Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1999 (1999)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1999

(1999)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 163]
[p. 163]

Henriette Roland Holst-prijs 1999
Advies van de Commissie van voordracht

De Henriette Roland Holst-prijs wordt toegekend voor een werk dat - aldus het statuut - ‘uitmunt door sociale bewogenheid en literair niveau’. Hoe God verdween uit Jorwerd van Geert Mak voldoet ruimschoots aan deze voorwaarden.

Sociale bewogenheid

Voor Henriette Roland Holst en haar gelijkgezinde tijdgenoten was sociale bewogenheid een vanzelfsprekende plicht, met als ideaal de verlossing en de verheffing van de onderdrukten. Dezen vormden een welomschreven, door armoede geteisterde groep in de samenleving, hun redding was afkomstig van ‘de zachte krachten’. Maar verheffing is een verdacht en arrogant doel geworden, de arbeidersklasse is zo goed als afgeschaft en over de zachte krachten horen we nooit meer wat. Waarin dan uit zich de sociale bewogenheid van het bekroonde werk?

Op de achterkant van het boek wordt herhaaldelijk gesproken van de revolutie die zich tussen 1945 en 1995 in ons land en elders voltrok en de wijze waarop Geert Mak die in beeld heeft gebracht. Laten we even stilstaan bij de term ‘revolutie’. In het kader van sociale bewogenheid denken we bij dat woord allereerst aan een volksopstand. Aan een ingreep van de maatschappelijke onderlaag. Maar die is hier niet aan de orde. Nee, het gaat om een onontkoombaar economisch verschijnsel dat ook die naam draagt, zoals de industriële revolutie. Een omwenteling, niet in gang gezet door protesterende misdeelden, maar heden ten dage door onverbiddelijke economische wetten en de daarmee gepaard gaande anonieme private en openbare bureaucratie. Haar slachtoffers zijn boeren (grote en kleine) en neringdoenden (alleen kleine) en niet te vergeten de weerloze beesten.

Zij allen bevinden zich in en om Jorwerd, het Friese dorp waaruit God verdween, of liever: werd verdreven. Dat is geen primair theologische aangelegenheid, maar een eenvoudig gevolg van de voortdenderende mechanisering, die de onmiddellijke aanraking met de ontzagwekkende natuur in het boerenbedrijf tot vrijwel nul reduceert. Met die reductie, zo betoogt Geert Mak in enkele alinea's, wordt God geëlimineerd, omdat God niet het privilege is van de kerk, maar evenzeer huist in de natuur.

[pagina 164]
[p. 164]

‘Boeren, zelfs de modernste, wisten immers beter dan stadsmensen dat ze niet alles wisten. Ze kenden de toekomst niet, en ze kenden het heden niet, en ze accepteerden het mysterie met meer ontzag. Ze maakten dankbaar gebruik van alle computertechnieken die God hun schonk, maar ze wisten dat de vooruitgang van het weten nooit de omvang van het onbekende zou verminderen. Het niet-weten werd [op het platteland] geaccepteerd als een onderdeel van het bestaan, soms in de vorm van magie en bijgeloof, vaker in de vorm van kerken, torens en het Woord. Maar de kern was het niet-weten.’ (Hoe God verdween uit Jorwerd, p. 130.)

De sociale bewogenheid in dit boek betreft dus in de eerste plaats de boeren, maar uiteindelijk ons allen.

‘Cor Wiedijk had me op een avond het papierwerk laten zien dat hij dagelijks moest verstouwen:

-het bijhouden van het logboek van de melktank en het koelingssysteem;
-het bijhouden van het logboek van de dierenarts en van de medicijnen die ieder dier per dag krijgt;
-het bijhouden van het landelijke identificatie-systeem voor koeien en schapen, waardoor men op den duur precies weet wat je als boer gedaan hebt - voor het Nederlandse rundvee is Orwells 1984 allang aangebroken;
-het bijwerken van de mineralenboekhouding: hoeveel en wat gaat er in de koe, hoeveel aan nitraten en fosfaten is er weer uitgekomen, hoeveel van die mest is er over hoeveel hectaren verspreid enzovoort;
-de gewone boekhouding: vroeger was het voldoende om aan te geven hoeveel land je had, en hoeveel koeien en schapen, nu moeten er complete enquêtes worden ingevuld.’ (Hoe God verdween uit Jorwerd, p. 119.)

Hier spreekt de boer. Het komt erop neer dat hij aan zijn eigenlijke werk niet meer toekomt. Wat dat betreft onderscheidt hij zich niet van de hedendaagse jachtige professor, de manager die geen tijd meer heeft voor weloverwogen en oorspronkelijk onderzoek en een bezonken zelfstandig oordeel. Mechanisering en bureaucratie gaan meer en meer samen en vormen een nauwelijks te keren noodlot.

‘Ik ging op de Landbouw rai kijken. In een piramide van blauwe en gele neonlampen wentelde het nieuwste wonder, de melkrobot. Ik stond naast een man met een groot rond hoofd uit Odijk, twee jongens van een landbouwschool uit Hazerswoude en een geteisterd boerenechtpaar uit Raalte. [...]

Allemaal keken we naar de grote revolutie die daar langzaam draaiend

[pagina 165]
[p. 165]

voor ons hing. ‘De Astronaut geeft de koe de vrijheid om zelf het tijdstip van melking te bepalen,’ meldde de videoband. De stem sprak over een compleet systeem, ‘doordacht en diervriendelijk’. ‘En last but not least: rust in de stal, tijd voor uzelf!’

Op de video zagen we hoe de koe uit zichzelf het hek van de robot openduwde en zich via een chip ‘meldde’ bij de computer. ‘Je moet toch elke dag de uiers en de kont van je koeien zien?’ zei de boer uit Raalte. ‘Dan weet je toch of een beest ziek is of niet?’ Op de video kreeg het dier de voor haar aangepaste hoeveelheid voer en tegelijk tastte een laserstraal de uier af. Vervolgens zogen de nippels zichzelf automatisch vast aan de spenen.’ (Hoe God verdween uit Jorwerd, p. 117-118.)

Literair niveau

De auteur doet in zijn boek geen enkele sociaal bewogen uitspraak. Maar de sociale bewogenheid toont zich - om met Wittgenstein te spreken - in zijn tekst. Zozeer, dat zij ook menige lezer bevangt.

Hieruit blijkt een meesterschap dat nodig is voor de vervulling van die tweede voorwaarde: ‘uitmunten door literair niveau’. Het onuitgesprokene heeft de krachtigste uitwerking. En dat niet alleen. Het boek leest als een roman en toch staat er geen woord fictie in. Evenmin wordt de romanstatus voorgewend. Geert Mak doet verslag van concrete feiten in een proza van hoog literair gehalte en zonder enig modieus accent. In het volgende citaat komen Peet en Folkert, bejaarde dorpelingen, aan het woord.

‘ ‘We hebben een rare tijd meegemaakt, maar het was wel mooi’, zeiden ze en dan begonnen ze te vertellen over de uitvoeringen van het dorpstoneel die altijd volle zalen trokken. [...] Of over de keer dat de toren ingestort was en dat Folkert met zijn accordeon van dorp naar dorp was getrokken en zo wel driehonderd gulden voor een nieuwe toren bij elkaar had gescharreld - de dominee had het eerst niet willen aannemen. Of over het verschil tussen gier en stront. De gier waar pis doorheen zat, en nageboortes en andere verrottenis, en die stonk naar brand en zuur. En de stront, de stront van vroeger, vettig en droog, vol stro. En over de vogels en de stront, de vogels die om de stront heen fladderden als de mest werd uitgereden, alle soorten, en over de geluiden, wegebbend over het platteland zonder echo.

Maar nu lag Peet zelf in de boerenkool, dood, voorover in zijn tuin, half in een greppel, en daarna luidden de klokken de voorgeschreven slagen. Folkert had hem gevonden. ‘Hij had nog prei willen plukken, de emmer

[pagina 166]
[p. 166]

had hij naast zich. Maar ja, zo gaan die dingen,’ zei Folkert in het café.’ (p. 12-13)

Geert Mak onderscheidt zich hier verrassend van de trendy collega's die zwelgen in uitwerpselen en verwante producten, het anale stadium nog niet ontgroeid. In het geciteerde fragment immers staat de verrottenis niet in functie van verlekkerd zich wentelen in de drek, maar van een volwaardig en gerespecteerd leven: een cyclus waarin de mest voer is voor de vogelen des hemels, zolang die nog niet met God zijn meeverdwenen.

 

De Commissie van voordracht,
Frida Balk-Smit Duyzentkunst
Hugo Brems
Anton van der Lem

 

Het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde heeft besloten de voordracht van de Commissie te volgen en de Henriette Roland Holst-prijs 1999 toe te kennen aan Geert Mak voor zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Hoe God verdween uit Jorwerd: een Nederlands dorp in de twintigste eeuw


auteurs

  • over Geert Mak