ook een illusie te denken dat men moet schrijven voor jan en alleman, vooral als men niet weet wie jan is laat staan wie alleman zou zijn, men schrijft voor de groep waartoe men behoort. Het is de liberale aard van het kunstbedrijf dat ze voor ieder werk een publiek probeert te charteren dat zo divers is en zo uiteenlopend dat iedere werking binnen het publiek zelf al wordt opgeheven. Het devies van elke kunstpolitiek tot nu toe is: kunst voor iedereen. Dit is het bedrog werkelijk algemeen maken. Het zijn deze grenzen van het kunstbedrijf, dat men met recht kultuurindustrie kan noemen, die duidelijk maken dat de gedachte van individuele kreativiteit en vrijheid van de kunst vrome wensen zijn.

Wat ik hier genoemd heb zijn slechts enkele punten, die uitgewerkt, een topografie zouden moeten opleveren van de positie waarin een hedendaags schrijver verkeert die zich ziet als intellektuele werker met een taak in een veel omvattender beweging. Een positie die alle gepraat over avantgarde, experimenten, literaire invloeden, klieken en scholen lachwekkend doen worden.

Aanleiding voor wat ik hier gezegd heb was een zin in het juryrapport, waarin opgemerkt werd dat ‘actuele toespelingen in mijn werk nagenoeg zouden ontbreken’. Dat is ook juist, maar wat erachter steekt is presies een van de problemen waarmee een schrijver te maken heeft die zijn werk als politiek werk opvat zonder te willen terugvallen in haast prehistoriese literair-techniese vormen ten gunste van het direkte effekt. Ik moet zeggen dat ik er niet uitgekomen ben: de paradoks is immers, dat als men ingaat tegen een verstaanbaarheid die niets meer heeft om te verstaan te geven, zelf het odium op zich laadt in overstaanbaarheid te ontaarden. Dit probleem lost men niet op door te vluchten. De techniek in de kunst is in zoverre het pendant van een industriële techniek dat hoe verder ze ontwikkeld wordt, en haar innerlijke logika vereist dat

[pagina 230]
[p. 230]

ze steeds verder ontwikkeld moet worden, steeds meer vervreemdt van degenen die prakties gebruik van haar moeten maken en die daarom om handleidingen vragen die in simplifikatie diametraal staan tegenover de gekompliseerdheid van het te gebruiken werk - deze vervreemding is ook niet uit de lucht komen vallen, maar is een konsekwentie van onder meer een steeds grotere dwang tot arbeidsdeling omwille van de rentabiliteit - dit geldt ook voor de kunsten.

Maar ook te zeggen dat dit het probleem is, de discrepantie namelijk tussen techniek en intentie of anders uitgedrukt tussen kwaliteit en politieke tendens, dit alleen te zeggen kan geen alibi zijn. Ik weet dat het op dit moment gevaarlijk is de actualiteit te usurperen om de literatuur een nieuwe injektie te geven, vandaar mijn angst om ‘realisties’ te zijn, ik weet ook dat tegenover de realiteit de literatuur op dit moment geen schijn van kans maakt, kunst kan geen werkelijke veranderingen teweeg brengen, dat te denken zou zelfbedrog zijn, de middelen tot verandering moeten elders gezocht worden. Maar het feit dat ze het niet kan is haar fundamentele zwakte, is dus ook mijn zwakte als ik daardoor gedwongen word te werken via zovele omwegen en zoveel stappen terug te doen. Het is armoedig van alle optimisme te moeten afzien en heel moeizaam vooraan te beginnen, en beginnen betekent voorlopig nog: afbreken. De vanzelfsprekendheid tot zwijgen brengen, de sprakeloosheid die gaapt onder het algehele gekakel en gekukel aan het woord te laten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken