Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1973

2. Verslag van de staat der Maatschappij en haar belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het jaar 1972-1973

Op 1 mei 1973 bedroeg het aantal leden 921, waaronder 3 ereleden en 8 begunstigers. Hiervan woonden er 694 in Nederland, 116 in België, 48 in Zuid-Afrika en 63 in andere landen van Europa of in andere werelddelen.

Door overlijden ontvielen ons 24 leden, terwijl er 13 voor het lidmaatschap bedankten.

De door de jaarvergadering-1972 gekozen leden namen hun benoeming aan, behalve mevr. Chris Yperman. Door het bestuur werden in het afgelopen jaar tot lid benoemd: mevr. dr. A.M. Luyendijk-Elshout en de heren R. Breugelmans, dr. T.T. Cloete, Freark Dam, dr. E.M. Janssen, E. Kummer, dr. D. Kuijper Fzn., Adriaan van Leent, Martin Mooij, Guus Vleu-

[p. 249]

gel, D. de Vries en D.J.J.D. de Wit. Allen hebben hun benoeming aanvaard.

De door de jaarvergadering-1972 gekozen nieuwe leden in het bestuur en in de vaste commissies verklaarden zich bereid hun benoeming te aanvaarden.

Het bestuur vergaderde vijf maal onder leiding van de voorzitter. Bijna alle vergaderingen werden bijgewoond door de heer dr. H.P.H. Jansen als vertegenwoordiger van de Noordelijke Afdeling en door de heer dr. M. Galle, secretaris van de Contactcommissie voor België. Er was hierdoor een goed en vruchtbaar contact mogelijk. Dat goede contact, zij het dan schriftelijk, bestond ook met onze leden in Zuid-Afrika dank zij de bemoeiingen van de heer dr. Jan Ploeger in Pretoria.

De toestand van de financiën bleef gezond. Het wordt door de prijsstijgingen op velerlei gebied echter steeds moeilijker de inkomsten en uitgaven in evenwicht te houden. Dat het ook nu weer gelukt is, is voornamelijk te danken aan de steun die werd ontvangen van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en van het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit te Leiden. Dank verdienen ook de leden van de Commissie van Financiën, die steeds bereid waren de penningmeester bij te staan.

Bijzonder verheugend is het dat de inventarisering van ons archief gereed kwam. Een woord van dank, zowel aan de Algemene Rijksarchivaris als aan de ambtenaren die deze opdracht uitvoerden, is zeker op zijn plaats in dit verslag.

De directie van nrc-Handelsblad nodigde ons uit, mèt de Faculteit der Letteren te Leiden, mede te werden aan de instelling van een jaarlijks te Leiden te organiseren lezing op het gebied der cultuurgeschiedenis, waaraan de naam van dr. J. Huizinga zal worden verbonden. Het ligt daarbij in de bedoeling beurtelings een Nederlander en een buitenlander uit te nodigen voor een lezing over een cultuurhistorisch onderwerp. Gaarne hebben wij aan dit verzoek voldaan. De eerste voordracht, die de plaats innam van onze december-ledenvergadering, werd gehouden op 8 december 1972 door de heer Rudy Kousbroek in de Pieterskerk te Leiden over het onderwerp: Homo ludens of homo lupus: ethologie en cultuurfilosofie. De overige ledenvergaderingen werden gehouden op 20 oktober 1972, 19 januari 1973, 16 februari 1973, 16 maart 1973 en 11 mei 1973. De leiding berustte bij de voorzitter; alleen in de vergadering van 16 maart werd hij vervangen door de vice-voorzitter. Het seizoen opende met een lezing (aan de hand van lichtbeelden) door dr. F.L. Bastet over Geloof, hoop en liefde in ro-

[p. 250]

meins stucco. Na de hierboven vermelde lezing in december 1972 volgde die van de heer G.A. van Oorschot die in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam de vraag stelde: Heeft de literaire uitgeverij een toekomst? Bij deze lezing waren vele studenten Nederlands en leerlingen van de Frederik Muller Akademie aanwezig. De heer dr. H. Hoetink, hoogleraar te Puerto Rico en met verlof in ons land maakte met ons Een grillige reis door tijd en ruimte in het Caribische gebied: Santo Domingo in de negentiende eeuw. Daarna was de beurt aan de heer mr. R. Hotke om de vraag te behandelen Waarom monumentenzorg? Omdat ook vele leden van de Vereniging Oud-Leiden aanwezig wilden zijn werd deze vergadering in het Stedelijk Museum De Lakenhal gehouden. Tenslotte werd het seizoen besloten met een vergadering waarin de jaarvergadering werd voorbereid en waarin dr. H.H.J. de Leeuwe, aan de hand van lichtbeelden, sprak over: Amsterdam, 11 mei 1772: de Schouwburg staat in brand.