Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den vermakelycken opdisser. Deel 2 (1677)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den vermakelycken opdisser. Deel 2
Afbeelding van Den vermakelycken opdisser. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Den vermakelycken opdisser. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

Scans (15.05 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den vermakelycken opdisser. Deel 2

(1677)–Anoniem Koddigen opdisser, Den–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 163]
[p. 163]

Quicken.

 
Marcus die telt de Boomen in 't Reguliers Hof.
 
Hy telt de Soon op den dijck, de steenen op straat.
 
Hy telt al de Mannen die daer zijn in 't Vrouwen Lof.
 
Hy telt al de Beesten diemen jaerlijcx slaet,
 
Hy telt hoe veel volcx dat ter Kercken gaet,
 
Hy telt hoe veel sporten datter zijn in 't Verckens kot.
 
Hy telt al de woorden die Elsgen praet,
 
Hy telt al de Gorten die daer gaen in de pot,
 
Hy reeckent wat hy sou koopen, kreeg hy 't hoogste lot:
 
Want op tellen en reeckenen hy zijn sin gestelt,, heeft:
 
Want soud' hy anders tellen, als hy geen gelt,, heeft?
[pagina 164]
[p. 164]
 
NImmermeer heeft de gierige genoech gespaert,
 
Nimmermeer is de dronckaert voor Wijn vervaert,
 
Nimmermeer heeft de wraeckgierige zijn leedt gewroken,
 
Nimmermeer wil hem de hooghertige verneeren,
 
Nimmermeer heeft de Pronckaert te kostelijcke kleeren,
 
Nimmermeer heeft de Klappaert genoegh gesproken,
 
Nimmermeer machmen leckere luy te kostelijck koken,
 
Nimmermeer geschiet goede dienst door bedwanck,
 
Nimmermeer is een Vryer by zijn Lief te lanck.
 
 
 
DE Vrysters prijsen den Nachtegael in 't Wout,
 
Om dat hy in Liefde leeft sonder bedwanck:
 
Sy prijsen die men in de Kou gevangen hout
 
Om de lieflijcke melody van sijnen sanck:
[pagina 165]
[p. 165]
 
Maer de Nachtegael diese prijsen boven alle dingh,
 
Dat is de Nachtegael die Katrijnken vingh.
 
 
 
IOrden was uytermaten seer verlieft
 
Op een rijcke Vrijster die hy heeft gekregen,
 
Want alle dingh had sy dubbelt ontdieft:
 
Twee Tabbaerts, twee Rocken, als rijcke luy pleghen,
 
Twee kettens, twee riemen, die elck een pont weghen,
 
Twee bedden, twee deeckens, en twee paer laken,
 
Twee huysen in 't best van de Stadt gelegen,
 
Twee hondert guldens renten op 't huys van Aken,
 
Twee stucken lants, 't zijn geen kleyn saken,
 
Twee koeyen, twee Schapen, twee Varckens, twee paerden,
 
Twee Pijpen wijns, seer goet van smaken,
[pagina 166]
[p. 166]
 
Twee billen, twee borsten, van grooter waerden,
 
Twee oogen die zijn gesicht verklaerden:
 
Somma 't was al dubbelt als men 't wel versint,
 
Jae sy was selfs dubbelt,, want sy was met kint.
 
 
 
TRijntien is schoon van lijf, en lang van zyen,
 
Blanck van Koleur, en bruyn van oogen daer by:
 
Dat is sy seker, dat moet ick bêlyen,
 
Dan sy is niet recht na miin fantasy:
 
Want in haer gantsche lijf en is geen courtosy:
 
Maer Lijsjen is schoon in alder manieren,
 
Nimmermeer droevich: Dan altijt even bly:
 
En alsse wil danssen, singen, en vreuchde hantieren,
 
Passeertse alle andere Venus dieren.
[pagina 167]
[p. 167]
 
DIe noit en beminde en is niet wijs:
 
Die oprecht bemint en haelt geen prijs:
 
Maer 't meeste dat men dees siet deeren,
 
Dat is, als sy met al haer macht,
 
Haer lief ghedient hebben dach en nacht,
 
Niet moghen verkryghen dat sy begeeren.
 
Hier moghen baten geen edel maghen:
 
Nae deuchdelijck leven sal niemant vragen:
 
Sonder gelt de verstandige als een arm bloet,, sneeft:
 
Want huydensdaechs de Meysgens ghemeen,
 
Haer selven vercoopende, beminnen alleen,
 
Hy sy lelick of moy, die 't meeste goet,, heeft.
[pagina 168]
[p. 168]
 
MYn Liefgen laet ons met soenen en sabben:
 
Ons leven verslyten dewijl het ons lust,
 
En niet daer op achten wat dat sy labben,
 
Die haren brant nu al hebben geblust:
 
De Sonne daelt en rijst weer in d' Oostersche kust,
 
De Mane vernieut haar hoorn en subijt:
 
Maer als wy door de doot zijn gebrocht tot rust,
 
Soo sullen wy slapen een langhen tijt:
 
Dus gheeft my dan hondert soenen met vlijt,
 
En dan noch duysent, ghy weet wel hoe:
 
Maer hondert duysent is niet eene mijt,
 
Al gaeft ghy my duysentich duysent daer toe:
 
Dus laet ons soenen tot dat wy zijn moe,
 
Op dat de klappers niet van ons rellen,
 
Dat wy malcander de soenen toe tellen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken