Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1978

2. Mededelingen

De secretaris las de binnengekomen berichten van verhindering voor. Het diploma voor de ereleden werd getoond, waarbij werd besloten dit ook aan hen die al eerder tot erelid zijn benoemd uit te reiken. Een nieuwe ledenlijst werd in het vooruitzicht gesteld. Voor de te laat verschijning van het jury-rapport voor de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs maakte de voorzitter zijn excuses. Het bestuur zal zijn best doen in de toekomst een nieuwsbrief te laten verschijnen.

De onder punt 3-10 genoemde verslagen werden goedgekeurd, hoewel bij sommige nog enige kanttekeningen werden geplaatst.

Bij punt 3, Staat der Maatschappij, werd de secretaris gevraagd een zinsnede in zijn verslag op te nemen over de late verschijning van het Jaarboek, hetgeen deze toezei.

Bij punt 5, Verslag Zuid-Afrika, stelde dr. K. Reijnders de vraag of de verbreking van het Cultureel Verdrag met Zuid-Afrika nog gevolgen voor de Maatschappij heeft. De voorzitter geloofde niet dat dat het geval is, tenzij er voorstellen in die richting worden gedaan.

Over de punten 7 en 8, Rekening en verantwoording - Begroting, werd een aantal vragen gesteld. De heer G. Kamphuis vroeg zich af of het geen tijd wordt de onrendabele stukken te vervangen. De penningmeester meende dat beter afgewacht kan worden tot deze stukken uitgeloot worden. Tot verkoop zal pas worden overgegaan, als de financiële commissie en de administrateur zijn geraadpleegd. Vervolgens lichtte de penningmeester het tekort van de Werkgroep 19e eeuw toe. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de onverwacht grote toeloop. Het bestuur stelde de Werkgroep gelijk met een vaste commissie. Het voorstel was in de begroting voor 1978 de punten f en h bijeen te nemen. Op een vraag naar de toekomst van het Wetenschappelijk Bureau antwoordde de penningmeester dat de verzoeken om gelden zijn herhaald. Het ministerie heeft de plannen in de ijskast gezet, maar het bestuur blijft aandringen op verwezenlijking.

[p. 91]

Nadat dr. G. Kazemier had opgemerkt dat het tekort fl. 10.000,- is, waardoor het vermogen tot fl. 1.000,- is teruggelopen, stelde hij vervolgens de vraag of de penningmeester dit in de toekomst denkt te kunnen opvangen door verhoging van de contributie en van de subsidies. Of zijn er andere plannen, waarbij gedacht zou moeten worden aan bezuinigingen? De penningmeester meende een en ander te kunnen opvangen door een herziene begroting. Factoren, die tot het ontstaan van dit tekort hebben bijgedragen kunnen in 1978 niet meer voorkomen. Ook de inkomsten uit de contributies lopen terug. Vervolgens werd het voorstel gedaan de contributie dit jaar te verhogen tot fl. 33,- en het volgend jaar tot fl. 40,-. Dr. F.L. Bastet stelde voor aan de leden te vragen reeds dit jaar de contributie vrijwillig te verhogen tot fl. 40,-. Dit voorstel werd aangenomen, waarbij de voorzitter nadrukkelijk stelde dat het bedrag van fl. 40,- niet verplicht is. Ter afsluiting van dit agendapunt werden de penningmeester en de Kascommissie onder dankzegging gedechargeerd.

Bij punt 9, Commissie voor geschied- en oudheidkunde, merkte dr. C.A. Zaalberg op dat lezingen zijn gehouden door drie niet-leden van de Commissie. De voorzitter legde de situatie uit en las artikel twee voor van het Huishoudelijk Reglement van de Commissie. Dr. D. Wiersma vroeg naar de verslagen van de lezingen, waarop dr. I. Schöffer antwoordde dat de secretaris notulen van de vergaderingen maakt die bij hem ter inzage liggen.

Het door de Commissie voor geschied- en oudheidkunde ingediende Huishoudelijk Reglement werd aanvaard.