Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek

75. Boertig en belachlijck^*

Als sekeren Marcus by een cardinael thuys lach^* en sag dat er hardt en swart vleijsch op de tafel geset wierdt, stondt hy so haestig op als hy mogt en preutelde^* wat in sichselven en ging van de

* boertig en belachlijck: grappig en vermakelijk

* thuys lach: inwoonde

* preutelde: prevelde

[p. 22]

tafel. Een weynich daerna met een vrolijck aensicht wedergekomen sijnde, vraegden de andere dischgenoten waer hy so haestig geweest was met sulcken snelheyt, daer hy op antwoorde: ‘O, alderliefste medegesellen, 't is byna ongelooflijck hoe seer ick ontstelt was als ick dit vleijsch aldereerst op tafel sach komen, want ick meynde uyt de couleur, roock^*, smaeck en hardicheydt dat het van mijn muyl^* was. Daerom liep ick haestich van de tafel om te sien of se noch levendig was, maer ick heb se noch geheel en gesont gevonden. Daerom kome ick nu blijde by ulieden.’

* roock: geur

* muyl: muilezel, kruising tussen paard en ezel