Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zal koud zijn in 't water als 't vriest (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zal koud zijn in 't water als 't vriest
Afbeelding van Het zal koud zijn in 't water als 't vriestToon afbeelding van titelpagina van Het zal koud zijn in 't water als 't vriest

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.56 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

prognosticatie
satire


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zal koud zijn in 't water als 't vriest

(1980)–Hinke van Kampen, Herman Pleij, Bob Stumpel, Annebel Venmans, Paul Vriesema, Anoniem Het zal koud zijn in 't water als 't vriest–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 100]
[p. 100]

Aelwarich

Deze oudste van de hier uitgegeven spotprognosticaties is, zoals de titel meedeelt, geschreven voor gebruik in het jaar 1528. De tekst is mogelijk ook datzelfde jaar van de pers gekomen. Het enige bekende exemplaar, dat bewaard wordt in de Bibliotheca Thysiana te LeidenGa naar eind117, mist het laatste blad, waarop waarschijnlijk het colofon heeft gestaan. Nu dit ontbreekt, blijven de plaats van uitgave en de naam van de drukker onbekend, al lijkt het toch waarschijnlijk dat dit drukje, net als de andere spotprognosticaties, in Antwerpen verschenen is.Ga naar eind118 Het tekstverlies bedraagt - gezien het quartoformaat - 1 blad, dat wil zeggen 2 bladzijden. Op grond van de grote inhoudelijke overeenkomst met Sorgheloos en Hongherenborch mag men aannemen dat het hier om de hoofdstukjes over de maand december, over de wassende dingen, de ziektes, oorlog en vrede en de landen en steden gaat.

Het gebruikte lettertype van Hendrik Lettersnijder is één van de meest voorkomende typen in de periode 1490-1560, en is dus niet exclusief genoeg om de identiteit van de drukker vast te stellen.Ga naar eind119 Voor de initiaal op de titelpagina geldt hetzelfde.

Ook de houtsnede kan daar weinig aan verbeteren. De handel in houtsneden was in de zestiende eeuw dermate levendig en de vrijheid om afbeeldingen te kopieren dermate groot, dat het gebruik van een bepaalde houtsnede niet meer leiden mag tot exclusieve toeschrijving aan één bepaalde drukker. De houtsnede die de titelpagina van A siert, bestaat uit de figuur die astrologen gebruikten om horoscoop-gegevens in te tekenen. Het centrum, waarin men eigenlijk de naam van de onderzochte persoon noteerde, bevat hier een afbeelding van een zot met zijn marot. Deze verwijst niet naar een bepaalde passage uit de tekst, maar eerder naar de voordrachtsituatie zoals die zich oorspronkelijk bij dit soort teksten moet hebben voorgedaan en naar de zotheid van het voorspelbedrijf in het algemeen. De horoscoopfiguur en het gedeelte met de zot zijn samen met een deel van de titel in één houtblok gesneden.

Een kopie van alleen het centrale gedeelte komt voor in de Refreynen int sot, amoreus, wijs (Antwerpen, Jan van Doesborch, tussen 1528 en 1530) en geeft daar het gedeelte ‘int sot’ aan.Ga naar eind120 Een kopie van de horoscoopfiguur komt voor in Thuys der fortuynen ende dat huys der doot (Utrecht, Jan Berntsz, 1531).Ga naar eind121 Opmerkelijk is dat hierin het centrale deel is losgemaakt uit de rest van de houtsnede. De kern is vervangen door een cirkel met een mannetje erin, waarmee het geheel voor een breder gebruik geschikt is gemaakt. Dezelfde horoscoopfiguur komt, met hetzelfde mannetje, weer veel later terug in Die groote prognosticatie vanden landtluyden (Antwerpen, Jan van Ghelen, 1572).Ga naar eind122 In afwijking van Thuys der fortuynen zijn hier echter horoscoopfiguur èn kern weer uit één houtblok gesneden; gezien de open plekken heeft een combinatie als in Thuys der fortuynen hiervoor als voorbeeld gediend.

[pagina 101]
[p. 101]


illustratie

[pagina 102]
[p. 102]

Over de auteur van Aelwarich kan niets naders gezegd worden. De schrijver heeft zich verscholen achter een spotnaam die volledig in de sfeer van de tekst past, maar die identificatie in de weg staat.



illustratie
Titelpagina Prognosticatie 1573


De tekst bevat ondanks zijn vroege verschijnen en ondanks het ontbreken van de vijf laatste hoofdstukjes, toch al veel van de elementen en procédés die men ook aantreft in het viertal rond 1560 verschenen spotprognosticaties. Het belang van een editie schuilt ook in het feit dat A - mogelijk via niet overgeleverde intermediairs - als voorbeeld heeft gediend voor S en H. In de ook door deze epigonen overgenomen hoofdstukstructuur weerspiegelt zich het meest de vorm die beroemde prognosticatieschrijvers als Jaspar Laet I en II aan hun geschriften gaven. Aelwarich is - zoals wij de tekst kennen - opgezet als een rechtstreekse parodie op het bij drukkers en publiek populaire, ‘vakwetenschappelijke’ genre van de serieuze prognosticatie. Toch ligt de inspiratie ervan bij de spotvoordracht van het volksfeest: de aard van de grappen, de ‘ontleningen’ aan verwante genres als de spotprofetie, het spotsermoen en het spotmandement, de zogenaamde ver-

[pagina 103]
[p. 103]

sprekingen en allerlei relativerende opmerkingen die eigenlijk alleen in een voordrachtsituatie maximaal kunnen functioneren, wijzen daarop.

De in A (en S) gemaakte grappen zijn over het algemeen moeilijker te duiden dan die in de overige teksten. Dit wordt vooral veroorzaakt door het grote aantal lokale en situationele, dus voor ons nauwelijks of niet meer te achterhalen toespelingen. Het wordt wat betreft A zeker mede-veroorzaakt door een nauwe band met de raadselprofetieën en de traditie van de parodieën op dat genre. Op dat laatste werd overigens in 1907 al gewezen door Sabbe, die ook de aandacht vestigde op verwante doch jongere teksten uit dit genre, maar zich wat betreft A nogal roekeloos heeft gebaseerd op de door Schotel verstrekte summiere en corrupte informatie over deze tekst.Ga naar eind123 Het goede begrip wordt ook sterk belemmerd door een vaak uiterst ingewikkeld zinsverband.

Van groot belang zijn anderzijds de expliciete aanduidingen van dubbelzinnigheid met frases als ‘om veel saken’ (d.i. om meer redenen), en in enkele gevallen de summiere uitleg van grappen in (macaroni-)Latijn.



illustratie
Uit Refreyenbundel van Jan van Doesborch (1528-30)


[pagina 105]
[p. 105]

1Vremde prenonicatiën, wien verwondert, van den jare M vijfhon-Ga naar voetnoot1 2dert ende XXVIII. Gesaveleert (ic mein: gecalculeert) op Ulen-Ga naar voetnoot2 3borch in de eerlicste stat van Liere bi mi, meter Herry Aelwarich 4Voirstel.Ga naar voetnoot3-4

5Den aldervroomste here van Bijstervelt, grave tot Alroys. Ende ic, meterGa naar voetnoot5 6Herry Aelwarich Voerstel, scrive saluyt alle dwasen ende stultina. Dat siGa naar voetnoot6 7aenmercken willen hoe sot Gummaer van Liere, Coelken t'AntwerpenGa naar voetnoot7 8Hennen Carley te Mechelen bescreven hebben in 't vierde ende VII capittelGa naar voetnoot7-8 9van Mallegem, hoe dat dit jaer een dier opstaen sal met een haren mondeGa naar voetnoot9

illustratie
‘Medicus’


[pagina 107]
[p. 107]

10ende met een vleeschen baerde, ende sal alsulcken gebeer maken in den 11dageraert, dat die lieden sullen lopen van anxte in haerder moeder lichaem 12oft buyck om gesalveert te zijn. Et vocabit gallus: ‘die bliven slapen en sullenGa naar voetnoot9-12 13geen noot hebben’. Voort so en sullen die arm lieden dit jaer niet begeren datGa naar voetnoot12-3 14men voor haer bidden sal, want si sullen liever hebben een corte, dan dat menGa naar voetnoot14 15seit: ‘God help u,’ om veel saken. Die veel panden heeft, sal dit jaer welGa naar voetnoot15 16mogen reysen in Lombardiën, want hi sal ontladen worden ende gelt medeGa naar voetnoot16 17thuys brengen. Medecijns oft apotecarisen en sullen dit jaer niet veel aenGa naar voetnoot17 18dronckaerts winnen, want si sullen dicwils selve haer water besien, om sakenGa naar voetnoot18 19wil, so ons Tantalus bescrijft als hoochste god van den dronckaerts. Dus hebGa naar voetnoot6-19Ga naar voetnoot18-9Ga naar voetnoot19 20ick voor mi ghenomen u heere wat te scriven, so ic onghewoon ben.Ga naar voetnoot20

21Van den here van desen jareGa naar voetnoot21

22Navolgende die scrifte van cuysche Beele, seg ic dat Magerman dit jaer denGa naar voetnoot22 23pot sal rueren als here van desen jare. Want Magherman, in die figuere des 24ingancx in 't tiende huys, aldernaest den graet van veel gebreken, sal ter 25couwer tavernen ghelogeert zijn, om meer saken.Ga naar voetnoot22-5Ga naar voetnoot25

26Die dispositie van den winterGa naar voetnoot26

27Die winter heeft in zijn beghin veel drupende nuesen. So ons Nout van 28Couwenberch bescrijft, so sullen die arme lieden meer om tuynen uut zijnGa naar voetnoot27-8Ga naar voetnoot28 29dan om griffoenen, want ouwe tuynen sullen se bat crigen. Veel ouwe husenGa naar voetnoot29 30sullen si te vuer wisen. Ende dit sal aenmercken Ribaert in zijn eerste aspectGa naar voetnoot30 31van Luttel Hitten. Nadat ons Clippertant bescrijft, so sullen die alemosiniersGa naar voetnoot31 32ende die Heylich-Geestmeesters veel te liden hebben. 't Sal ooc quaet bayenGa naar voetnoot32 33zijn in lopende wateren. 't Sal luttel donderen oft weerlichten, dat 's daer.Ga naar voetnoot32-3Ga naar voetnoot33

[pagina 109]
[p. 109]

34Die dispositie vander lenten

35Die lenten heeft aen zijn beghin als Pover uuter haghen sprinct, comendeGa naar voetnoot35 36uuten huse van luttel weelden, met vele stinckende nevelen ex Poortegale,Ga naar voetnoot36 37met sommige vochticheden daeruut descenderende ende met veel vuylderGa naar voetnoot37 38winden ex culum, also mijn vrou Protele bescrijft in 't XII ende XX capittel.Ga naar voetnoot37-8Ga naar voetnoot38 39Scapen die dan begort zijn, sullen zeer geneycht zijn om mee te drincken,Ga naar voetnoot39 40want si en sullen anders niet roepen dan ‘mee’. Nochtans sullen si hemGa naar voetnoot40 41moeten liden met schonen borne, om saken wil.Ga naar voetnoot40-1

42Die dispositie van den somer

43Die somer neemt aen zijn begin wanneer Arnoutsgesellen achter de hageGa naar voetnoot43 44haer netten spreyen om vincken te vane. Ende als Fiel gaet in den dobbelenGa naar voetnoot44 45naer den eersten treeckset, waerom sullen die raubauwen meer uut zijn omGa naar voetnoot44-5Ga naar voetnoot45 46lijftocht dan om erve te copen, oft om cleeren, oft om schoenen, plus propterGa naar voetnoot46 47cervisiam. 't Sal dan quaet ten yse te riden zijn. Nadat Beel Berous scrijft, soGa naar voetnoot46-7Ga naar voetnoot47 48mochten veel meyskens aen groot geswellen geraken, willen si veel tegenGa naar voetnoot48 49jonge gesellen spelen of tegen personen die ghetoot zijn. Mer 't sou al binnenGa naar voetnoot49 50IX maenden beteren, als Venus comt in 't eerst huys van Cupido. Nu wel dan.Ga naar voetnoot50

[pagina 111]
[p. 111]

51Die dispositie van den herfst

52Den herfst neemt aen zijn begin als Aelwitta wert doorsteken ende ghebra-53den om des menschen wille, lijdende vele marteliën in kermissen supra 54dorpum. Ende, na 't ghevoelen van Calleminne, so sullen die van taertenGa naar voetnoot52-4Ga naar voetnoot54 55descenderen supra tafelen en de daerna descenderen in buyckum, ende rijenGa naar voetnoot55 56weder door Poortegale nae huys met veel donderen en de ghebeers, sodatterGa naar voetnoot56 57veel conduyten sullen ghestoppet worden, sicut nasa.Ga naar voetnoot57

58Januarius

59In januario sal 't eclipsis zijn, dat 's gebrec in den weye, want die coyen enGa naar voetnoot59 60sullen dan niet uutgaen, mer bliven op 't stal. De arme lieden sullen dan van 61als behoeven. Nochtans salder veel nae coninclike crone steken in 't beginGa naar voetnoot61 62van dees maent. Veel volcx sal hem in dees maen anders fautsoneren dan se 63God gescapen heeft, ende sullen verstopt gaen met toertsen, met pipers, omGa naar voetnoot62-3Ga naar voetnoot63 64bat gesien te zijn, et vocabunt ‘mom mom’. Den V dach van deser maentGa naar voetnoot64 65sullender veel gecroonder coningen ende coninginnen zijn, die tsander-66daechs niet een cruys in haar borse en sullen vinden. Die dagen van verande-Ga naar voetnoot65-667ringe sullen zijn Dertienavont, Dertiendach, Versworen Maendach endeGa naar voetnoot66-7Ga naar voetnoot67 68daechs daerna.Ga naar voetnoot68

69Februarius

70In februario sal 't oppositie zijn als die dronckaerts sullen gaen sonder haerGa naar voetnoot70 71gelach te betalen, bi faute van argentum. Heerscapen, ambachslieden, coop-Ga naar voetnoot7172lieden, om steenen te verleggen ende te verworpen om gelt te winnen - queGa naar voetnoot72 73habent pone iuxta qui non habent - en sullender niet gesien zijn. Cremers,Ga naar voetnoot72-3 74conden si dicwils hare meerse verdobbelen, 't sou hen profijt sijn, mer si enGa naar voetnoot74 75sullender niet gesien zijn. Willecome sullen se zijn, die dan deech heeft, yser 76ende vier: die sullen mogen wafelen backen. 't Sal dan ooc goet zijn t'eten teGa naar voetnoot76 77gaen in riker lieden husen, propter wiltbraet ende ander spise. Die dagenGa naar voetnoot77 78van veranderinge sullen sijn des sondaechs, manedaechs, dinxdaechs voorGa naar voetnoot77-8 79die Vasten.Ga naar voetnoot78-9

[pagina 113]
[p. 113]

80Martius

81In martio sullen de dagen lengen, al en wordese niet geramet. Veel salder inGa naar voetnoot81 82dees maent abstinencie doen: d'een uut devociën, d'ander om der liedenGa naar voetnoot82 83wille, d'ander van siecheden (sulc van ontsien), ende 't quaetste die 's niet enGa naar voetnoot83 84hebben ende wel mogen souden, sullen hen moeten liden ende ooc vasten. InGa naar voetnoot84 85dees maent sal 't volc seer zijn geneicht om quaet van hem selven te clappen 86ende gelt daeraf te geven omdat men 't horen soude. 't Sal dan dicwils eclipsisGa naar voetnoot85-6 87zijn in buyckum ende in dermen. Die dagen van veranderinge sullen zijnGa naar voetnoot86-7 88meest tsaterdaechs, tsondaechs ende tsmaendaechs, want tsaterdach ende 89maendach sal men vasten ende sondach niet.

90April

91In den april sal 't nyeuwe mane zijn als d'ouwe vergaen is. 't Sullen veel 92moorden geschiën onnoselic ontrent donredach, vridach, saterdach, propterGa naar voetnoot92 93corpus hominum. 't Sal dan quaet ontrent den coren wandelen zijn, want 't salGa naar voetnoot92-3 94zeer geneycht sijn om schieten. 't Sal dan sorghelic dun in den buyck sijn,Ga naar voetnoot94 95want die mispelen sullen quaet te crighen zijn. Die daghen van veranderingheGa naar voetnoot95 96sijn Paeschavont ende Paesdach.

97Mayus

98't Sal in den meye conjunctie sijn met veel personen. Dan sullen die scuttersGa naar voetnoot98 99tot veel plecken geneicht sijn opwaerts na den papegay te schieten. Venus-Ga naar voetnoot99100kinderen sullen liefst schieten tusschen twee staken, also lange als si pilenGa naar voetnoot99-100Ga naar voetnoot100 101hebben in haren coker. D'eyeren sullen in dese maent goetcope sijn, mer alGa naar voetnoot100-1 102aet ghij er X, ghi en sult er 's maels maer een leggen. De cruysbroers sullenGa naar voetnoot102 103meer begeert zijn dan d'apsolvanten. Meest alle kerste naciën sullen geerneGa naar voetnoot103 104met Cruce geladen gaen, non propter Jhesum Christum. Mocht in dese maentGa naar voetnoot104 105sulke vrouwen tweewerf haren maechdom genomen worden of jonge meis-Ga naar voetnoot105106kens - eens in 't secreet, anderwerf in de kercke of op 't strate - dragen seGa naar voetnoot106 107geen onderriemen, so en is 't geen noot. Die dagen van veranderinge sullenGa naar voetnoot107 108zijn Ascencioensdach, Sinxen, Sacramentsdach.Ga naar voetnoot108

[pagina 115]
[p. 115]

109Junius

110In junio sal 't volc seer geneycht zijn t'Antwerpen ter merct te reysen, mer 't salGa naar voetnoot110 111hen meest liegen aen pecuniam. Ende omdat veel kerstenen qualic haerGa naar voetnoot111 112gelove houden, so mocht den Credo wel teniet gaen. Veel salder na BordeeusGa naar voetnoot112 113reysen, nochtans uut Antwerpen niet gaen. Scoolmeesters sullen haer sco-114lieren consenteren ten yse te rijden, is 't dat sij 't begeren. Dorpvolc sal inGa naar voetnoot114 115dese maent veel picken ende niet gevangen, om veel saken daertoe dienende.Ga naar voetnoot115 116Die daghen van veranderinghe sullen sijn Sint-Jansavont ende Sint-Jans-Ga naar voetnoot116117dach.Ga naar voetnoot116-7

118Julius

119In julio sullen d'oude mans achter qualic aen connen houden, want daer enGa naar voetnoot119 120sal niet vergaert zijn. Pier Pincke sal qualick olie hebben. Apotecarisen oftGa naar voetnoot120 121die water bernen, sullen planteyt van rosen vinden in weyen oft aerden achterGa naar voetnoot121 122Blaruw, vel calverum. Wevers behoeven wel te stercken, want men sal in deseGa naar voetnoot122 123maent veel quaet gaerns spinnen. Veel mans en sullen in die kercke nietGa naar voetnoot123 124dorren gaen of vroech opstaen om 't sermoen te horen, want si sullen 'tGa naar voetnoot124 125dicwils gehoort hebben eer de predicaers sullen opgestaen zijn. Die daghen 126van veranderinghe suldi wel sien.Ga naar voetnoot125-6Ga naar voetnoot126

127Augustus

128In augusto sal veel volcx mayen dat hi niet gesayet en hevet, als ons LosaertGa naar voetnoot128 129bescrijft in veel capittelen. Criecken ende kersen sullen dan gedaen hebben.Ga naar voetnoot129 130Is 't dat men in dees maent scoon weer heeft, soe sal gemayet gers geringe hoyGa naar voetnoot130 131zijn, siet maer wel toe. Veel lieden, arm ende rijc, sullen geneycht zijn haren 132cost te halen op ander lieden erve. Al en souden si mer een hagebesieGa naar voetnoot132 133plucken, si en sullen hen niet connen wachten. Men sal veel vincken mettenGa naar voetnoot132-3 134plumen eten, in potten gesoden, met lepelen. Die dagen van veranderingeGa naar voetnoot133-4Ga naar voetnoot134 135zijn Mariën Hemelvaert.Ga naar voetnoot135

[pagina 116]
[p. 116]


illustratie
Arts (piskijker)


[pagina 117]
[p. 117]

136September

137Men sal in dees maent tot veel plecken ende steden ende in dorpen vanen terGa naar voetnoot137 138kercken uutsteken, waerom dat veel beesten sterven sullen, als kiecken,Ga naar voetnoot138 139duven, braetvercken en de alsulcken gevasel, waeraf dat een grote beruerteGa naar voetnoot139 140wel mocht comen onder 't volc. Als den eenen sondach die vane wort 141uutgesteken, so mocht men tsondaechs daer wel veel volcx vergaren ende 142helpen haer vianden verschoren metten tanden, ter plaetsen daer die vanenGa naar voetnoot142 143uutsteken. T'sulcke plaetsen mocht er wel vele dun in corpus zijn, sodatmerGa naar voetnoot143 144wel mochte vinden veel beseghelde hemden.Ga naar voetnoot144

145October

146In octobri en derf men na gheen heet zonschijn wachten. Het mocht dan welGa naar voetnoot146 147tot veel plaetsen gebreck van houte zijn ende van alrehande berringhe. 'tGa naar voetnoot147 148Volc sal dan beginnen om rapen uut te zijn ende wie meest raept, sal meestGa naar voetnoot148 149hebben. Die joncwijfs mochten in dees maent wel bat ghelooft zijn bi haerGa naar voetnoot149 150meesters te slapen dan haer selfs wijfs. Die dagen van veranderinghe: slaetGa naar voetnoot150 151dees gaye.

152November

153In dees maent sal 't volc meer uut zijn om haer selfs profijt dan om ander 154lieden. D'erm lieden sullen meer den Heiligen Geest versoken dan denGa naar voetnoot154 155Vader oft den Sone, om veel saken wil. 't Sal ooc wer- ................Ga naar voetnoot155

eind117
Petit, I (1882), nr. 20.
eind118
NK 3776 suggereert dit ook.
eind119
NK 3776; Vervliet 1968, T20.
eind120
NK 1784, ex.: UB Gent, fol. [A1] recto; Refreinenbundel ed. 1940.
eind121
Zie noot 15; fol. A1 recto.
eind122
Ex.: KB Den Haag, fol. [A1] recto.
eind123
Sabbe 1907/8; Schotel 1874, I, 98-9.
voetnoot1
Prenonicatiën, verhaspeling van prenosticatiën (vgl. Lat. prenosticatio) met Lat. non, d.i. niet; er wordt hierin dus niets of niets van belang voorspeld. wien verwondert, voor wie (er) benieuwd (naar) is.
voetnoot2
gesaveleert, verhaspeling van gecalculeert met vervanging van -calc- door savel, d.i. zanderige klei. Ulenborch, zotheids-toponiem waarin ulen = wsch. domoren en ruziezoekers (vgl. Kiliaan ed. 1972, p. 677a sub wl, aant. r. 3, sub Aelwarich en de parallel in H 1-2: Crekelenberch). Vgl. tevens Van den Berghe ed. 1950, p. 22, r. 469, variant ‘G’, volgens welke de ‘uylenberch’ beheerd wordt door gemelijke ruziezoekers en spotters. De grap sluit als zodanig aan op de vele, ook in prognosticaties uitgevochten ruzies en meningsverschillen tussen astrologen.
voetnoot3-4
eerlicste, dubbelz. voor heerlijk en eerlijk, spelend met de dialectische eigenaardigheid dat de h kan worden weggelaten (heerlijk = hier: begiftigd met heerlijke rechten); vgl. Cornelissen en Vervliet 1, p. 416, dat deze eigenaardigheid enkele eeuwen later voor Antwerpen en vooral(!) voor Lier vaststelde. Liere, stad op ca. 15 km. van Antwerpen; hier schertsend genoemd als plaats van herkomst van A, maar feitelijk referend aan het feit dat deze plaats de reputatie had dat er zeer domme mensen woonden (vgl. J. Cornelissen, Ndl. volkshumor, dl. I, 1929, p. 193 en J. Schrijnen, Ndl. volkskunde, dl. 2, 1916, p. 80). meter, verhaspeling van meester met gedachten aan hemelmeter, d.i. astronoom, astroloog. Herry Aelwarich Voirstel, pseudoniem van en spotnaam voor de auteur: Herry = naam voor ezel (vgl. Drie kluchten uit de 16e e., ed. F.A. Stoett, 1932, p. 75, r. 332-3), mgl. in woordspeling met herrie, d.i. rang of waardigheid van heer of gebieder; Aelwarich = gemelijk, twistzuchtig, met element van dwaasheid (vgl. P.J. de Jong, in: Spektator 5, 1975/6, p. 128-41, m.n. 128-30 en het personage Alwarigh voortstel in een ‘Tafelspeelken van twee personnagien’, b.v. ed. van J.F. Willems, in: Belgisch Museum 2, 1838, p. 102-6); Voirstel = bedoeling, opzet.
voetnoot5
Den ... Alroys [grave verbeterd uit grabe], in parodie op soortgelijke formuleringen als aanhef van serieuze teksten: degene aan wie de prognosticatie is opgedragen (vgl. ook S 4-5) Bijstervelt = armoe-toponiem als spotnaam: eig. veel voorkomende benaming voor kaal, woest stuk land; Alroys = armoe-toponiem als spotnaam, waarin al = geheel en roy = berooid (met gedachten aan echte op -rode, -roy, enz. eindigde toponiemen), vgl. voor een gepersonifieerde pendant L 129, Alberoyt.
voetnoot6
scrive saluyt, (ik) schrijf als groet, ter begroeting; gebruikelijke groet(-formule) aan lezers (vgl. O. Meyer, Clavis Mediaevalis, 1966, p. 257-8). stultina, Lat.: dwazen(?).
voetnoot7
aenmercken, opmerken.
voetnoot7-8
Gummaer ... Carley, scherts- of spotnamen voor (bestaande?) astrologen. De drie voornamen kunnen gekozen zijn vanwege de daaraan verbonden notaties van lulligheid en sulligheid: Gummaer = vernoemd naar St.-Gomaris, de patroon van Lier en van mannen die, net als deze heilige vóór het begin van zijn religieuze leven, last hebben van een onhandelbare vrouw; Hennen = wsch. verwijzing naar de figuur van de hennentaster (vgl. aant. U 282, ook i.v.m. Mechelen); Coelken (uit Nicolaes?) = mgl. in verband te brengen met Uit een Tongerschen dichtbundel (ed. J. Frère en J. Gessler, 1925), nr. XIII, r. 23-7: ‘Want noet en sach sys dieys gelyck koelken. Hy hiefft syn been op; met dien sach Golken Tusschen syn been syn heuheu waeghen’.
voetnoot9
Mallegem, zotheids-toponiem als schertstitel voor astrol. geschrift: eig. plaats in West-Vlaanderen. Vgl. voor ‘eigenlijk gebruikte’ zotheids-toponiemen U 259, Keyenberch en S 49, Sotteghem.
voetnoot9-12
een dier ... buyck, pseudo-soteriologische raadselvoorspelling (soteriologie = leer betreffende Christus als Heiland): een dier... baerde = een haan; gebeer = rumoer, i.c. van gekraai; moeder = de kerk; buick = beuk, romp van de kerk. Tesamen zoveel als: ‘men zal, na gewekt te zijn door hanengekraai, naar de kerk gaan’. Deze passage hoort thuis in de traditie van de spotprofetieën (vgl. inleiding, p. 103).
voetnoot12-3
gesalveert, behouden, gered. Et vocabit gallus, Lat.: en de haan zal roepen. noot, voordeel of problemen.
voetnoot14
corte, klein muntje.
voetnoot15
om veel saken, om veel redenen.
voetnoot16
Lombardiën, scherts-toponiem: lommerd (eig. landstreek in Italië; vanaf de 15e eeuw treft men de Lombarden overal in Europa aan als pandjeshuis-eigenaars). ontladen, ironisch: ontlast, i.c. van verpande goederen.
voetnoot17
Medecijns oft apotecarisen, hier (als in de standensatire gebruikelijk) getypeerd als lieden die vooral uit zijn op geldelijk gewin; apotecarisen waren veelal practiserende (kruiden)dokters.
voetnoot18
si, nl. de dronkaards.
voetnoot6-19
Dat ... dronckaerts, in parodie op soortgelijke prologen in serieuze prognosticaties: motivatie voor het schrijven van A (nl. omdat anderen het zo slecht gedaan hebben) en wel volgens het retorische principe van de insinuatio (d.i. het zwartmaken van de tegenpartij; vgl. Lausberg 1960, dl. 1, p. 160-1).
voetnoot18-9
om saken wil, om bepaalde redenen, nl. omdat dronkaards veel wateren.
voetnoot19
Tantalus, pseudo-autoriteit: eig. Griekse koning die voor vergrijp tegen de goden werd gestraft met de ook aan dronkaards maar al te bekende kwelling van eeuwige dorst.
voetnoot20
so ... ben, grappige variant op de in serieuze geschriften gewone formule ‘so ic ghewoon ben’, d.w.z. ‘zoals ik ook in vorige publicaties gedaan heb’ (vgl. ook S 22).

voetnoot21
here, astrol. term.
voetnoot22
die scrifte, het geschrift. cuysche Beele, pseudo-autoriteite: Beele = eig. een bekende meisjesnaam, maar betekent ook ‘berouw’ en refereert in die zin aan het niet treffen van voorzorgsmaatregelen tegen de gevolgen van de winter (vgl. ook aant. S 167-8, sub Beel Berous).
voetnoot22-5
dat ... zijn, aanduiding in pseudo-astrol. jargon van voedseltekort. dat ... rueren = uitdr.: Magerman = bekende personificatie van de honger, vgl. Grauls 1957, p. 188-93, hier schertsend voorgesteld als astrol. entiteit; figuere des ingancx, huys, graet, astrol. termen. ter couwer tavernen = in koude (dus armoedige) kroegen, hier schertsend als astrol. plaatsbepaling.
voetnoot25
om meer saken, om meerdere redenen.

voetnoot26
dispositie, astrologisch bepaalde ordening, aard.
voetnoot27-8
Nout, vóórnaam, mogelijk gekozen indachtig de reputatie der Arnoutsgesellen (vgl. aant. r. 43).
voetnoot28
Couwenberch, pseudo-autoriteit: kou-toponiem als spotnaam voor koulijder; eig. ondermeer naam van armenwijk in Antwerpen (vgl. het personage den Couwenberch in een factie van P. de Herpener, ed. J.F. Willems, in: Belgisch Museum 2, 1838, p. 241 e.v.). tuynen, dubbelz. voor de zo geheten zilveren munten en voor houten omheiningen.
voetnoot29
griffoenen, zilveren munten (met griffioen in beeldenaar). bat, meer, makkelijker.
voetnoot30
te vuer wisen, d.i. aan de vlammen prijsgeven, nl. door onvoorzichting omgaan met vuur (vgl. ook S 25-6) of door het gebruik van oude, onbewoonde huizen als brandmateriaal. aenmercken, opmerken. Ribaert, personificatie van de winterse kou (wsch. ‘Rijpbaard’); vgl. Esbatementen van de Rode Lelye (ed. H. Meijling, 1946), p. 77, r. 9: rijbaert. Hier schertsend voorgesteld als astrol. entiteit. aspect, eig. astrol. term; hier ongeveer in zin van ‘toestand’, ‘hoedanigheid’.
voetnoot31
Clippertant, pseudo-autoriteit: spotnaam voor koulijder (vgl. ook U 84). alemosiniers, geestelijken belast met uitdeling van aalmoezen.
voetnoot32
Heylich-Geestmeesters, houders van de zo geheten armenhuizen en -dissen der Heilige Geest.
voetnoot32-3
't ... wateren, parodie op voorspelling in serieuze prognosticaties van gunstige en ongunstige dagen om te baden.
voetnoot33
daer, mgl. corrupt voor claer.

voetnoot35
heeft aen (van aenheffen), begint. als ... sprinct, een bekend beeld voor het dynamische begin van lente, ook aangetroffen in serieuze voorspelteksten die zich trouwens wel vaker waagden aan evidentievoorspellingen: vgl. bv. De Pauw 1893-1914, dl. 2, p. 581-92, sub februari, r. 19-21, waar ook nog ‘voorspeld’ wordt dat het dan koud zal zijn, en in literaire teksten: vgl. L.C. Michels, in: NTg 43 (1950), p. 52-3. De armen en vagebonden kwamen inderdaad weer ‘tevoorschijn’ (uit gasthuizen e.d.), omdat het verblijf in de open lucht in herfst en winter grotendeels onmogelijk was; dit werd al in vroege Latijnse parodieën als basis voor grappenmakerij gebruikt (vgl. Lehmann l963, p. 162). Vgl. voorts r. 43, S 31-2 en H 16-7. Pover = bekende personificatie van de armoe, hier als vertegenwoordiger van alle armoelijders die in de lente weer gaan zwerven; uuter haghen sprinct = tevoorschijn springt, met gedachten aan de haghe als stereotiepe verblijfplaats voor zwervers en gespuis (vgl. aant. r. 43).
voetnoot36
huse ... weelden, d.i. het armengasthuis, met dubbelz. gebruik van astrol. term ‘huis’. ex, Lat.: uit. Poortegale, bekend stront-toponiem: eig. Portugal; hier dubbelz. voor aars, gebaseerd op het in een zelfde zin dubbel geladen mnl. poorte (vgl. ook r. 56, H 18 en ll3, S 231).
voetnoot37
Descenderende, neerdalende (eig. astrol. term).
voetnoot37-8
met ... culum, in parodie op weersvoorspellingen in serieuze prognosticaties: een aantal weersgesteldheden krijgt de dubbele bet. van vormen en gevolgen van ontlasting, hier in verband met armoelijders en hun slechte voedingsgewoonten, waarvan darmstoornissen vaak het gevolg waren.
voetnoot38
ex culum, Lat.: uit de aars. mijn vrou, mevrouw. Protele, pseudo-autoriteite: spotnaam voor ‘pruttel(aarster)’, d.i. hier ‘windenlaatster’. Vgl. MNW, sub pruttelen, Leeden-strijdt (z.p.n., 1630), fol. C2 verso: ‘preutel poorte’, Soens 1900/2, p. 358: ‘als er den eers om protelt’. Wsch. ook op te vatten als ‘zeurkous’ (vgl. MRG, p. 338, sub pruttelinghe en de verhaspeling ‘protelloghe’ in U 58. Missch. ook verhaspeling van Trotula, de naam van een beroemde 12e-eeuwse gynaecologe. in ... capittel, nl. van een denkbeeldig geschrift.
voetnoot39
begort, drachtig. mee, mede (honingdrank).
voetnoot40
‘mee’ roepen, onomatopee: blaten.
voetnoot40-1
hem moeten liden, zich tevreden moeten stellen, borne, bron. om saken wil, om bepaalde redenen.

