Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het klooster ten Walle en de abdij van den Groenen Briel (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het klooster ten Walle en de abdij van den Groenen Briel
Afbeelding van Het klooster ten Walle en de abdij van den Groenen BrielToon afbeelding van titelpagina van Het klooster ten Walle en de abdij van den Groenen Briel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het klooster ten Walle en de abdij van den Groenen Briel

(1888)–Anoniem Het klooster ten Walle en de abdij van den Groenen Briel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[1453-1498]

141.
1453, september 4. - Philip, hertog van Bourgondië, beveelt den ontvanger van Vlaanderen, als voortaan te doen betalen, de renten die verschuldigd zijn aan de religieusen van den Groenen Briel.

Phelippe, par la grace de Dieu, duc de Bourgoingne, de Lothiers, de Brabant et de Lembourg, conte de Flandres, dArtois, de Bourgoingne, palatin de Haynnau, de Hollande de Zellande et de Namur, marquis du Saint Empire, seigneur de Frise, de Salins et de Malines, a noz amez et feaulz conseillers les commissaires ordenez sur le fait de nos finances, salut et delection. Nos bien amees en Dieu les religieuses, abbesse et convent de labbaye sainte Marguerite de Nuef Cloistre ou Vert Briel, emprez notre hostel de le Wale, dedens notre ville de Gand, nous ont fait remonstrer

[pagina 202]
[p. 202]

quelles ont droit de prandre, chacun an, sur notre recepte de Tenremonde, cent livres parisis; sur notre tonlieu de Rupplemonde, autres cent livres parisis, et sur notre tonlieu de Thielt, cincquante livres parisis de rentes, a elles données, assignées et admorties par feu de bonne memoire le conte Loys de Flandres, duc de Brabant, cui Dieu pardointe, et que dicelles sommes elle sont accoustume estre paiees, par chacun an, par notre receveur general de Flandres, jusques a nagaires que notre dit receveur, soubz umbre de certaine defense quel dit lui avoir este faite de par nous, a loccassion de la guerre qui a este derrenierement ou autrement, a refuse paier auxdites religieuses lesdites sommes pour les termes de saint Jehan lan mil quatre eens cincquante deux, et saint Jehan dernierement passe, qui est en leur tres grant dommage, et plus seroit, se sur ce ne leur estoit par nous pourveu, si comme elles dient, en suppliant humblement que considere quelles sont povres religieuses encloses, que lesdites rentes leur ont este baillees en change et recompensacion de notre hostel de le Walle et de ses appartenances comprins dedens les murs, et de la praerie comme elle se comporte jusques à la riviere, qui anciennement leur appartenoient, et les grans pertes quelles ont et soustiennent par ce que leurs maisons de cense avecques autres leurs biens, quelles avoient empris notre ville dAlost et ailleurs ont este arses et pilles, et se sont absentez leurs censiers, tellement quil ne leur est riens demoure et par ce sont en telle et si grand povrete que plus ne pevent; nous les vueillons desdites rentes pour les dits termes escheuz et doresenavant faire paier et contenter, et sur ce leur pourveoir de remede convenable. Pour quoy nous, veue la supplication sur ce desdites religieuses et sur icelle eu ladviz de noz amez et feaulx, les

[pagina 203]
[p. 203]

gens de nos comptes en ceste notre ville de Lille, par lequel nous est apparu les sommes dessudites estre par nous deues pour la cause dessus declairee, vous mandons et commandons et expressement enjoingnons que, par notre dit receveur general de Flandres, vous faites paier aux dites religieuses ou a leur certain mendement lesdites rentes en la maniere accoustumee, tant et si avant que les revenues des lieux ou elles sont assignees le pourront porter, auquel notre receveur de Flandres nous mandons que aussi le face, sans aucun contredit ou difficulte, non obstant la deffense a lui faite de par nous, comme dit est, et quelxconques mandemens ou defenses a ce contraires. Donne en notre dite ville de Lille le IIIIe jour de Septembre, lan de de grace mil quatre eens et cincquante trois.

Onder vidimus van schepenen van Gent, 17 September 1453.

142.
1453, september 17. - Schepenen en Raad van Gent geven vidimus van de vorige brieven.

Le XVIIo jour de Septembre, lan mil CCCC chincquante et trois.

Oorspr., voorzien van het zegel van zaken, met tegenzegel in groen was. Gecoll. en geteek. J. ser Sanders.

120.
1662, mei 13.

- De vicarissen van Doornik geven verlof - tam propter novissimas guerras Flandriae, quam sterilitates temporum et alias diversas causas - een jaarlijks inkomen van 5 lb. grooten vlaamsche munt te verkoopen en de goederen van het klooster daarmede te belasten, op volstrekte voorwaarde dat de religieusen

[pagina 204]
[p. 204]

hetzelfde zullen herkoopen binnen de zeven eerstvolgende jaren, zoo als de ontvanger Cornelius Block, parochianus sancti Michaelis Gandensis, het plechtig beloofd heeft.

 

Datum Tornaci sub sigillo etc., anno Domini millesimo quadringentesimo sexagesimo secundo, mensis Maii die decima tertia.

Gecoll. afschrift op papier, get. door den secretaris Masureel, 26 April 1640, uit het register van akten der gener. vicarissen van den bisschop Guillermus, fo35. (Archief van het Bisdom.)

144.
1469, mei 30.

- Voor baljuw en schepenen van den souvereynen scependomme van den lande van Gavere bekent Luenis Ysenbaert dat hij genomen heeft, tegen eene erfelijke cijns van 7 sc. gr., van vrouw Jorinen Lachengoens, abdis van den Groenen Briel, deen heelt van eender stede gheleghen te Paulathem voer de kerke, groot zijnde de gheele stede drie dachwant zeventien roeden, ende een alf buendere heeltwinnighen ghehouden van Willem van der Carnere ende van den hove van van Dickelvene, ligghende talf buendere beneden den Wulghen, ghelant up de noordzijde Jan Scuebroek, ende ande zuetzijde Symoen Borluut; ende de stede an de oostzijde es ghelant Jan de Hont, ende ande westzijde es ghelant Pieter van den Bossche, commende metter eender dreve aan de strate noortwaert.

Dit was ghedaen wettelic bij maninghen van Cornelis Wanten, onderbailiu onder Janne van der Haghe, ende bij wettelicke wijsdomme van Jacob Caussen, Jan van Dickele, Jan Vroeye, Pertchevael van Crabbinghen ende haren ghesellen als schepenen. Int jaer duust vier hondert neghene ende tsestich, den dertichsten dach in Meye.

Chirogr. (LXXXVI).
[pagina 205]
[p. 205]

145.
1472, mei 30.

- Schepenen van Gent verkoopen, voor de som van 412 p. gr., aan Pierone van der Muelen, Jans dochtere, weduwe van Janne Bouchiere, wonende binnen der ste van Curtryck, eene rente van 7 ponden grooten.

 

Ghemaect ende ghegheven int jaer ons Heeren duust vierhondert twee ende tseventich, den dertichsten dach van der maend van Meye.

Oorspr. - Geteek. op de plooi: Gruutere. Zegel afgevallen. - Met toegevoegd stuk. - Deze rente behoorde in 1501 aan Hector van der Muelen, neef van genoemde Pierone, die ze overdroeg aan Lievin van Pottelsberghe. In 1642 was de rente eigendom van den Groenen Briel, en werd toen verminderd op den penning XX.

146.
1476, november 16. - Schepenen en Raad dezer stede geven vidimus van de brieven van graaf Lodewijk, 12 december 1368.

Up den zestiensten dach van der maend Novembre, int jaer ons Heeren duust vier hondert zesse ende tzeventich.

Oorspr., gemerkt no 27. Geteek. op de plooi: Gruutere, en voorzien van een klein overblijfsel van het zegel van zaken, met tegenzegel in groen was, afhangend aan dubb. st. van perkament.

147.
1477, juli 23.

- Geding hangende in de Kamer van den Raad van Vlaanderen, tusschen het klooster en Jacob van Durmen, ontvanger van Vlaanderen in 't kwartier van Gent, die de zaak van Daneel Eechout, ontvanger van

[pagina 206]
[p. 206]

Dendermonde, op zich genomen heeft. De ontvanger wordt veroordeeld de 110 lib. par., verschenen te St-Jansmesse 1476, te betalen, boven de loopende rente.

 

Ghegheven te Ghend den drie ende twintichsten dach van Hoymaent, int jaer duust vierhondert zevene ende tseventich.

Oorspr., no 23, voorzien van een klein overblijfsel van het zegel in rood was, afhangend aan dubbelen staart van perk. Get. op de plooi: Vaernewyc.

148.
1480, juli 28. - De Raad van Vlaanderen wijst executoire de lettren van condempnacien van den 23 juli 1477 tegen den ontvanger Daneel Eechout.

Ghegheven te Ghend den achte ende twintichsten dach van Hoymaent, int jaer duust vier hondert ende tachtentich.

Oorspr. (VIII), voorzien van het zegel van de Kamerin rood was, afhangend aan dubbelen staart van perkament. Get. op de plooi: Vaernewyc.
Met twee andere stukken betreffende dezelfde zaak (26 october 1499 en 6 october 1501).

149.
1481, november 12

- Ferricus de Clugniaco, bisschop van Doornik, geeft verlof het getal religieusen van vijftien op twintig te brengen, aangezien de tegenwoordige, ziekelijk zijnde tengevolge van ouderdom en van de vochtigheid der plaats, humiditatem loci, slechts moeilijk hunne godsdienstige plichten kunnen nakomen; en mede aangezien de inkomsten van het klooster voldoende zijn tot het onderhouden van een grooter getal religieusen.

 

Datum Gandavi eiusdem nostre diocesis, anno Domini

[pagina 207]
[p. 207]

millesimo quadringentesimo octuagesimo primo, mensis Novembris die duo decima.

Oorspr., voorzien van groot zegel (gedeeltelijk behouden) in rood was, afhang. aan br. koorden. Get. op de plooi: Magrī Johīs. (Archief van het Bisdom).

150.
1484, maart 9. - Lauwereins van der Beke en de weduwe van Victor de Meyere, die het vorige jaar den tol van Thielt in pacht hadden, zijn in gebreke gebleven de rente van 50 lib. par. aan het klooster te betalen. De Raad van Vlaanderen gelast den eersten deurwaarder van de Kamer bevel te doen tot betaling, zonder uitstel.

Den IXsten dach van Marte, int jaer duust vier hondert drie ende tachtentich.

Oorspr., gemerkt no 106. Zegel afgevallen.

151.
1484, maart 14 en 15. - Joos van den Pene, deurwaarder van de Kamer van den Raad van Vlaanderen, doet verslag over zijn boodschap te Thielt. Hij heeft Lauwers Beke (van der Beke) en de weduwe van Victor de Meyere voor de kamer gedagvaard.

De XIIIIc ende XVe daghen van Maerte, int jaer XIIIIe drie ende tachtentich.

Oorspr., met een klein overblijfsel van het zegel in rood was, gehecht aan het vorige stuk.
[pagina 208]
[p. 208]

152.
1488. - Jan tZaghere (de Zaghere) neemt in cijns eenen grond van omtrent acht hondert roeden te Akkerghem, om er eenen koornwindmolen te maken.

Kenlic zij allen lieden, dat Jan tZaghereGa naar voetnoot(1), fs Pieters, commen es voor scepenen van der Kuere in Ghendt, kende ende lijdde huytghenommen hebbende in eeweliken ende erfliken cheinse ieghen vrauwe Jorinen Lachengioens, abdesse van sente Margrieten cloester an den Groenen Briel, metgaders joncvrouwe Livinen Vits, priorinne, joncvrouwe Levinen Steemaers, onderpriorinne, ende den ghemeenen convente, volghende des begeerten van heere ende wette ende der colatie van den drie leden deser stede van Ghendt; te wetene, VIIIc roeden erven lettel min of meer, waer af de vorseide Jan van der grotten te vreden es, ligghende tEckerghem bider kerken, daer neven ghelant es: up de side ter vesten, die van Poortackere; up de side ter kerken waert, tbegynhof van der Hoyen; an doost zide, de strate, ende an de westhende een merschelkin commende an dwater. Ende ditte omme de somme van XXXVI sc. gr. tsiaers, vallende telken Kershavende, waeraf deerste jaer ende payment vallen sal te Kershavende int jaer LXXXIX eerstcommende, ende also voort van jare te jare telken Kershavende achtervolghende, XXXVI sc. gr. gheldende eewelic ende erflic gheduerende, in sulken ghelde als telken paymente ghemeenlic cours ende ghanc hebben sal binnen der stede van Ghendt. Wel verstaende waert zo dat tvoorseide

[pagina 209]
[p. 209]

cloester van eeneghen paymente ghebrec van betalinghen hadde, zullen dan tselve ghebrec an den vorseiden conterpant met al diesser up es ende an cleeft, ghelijc hier naer breeder gheseit wert, moghen verhalen ende verreecken bij pandinghen ende eyghendomme naer de wet van der poort. Dies so es besprec ende voorwaerde dat de vornoemde Jan tusschen hier ende sente Jansmesse eerstcommende up den vorseiden conterpant moet maken drayhende een coorne wintmuelne, met haren vullen toebehoorten. Ende zo wanneer dat men van tvorseide cloesters weghe compt om malen, het zij in tide van node af andersins, met hemlieden altijts eerst ghereescip doen voor yement el, te zulken profite als de insetene van der stede doghen. Voort moet de selve Jan tcloester ontheffen ende quiten ieghen Lievin van Heetvelde, angaende den zavel gravene, naer dinhaut der copien, ende intsghelijcx ieghen Lievin Van Waelvelde van den pachte van den vorseiden conterpande, met dies daer an cleeft. Bander side sal de voorseide cloester bliven lantheere van den vorseiden conterpande, omme de erffenesse ende ontervenesse daer of bij hemlieden ghedaen ende ten boucke ghestelt te werdene. Ende in also verre als up de vorseide muelne eeneghe toval quame, tzij van brande of andersins, wert Jan ghehauden datte te beterne ende een andere muelne te makene binnen eenen jare naer dat datte ghebuert mochte zijn. Al dwelke de selve Jan metgaders al tghuent dies vorseit es, belooft, bekent ende versekert up hem ende up al tzine present ende toecommende. Belovende voort in vormen van bet seker, den vorseiden cloester te stellen in handen ende conterpande, erve tot XXIIII sc. gr. tsjaers weert zijnde, boven commer, gheleghen buten Ghendt, ende dat binnen eenen (jare?) naer dat pays ghemaect sal zijn van deser ieghewordegher orloghe.

Cart. fo 73.
[pagina 210]
[p. 210]

153.
1488, october 7.

- Jan Alaert de Jonghe, f. Jans, en Jooris Goethals, bekennen voor schepenen van de Keure, dat zij genomen hebben in erfelijken cijns, voor 24 sc. gr., van mevrouwe Lachengioens, abdis, mitgaders Livine Vits, priorin, Livine Steemaer, onderpriorin, en Margareta Poncstrate ‘procuratesse’, met toestemming van Philip, prelaat van St-Pieters, commissaris van het klooster, een stuk gronds van omtrent hondert roeden, liggende te Altenay, metten westhende commende an Jacob Goetghebuers mueldreve, metter noorfzide neven tvorseide cloesters meerschen, metten oosthende ende der zuytzijde commende neven den waghenwech die uuten meerschen comt, om er een koornmolen op te stellen. Zij beloven o.a., dat zij van der vorseide coerenmuelne nemmermeer slachmuelne of oliemuelne af maken of laten maken en sullen. Wanneer de molen voor de eerste maal zal draaien, zullen zij 20 sc. gr. aan de kloosterkerk geven.

 

Dit was ghedaen den VIIen dach van October, int jaer XIIIIc ende LXXXVIII, int scependom her Symoens Borluut, her Martin Lijvezoens ende huere ghesellen.

Gecoll. afschrift (no 84) get. Coeman. - Schepenregister van de Keure, fo 17. - Cart. fo 72.

154.
1488, december 11.

- Lieven de Baertmakere, Janszoon, bekent voor schepenen van de Keure, dat hij genomen heeft voor 6 sc. gr. in erfelijke chijns, van dezelfde abdis, priorin, enz., een stuk gronds ter grootte van omstreeks

[pagina 211]
[p. 211]

70 roeden, ligghende metter oostziden neven tvorseide cloesters meersch, metter westzide neven tvorseide Lievens muelewal, metter zuythende commende an de veste, ende metter noorthende tot an den keer van den waghenweghe, die huytten mersche compt; omme de selven gront te berghenen ende dalenen omme eene coremuelene daer up te stellene, ende zinen ieghen woordeghen muelenberch te vertreckene ende daer up te verlegghene. De rente van 8 sc. gr. van den ouden meulen zal bezet blijven op den nieuwen, en ook op deh aude gheblootte erve. (Voorwaarden als in het vorige stuk).

 

Dit was ghedaen den XIsten dach van December, anno LXXXVIII, int scependom her Jans van der Kethulle, her Martin Livezone ende hueren ghesellen.

Cart. fo 71. - Schepenregister van der Keure, 1488-1489 fo 71 (met de toestemming van: Philippus, abbas sancti Petri juxta Gandavum.

155.
1489, mei 29.

- Jan de Saghere, fs Pieter, verkoopt aan Daneel Laphout, om de som van 50 lib. gr., de helft in een koornwindmolen gheheeten de Clusenesse, staende tEckerghem bij de kercke ende bij tHende den werelt, met 800 roeden land. Landcijns aan den Groenen Briele: 36 s. gr.

 

Actum XXIX in Meye, LXXXIX.

Schepenregister van der Keure, 1488-1489, fos 113 en 143.
[pagina 212]
[p. 212]

156.
1491, mei 5. - Afwinning van landen, volgens de wetten en costumen der vierschaar van Erembodeghem.

Volghende der handelinghen van den ghedinghe zijnde naer dafwinninghe, so es commen de Pater van sente Mergrieten cloestere ten Groenen Briele, in Ghend, ende zyn dinghelike voocht hem by wette ghegheven in deser saken, ende hebben an den meyere ende scepenen versocht voort recht, hachtervolgende haerlier wetteliker purgen ende contumacien ende alle vonnessen daer af ghegheven ende overleden zijn. Naer haerlier versouc, ter maninghen van den meyere, wijsden scepenen, dat men den selven gront van der erven die de vornoemde Pater en zijn dinghelike voocht vercontumaciert ende afghewonnen heeft, jaer ende dach leden es ende ghehauden sonder wonste, wilen toebehorende Gheerde van der Muelne, ende Beatricen Aliten, zynder wetteliker gheselnede was, saude gheven drie kercgheboden, drie sondaghen lanc achter een volghende, ende maken hem allen dach die hem eenichs rechs vermaten of nemmermeer vermeten mochten an den vorseiden gront van erven, die vervoordert staet int recht tot up zinen henteliken hutersten dach van wette, omme te commene ter reskeeringhe, de kercgheboden daer af ghexpierert ende vulbrocht, ende yegheliken metten lesten kercghebode den enteliken hutersten dach bescheeden ende ghenomt dies angaen mochte, ende den gront van der erven bescudden wilde biden rechte. Volghende dese, so es commen de vornoemde Pater ende zijn dinghelike voocht, ten vornoemden daghe, an den heere ende an wet, ende hebbense gheleedt up de gronden van der erven die zij afghewonnen

[pagina 213]
[p. 213]

ende vercontumaciert hebben by daghe ende by daechsrechte, naer dinhaut zijns dachnemens, ende der wetteliker copien van der afwinninghe. Eerst up een maymeersch gheleghen ter cappellen gheheeten den Heinacxmersch. Item up twee dachwanten ende af (sic) lants up de Zwaelwecautere, dat Ghiselbrecht van Zomerghem heeft doen graven ende besayhen. Item up eenen mersch gheleghen biden haute commende van der horien Vekemans, daer de vornoemde Gheert ieghen cochte. Item up 1 dachwant lants up de Galchcautere, metten eenen hende an den eerwech. Item up 1 stic lants vijf dachwanten groot, gheleghen ende gheheeten Up den Bocht, ende up de stede also die ghestaen ende gheleghen es tHeerenbodeghem bider kerken, gheheeten den Vekeman. Op de vornoemde gronde, gheleet zijnde van sticken tsticke, daer vraechde men den vornoemde Pater ofte hy dien gront van der erven, als tot zinen zekere beterden wilde, naer dinhaut zijns dachnemens, zijnder wetteliker obligatien ende zijnder wetteliker purgen ende contumacien. Dandwoorde ghevende, versochte voortganc van wette thebbene up den vornoemde gront van der erven omme alle zijn achterstelle ende alle wettelike coste daer an te vercrighene ende te recouvereren, versocht daer up den resch ghekeert thebbene, achtervolghende der wettelikede der hauder usancien ende costumen der vierscharen van Heerenbodeghem. Naer zijn versouc, ter maninghe van den meyere, scepenen wijsden, dat men alle partien voort heesschen saude, die hem hier an eenichs rechs vermaten ofte nemmermeer vermeten sauden moghen, staende up zinen utersten dach van wette, up zijn eersten voorheesschinghen ende up zijn eerste reskeeringhe, daer naer anderwaerf voortgheheest up de andere voorheesschinghe ende up dandere reskeeringhe. Daer paer waren,

[pagina 214]
[p. 214]

biden heere ende by partien, alle partien ghehouden onverlet, commende in redeliker tijt. Volghende dezen zo waren alle partien voort gheheest derde waerf, dat up de derde voortheesschingen ende up de derde reskeeringhe. Daer naer was den meyer ghewijst te makene gheruym plaetse ofte yement commen ofte gaen mochte die den Pater vorseit ghenouch dade van zinen achterstellinghen ende van den wettelike costen. Die gheruym plaetse ghemaect zijnde, ende niemment commende noch gaende om den vornoemde gront te bescuddene, eeneghe nootsake te betoghene, ofte om den vornoemde Pater of zinen dingheliken voocht hantvervullinghen te doene van zijnde achterstellicheden ende ghedeposeerde scult, naer dinhaut zijnder wetteliker copie van der afwinninghe met al den wettelike costen daer up ghedaen, zo versochten voort recht, naer sijn versouc ter maninghe van der meyere ghedaen. So wijsden tscepenen dat de vornoemde Pater, in den name van den vornoemde cloestere, den selven gront van der erven, also verre als de reskeeringhe ghesciet es, ende zijn wettelike obligacie ende de wettelike purge ende dafwinninghen begrijpt, ter stont sal hebben in handen ende de ghebruycsamicheit daer af noten, ploten, berghen, dalen, vromen, ontvromen ende hauden, ghelijc des vorseits cloesters anderen properen goede, met alsulken commere ende laste asser huutgaet ende sculdich es te gane ende ghegaen heeft totten daghe van heden metten rechte, tot ander tijt dat hy sal vervult ende al betaelt zijn van tvorseide cloesters weghe, van zijnen achterstellen ende allen wettelike costen hier up ghedaen, of tot dat men hem dat nantiere ende overlegghe alsoot behoort, ende daer naer recht. Dit was al wettelik ghedaen evenverre dat staet, ter maninghe van den meyere ende ten wisenen van ons scepenen,

[pagina 215]
[p. 215]

behoudelic tsheeren rechte ende een yeghelicx rechte, negheen point van rechte hier in verswijmt noch achterghelaten datter metten rechte sculdich was toe te ghesciedene, naer recht, wet, zede, costume ende wettelike usayge der vierschare van Heerenbodeghem, ter maninghen van Cornelis van der Helst erfachtich meyere ende wettelike maender in dien tide, ende by wijsdomme van Pieteren Meghanc, Heinric Bule, Pieter van der Helst, Joes Herri, Vrancke van der Storme, Jan van den Steene, ende Jan Ghisels Jans sone, als scepenen, den vijfsten dach van Meye anno veertien hondert een ende neghentich.

De wettelicke coste van deser reskeeringhe an den meyere van den kercgheboden van der reskeeringhe. II s.p.
Item ten daghe van der reskeeringhe an scepenen costen VIII s.p.
Den taelman VI s.p.
Item van den vonnesse te teekenen in den scepenen register, ende van der copien in de handt XVIII s.p.

Afschrift op papier, uit het schepenregister van Erembodeghem fo 22, get. Ghisels. -Opschrift: Copie huytten principalenGa naar voetnoot(1).
[pagina 216]
[p. 216]

157.
1493, october 2. - Cornelius, deken van de collegiale kerk van Ste-Pharaïlde, geeft vidimus van de Charters 1231, 1234, 1235 en 15 mei 1353 rakende den tol van Ayshove.

Datum et actum Gandavi, in domo solite nostre residentie, anno Domini millesimo quadringentesimo nonagesimo tertio, die secunda mensis Octobris.

Oorpr., no 68. Het zegel is afgevallen.

158.
1496, augustus 13.

- Jan Sanders, namens mevrouwe van den Groenen Briele, heeft Jan de Mey, pachter van de accynsen op de granen in het jaar 93, verhinderd met zijne pandingen voort te gaan, tot dat de Raad van Vlaanderen zal hebben beslist in de zaak tusschen de stad en de abdis. Schepenen van de Keure besluiten dat de pandingen zullen voortgaan en veroordeelen de abdis in de kosten.

 

Actum den XIIIen in Ougste, Anno XIIIIe zesse ende neghentich.

Gecoll. afschr. get. de Vriendt, en gemerkt no 97.

159.
1496, augustus 19.-De notaris Henricus Cooman komt in beroep, namens de abdis Margareta ser Sanders, tegen een besluit van schepenen van de Keure betreffende de accijnsen. Hij leest aan de schepenen de volgende cedule voor:

Wij Margriete ser Sanders, bij der ghedoeghe Gods,

[pagina 217]
[p. 217]

abdesse van den cloestere van den Groenen Briele, voor ons ende ons convent, zegghen ende vertoeghen voor u notaris ende ghetughen, hoe dat zeere curts leden ghegheven es, te wetene, den XIIIten in Oegste, anno XCVIo, eene sentencie ofte appointement, bij scepenen van der Kuere in Ghend, in achterdeele ende prejudicie van ons ende onsen convente, aengaende den azisen deser stede, ende ten prouffijte ende voordeele van der voorseide stede. Beseffen bij dien ons ende ons convent zeere ghequest ende ghegreveert sijnde, appellere daeraf voor u notaris, protesterende ons appeel te verheffene in tijde ende in wijle, daer ende alzoet behooren zal, begheerende dit appeel gheinsinnueert te hebbene scepenen van der Kuere voorseit, ende partien diet ancleeft ofte ancleven mach.

...Acta fuerunt hec Gandavi, in dicto monasterio van den Groenen Briele,...(anno a nativitate eiusdem Domini millesimo quadringentesimo nonagesimo sexto, indictione quartadecima, mensis Augusti die decima nona, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Alexandri, divina providentia pape sexti, anno quinto)..., presentibus ibidem honestis et discretis viris Amando Clais et Jacobo Clais laycis testibus fidedignis ad premissa vocatis specialiter atque rogatis.

Oorspr. instrument, met het merk van den notaris Cooman (no 96). Op de keerzijde, leest men het eigenhandig verslag van denzelfden (zie no 160).

160.
1496, augustus 20. - De notaris doet verslag van zijn bezoek en van zijne ontvangst in het Schepenhuis.

Anno Domini millesimo quadringentesimo nonagesimo sexto, mensis Augusti die vicesima, ego Henricus Cooman,

[pagina 218]
[p. 218]

presbyter Tornacensis dyocesis, publicus sacra imperiali auctoritate notarius, pro parte reverende domine domine Margarete ser Sanders, abbatisse monasterii de Groenen Briele, et eius conventu instanter requisitus, accessi domum scabinorum van der Kuere et ibidem, scabinis van der Kuere in maiori numero congregatis et pro tribunali sedentibus, retroscriptam appellationem, prout melius valui et potui, intimavi, insinuavi, notificavi et publicavi. Qua insinuatione sic ut premittitur facta, me abire fecerunt dicti scabini in quadam camera, et paulo post pro responso per organum Glaudii Goetghebuer me recedere ad domum fecerunt, et dicti scabini me mandarent quando me habere vellent. Alia vero die, que fuit vicesima prima mensis Augusti eiusdem anni, me transtuli supra altam portam, et ibidem Johannem de Mey per me personaliter apprehensum, eidem retroscriptam appellationem, prout melius valui et potui, intimavi, insinuavi, notificavi et publicavi. Qui pro responso mihi dedit quod appellatio eum non tangebat, sed retroscripta appellatio esset intimanda dictis dominis scabinis van der Kuere et non sibi. Acta fuerunt hec anno, mense et diebus prescriptis, presentibus ibidem honorabilibus viris Johanne van Pottelsberghe, subbaillivo, Johanne uuten Hove et Glaudio Goetghebuer, secretariis dictorum scabinorum van der Kuere opidi Gandensis, testibus fidedignis ad premissa vocatis specialiter atque rogatis.

(Get.) Henricus Cooman, not.

Op de keerzijde van het vorige stuk.

161.
1498, juli 6.

- Jan van den Heede, bailliu ende wettelyc maendere van edellen ende werden heere meester Joos Quevin, heere van den vrien eyghendomme van

[pagina 219]
[p. 219]

Olsene, van zijnen voorseiden vryen eyghendomme, Jan Allaert, Symoen van Winghene, Zegher Cottin ende Jacoop Neerinck, mannen ende scepenen van den selven eyghendomme, maken kenbaar, dat Jacob Masel, f. Jans en Janne Liebaerts, zijne gezelnede, hebben verkocht aan den heer van Olsene, eene erfelijke sourente van 4 lib. 16 sc. par., bezet op Jacob Neerinck's leen, palende aan het land van wijlen Joos Mesdach en aan de Leye; alsook op eene ‘stede’ gheheeten Doye, palende aan Gillis van der Straten en aan Hanneken van den Heede, en op een ‘buelch’ gelegen bij den ‘buelke Kerstoffels de Grave.’

 

Dyt was ghedaen ende vuldaen te wette den zesten dach van Julio, int jaer ons Heeren duust vier hondert ende achte ende tneghentich.

Oorspr. (no 99). Van de 5 zegels, die afhingen aan dubb. st. van perk., met de namen op de staarten, is slechts overgebleven: een gedeelte van het zegel van Jan van den Heede en dat van Jan Allaert (gebroken).

voetnoot(1)
Daar boven heeft men later geschreven: Daneel Laephaut, fo Wilhems

voetnoot(1)
Op hetzelfde blad leest men:
Item ic hebbe Ghiselbrecht betaelt int zwaerste ghelt van den jare LXXXVI XVIII lib. p.
Item van den jaere LXXXVII XVII lib. XVI s. IX d. p.
Item van den jaere LXXXVIII XVII lib. XVI s. X d. p.
Maken tsamen LI lib. XIII s. VII d.p.
(zwaers ghelts).
Doe ter tijt in Ghentschen ghelde XIIII lib. XIII s. VIII d. ½ gr.
Maecten licht ghelt CLXXVI lib. p.

 


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Victor van der Haeghen


plaatsen

  • over Gent


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 4 september 1453

  • 17 september 1453

  • 13 mei 1662

  • 30 mei 1469

  • 30 mei 1472

  • 16 november 1476

  • 23 juli 1477

  • 28 juli 1480

  • 12 november 1481

  • 9 maart 1484

  • maart 1484

  • 1488

  • 7 oktober 1488

  • 11 december 1488

  • 29 mei 1489

  • 5 mei 1491

  • 2 oktober 1493

  • 13 augustus 1496

  • 19 augustus 1496

  • 20 augustus 1496

  • 6 juli 1498