voetnoot43
Arnoutsgesellen, benaming voor zwervers, armoelijders, gespuis, en daarmee (meestal tendentieus) voorgesteld als leden van een orde van de pseudo-heilige Sint-Arnout, die zich zouden toeleggen op een levensstijl waarin ze vaak juist uit nooddruft vervallen zijn. achter de hage, d.i. buiten de stad, op het platteland. Omdat zwervers e.d. werden verondersteld daar hun toevlucht te nemen, is men de hagen gaan associëren met allerlei dingen die in een kwade reuk stonden; wat er zich afspeelde onttrok zich immers aan de controle van de samenleving en kreeg zo de reputatie van stiekume heimelijkheid (vgl. ook WNT 5, 1330-1).
voetnoot44
netten, eig. geknoopt kledingstuk, waarvan de vorm en het lichaamsdeel waarop het gedragen werd varieerden, beschouwd als typische uitrusting van landlopers e.d.; hier als vogelnet. om ... vane, lett.: om vinken te vangen; hier dubbelz. voor het vangen van meisjes (vgl. E. de Jongh, in: Simiolus 3, 1968/9, p. 22-74) of van roofbuit.
voetnoot44-5
Ende ... treeckset, [de gesuggereerde samenhang is onzeker, want afhankelijk van de verbetering van naer uit naet]. Fiel =scheldnaam voor schooier, schurk (i.c. valsspeler?); gaet in den dobbelen = vrijwel zeker een speelterm voor ‘valsspelen’ (vgl. A. Joos, Waasch idioticon, 1900, p. 177b: ‘uit den dobbelen zijn’, d.i. een kaartspelterm voor een gunstige spelsituatie); treeckset = een representant van de in WNT 16, 67-8 reeds vermoede gokspel term die aan de uitdr. ‘strijk en zet’, d.i. onmiddelijk, ten grondslag moet hebben gelegen: na opgestreken te hebben meteen weer inzetten.
voetnoot45
raubauwen, vagebonden, zwervers (hier als slachtoffers van Fiel).
voetnoot46
lijftocht, mondvoorraad (i.c. bier?). erve, onroerend goed.
voetnoot46-7
plus propter cervisiam, Lat.: (nl.) meer om bier.
voetnoot47
Beel Berous, pseudo-autoriteite: spotnaam voor meisje dat pas achteraf berouw heeft over genomen beslissing, i.c. over sexueel verkeer; het woord beelberouw (eig. een pleonasme, daar het hier als voornaam fungerende beel op zichzelf al ‘berouw’ betekent) is ook bekend uit de uitdr. ‘beel berous is my gecomen’ (vgl. J. Sartorius, Adagiorum chiliades tres, Antverpiae, J. Loeï, 1561, fol. 168 recto, nr. 33) of variaties daarop, waarbij overigens niet steeds duidelijk is of er sprake is van personificatie; vgl. bv. Harrebomée I, p. XXXV, WNT 2, 1275 en MRG, p. 327b, sub poverjoye (aangehaald in aant. S 31-2).
voetnoot48
aen ... geraken, eufem.: zwanger worden.
voetnoot49
spelen, nl. het liefdesspel. ghetoot, d.i. ‘voorzien van een tuit’, i.c. penis (?).
voetnoot50
als ... Cupido, aanduiding in pseudo-astrol. jargon van een bevalling. huys = astrol. term; Cupido = genoemd vanwege zijn gedaante van kind-godje, i.c. baby. Nu wel dan, een relativerend zinnetje, dat men eerder in een luister- dan in een leestekst zou verwachten.

voetnoot52-4
als ... dorpum, in parodie op martel-doodverhalen uit heiligenlegendes: beschrijving van de dood van een gans aan het braadspit; overeenkomend met het spotsermoen van Alijt de gans (ed. G. Kalff, in: TNTL 9, 1890, p. 183-5, vgl. voor een bespreking van het genre Pleij 1976, p. 57-9 en Esbatement ed. 1965, p. 52, aant. r. 30). De formulering om ... wille wijst zelfs op een blasfemische parodie op het kruisdoodverhaal (vgl. Rom. 6,6); kermissen = genoemd als gelegenheden waar altijd veel geconsumeerd werd of i.h.b. waarbij ganzen traditioneel gegeten werden; supra dorpum = macaroni-latijn (n.b. één van de typische elementen van het spotsermoen): aan gene zijde van het dorp.
voetnoot54
Calleminne, pseudo-autoriteite: spotnaam voor kletskous (callen = kletsen). die, nl. de ganzen (verwerkt in taerten). taerten, pasteien.
voetnoot55
descenderen, astrol. term: dalen; hier ‘neergezet worden’. supra, Lat.: op. in buyckum, macaroni-latijn: in de buik.
voetnoot56
Poortegale, vgl. aant. r. 36. met ... ghebeers, vgl. aant. r. [37-8] (ghebeers = lawaai).
voetnoot57
conduyten, buizen, i.c. luchtwegen. sicut nasa, Lat.: zoals de neuzen.

voetnoot59
eclipsis, vgl. aant. U 68. coyen, koeien.
voetnoot61
als, alles. nae ... steken, d.i. zich t.g.v. Driekoningen als koning(inn)en uitdossen; vgl. aant. K 214.
voetnoot62-3
anders ... heeft, d.i. (zich) vermommen, verkleden fautsoeneren = uitdossen).
voetnoot63
verstopt gaen, vermomd gaan. met ... pipers, met fakkels en fluiten: attributen die horen bij het ‘zingen met de ster’, d.i. een gebruik waarbij men (meestal verkleed) musicerend en/of met een ‘ster’ (eig. een fakkel) langs de huizen trok om een beloning te krijgen of goedmoedig af te dwingen.
voetnoot64
bat, beter. et ... mom, macaroni-latijn: en ze zullen ‘mom mom’ roepen. Vgl. R.C. Engelberts en W.P. Gerritsen, in: NTg 61 (1968), p. 391-6, waar in een analyse van een dobbelscene in Macropedius' Latijnse schooldrama Bassarus, waarschijnlijk wordt gemaakt, dat het daarin frequent voorkomende mom mom een traditionele uitroep was, waarmee gemaskerde dobbelaars hun uitdagingen en hun worpen begeleidden (H. Pleij bespreekt in: Volkskunde 70, 1969, p. 228-36 een afbeelding van dit mommekansen op Brueghels ‘Strijd tussen Carnaval en Vasten’, Wenen Kunsthist. Mus.). De context van de onderhavige passage maakt waarschijnlijk dat het een uitroep was die door alle gemaskerden geslaakt kon worden. Den V dach, d.i. Driekoningenavond, Dertienavond.
voetnoot65-6
veel ... vinden, vgl. aant. r. 61. tsanderdaechs = de volgende dag; cruys = klein muntje; borse = geldbeurs.
voetnoot66-7
dagen van veranderinge, eig. astro-meteorologische term; hier dubbelz. voor dagen met verandering in routine van alledag wegens feestviering (vgl. voor een explicitering S 68-9).
voetnoot67
Dertiendach, Driekoningen (6 jan., 13 dagen na Kerstmis). Versworen Maendach, maandag na Driekoningen, gepaard gaande met een zelfde soort feestelijkheden als op Driekoningen.
voetnoot68
daechs daerna, nl. wanneer het geen feest meer is of referentie aan een zgn. napret, d.i. het potverteren van wat er van het feest van de vorige dag resteert.

voetnoot70
oppositie, astrol. term; hier dubbelz. voor de ‘tegenstand’ van de waard, die wanbetalers niet laat weggaan.
voetnoot71
bi faute, bij gebrek. argentum, Lat.: geld.
voetnoot72
steenen, bij het verkeerspel (d.i. een soort tric-trac) en het dobbelspel gebruikte schijven en dobbelstenen.
voetnoot72-3
que ... habent, ongrammaticaal Latijn: ‘die (iets?) achter (de hand?) hebben, evenmin (of evenzeer) (als) die niet(s) hebben’. niet gesien zijn, niet welkom zijn, nl. niet om gelt te winnen (r. 73-4). Cremers, marskramers.
voetnoot74
meerse, mars, i.h.b. de inhoud en waarde daarvan. verdobbelen, eig. verspelen met dobbelen; hier dubbelz. voor verdubbelen in waarde. profijt, (tot) voordeel.
voetnoot76
vier, vuur.
voetnoot77
propter, Lat.: vanwege.
voetnoot77-8
dagen van veranderinge, vgl. aant. r. 66-7.
voetnoot78-9
des ... Vasten, d.i. Vastelavond; vgl. ook K 218

voetnoot81
lengen, langer worden; hier in dubbelz. toespeling op het spannen van weefgaren. geramet, op een raam uitgespannen.
voetnoot82
abstinencie doen, vasten. uut devociën, uit vroomheid.
voetnoot83
ontsien, onthouding van spijs en drank.
voetnoot84
mogen, lekker vinden. hen moeten liden, zich moeten schikken.
voetnoot85-6
om ... soude, ‘om kwaad van zichzelf te spreken en daar geld aan uit te geven, opdat men het zou horen’; mgl. cryptische aanduiding van een openbare biecht en (financiële) boetedoening als (ons niet uit andere bron bekend) vastengebruik.
voetnoot86-7
eclipsis, vgl. aant. U 68. in bucykum, vgl. aant. r. 55, dagen van veranderinge, vgl. aant. r. 66-7.

voetnoot92
moorden, overdreven voor: het slachten van dieren, onnoselic, onschuldig. donredach, vridach, saterdach, te weten: Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag.
voetnoot92-3
propter corpus hominum, Lat.: vanwege het menselijk lichaam, i.c. het zondige lichaam; vgl. aant. r. 52-4.
voetnoot94
om schieten, eig. om òp te schieten, te groeien; hier dubbelz. voor het afschieten van projectielen (vgl. ook S 214).
voetnoot95
mispelen, hier refererend aan gebruik als stopmiddel; vgl. Mnl. geneeskundige recepten (ed. W.L. Braekman, 1970), p. 309, nr. 1263 en Boec v. medicinen in Dietsche (ed. W.F. Daems, 1967), p. 198. daghen van veranderinghe, vgl. aant. r. 66-7.

voetnoot98
conjunctie, vgl. aant. U. 173. scutters, leden van schuttersgilde; wsch. dubbelz. voor mannelijke partners in liefdesspel (vgl. de strekking van de volgende zin).
voetnoot99
na ... schieten, te schieten naar een op 'n hoge paal geplaatste namaakvogel, als wedstrijd; wsch. dubbelz. voor het bedrijven van de liefde (vgl. ook WNT 12, 362).
voetnoot99-100
Venuskinderen, minzieke lieden (oorspr. astrol. term).
voetnoot100
schieten, dubbelz. aanduiding van de mannelijke rol bij het liefdesspel; vgl. voor dit soort beeldspraak aant. U 238. staken, dubbelz. voor benen.
voetnoot100-1
also ... coker, overdrachtelijk: zolang hun potentie het hen toelaat.
voetnoot102
's maels, per keer. maer een leggen, nl. één ei; d.i. hier dubbelz. voor drol. cruysbroers, eig. benaming voor geestelijke orde; hier dubbelz. voor lieden die veel geld bezitten (cruys = muntstuk) of voor die muntstukken zelf (vgl. J.B. Drewes, in: NTg 69, 1976, p. 312-4). Vgl. voor de grap ook r. 104, H 78, L 72-3 en 192.
voetnoot103
apsolvanten, (quasi-?)benaming voor (pseudo-?)orde van biechtvaders; hier genoemd omdat ze van biechtelingen geld eisten als boetedoening (vgl. H 79 waar dit woord in de parallelle passage is vervangen door opservanten, d.i. een strenge beweging binnen de orde der minderbroeders: een woordspelige verwijzing naar deze beweging is hier niet uitgesloten). kerste naciën, christelijke naties.
voetnoot104
met ... gaen, met het kruis lopen, d.i. lett: in processie lopen, of fig.: het katholieke geloof aanhangen of verkondigen; hier dubbelz. voor beladen zijn onder geld, rijk zijn (cruce = muntstuk). non ... Christum [Christum opgelost uit een slecht leesbare abbreviatuur ‘cillustratie’], Lat.: niet vanwege Jezus Christus.
voetnoot105
sulke vrouwen, nl. die vervolgens aangeduid worden. tweewerf ... worden, tweemaal van hun maagdelijkheid beroofd worden; dubbelz. voor één maal de inhoud van hun maag ontlasten, poepen, en één maal werkelijk hun maagdelijkheid verliezen.
voetnoot106
secreet, dubbelz. voor geheim en ‘stilletje’, plee. in de kercke, refererend aan huwelijksvoltrekking als precedent voor ontmaagding in eerste huwelijksnacht. op 't strate, d.w.z. in de open lucht (bij vóórechtelijk geslachtsverkeer).
voetnoot107
onderriemen, riemen die door de vrouwen om het middel werden gedragen; waarom ze eventueel hinderlijk konden zijn bij een ‘ontmaagding’ is niet duidelijk. so ... noot, dan hindert het niet. dagen van veranderinge, vgl. aant. r. 66-7.
voetnoot108
Ascencioensdach, Hemelvaartsdag. Sinxen, Pinksteren. Sacramentsdach, tweede donderdag na Pinksteren (herdenking van instelling sacrament des altaars).

voetnoot110
merct, i.c. de grote vierweekse Sinxenmarkt (begonnen op tweede zondag vóór Pinksteren).
voetnoot111
liegen, ontbreken. pecuniam, Lat.: geld.
voetnoot112
Credo, Lat. titel der katholieke geloofsbelijdenis: ik geloof; hier dubbelz. voor het geloof, en dat, in een ellips, dubbelz. voor geloof in kredietwaardigheid (vgl. ook aant. T 146). Dubbelz. gebruik van Lat. gebedstitels (en bij uitbreiding van hele gebeden) komt in de 16e-eeuwse literatuur frequent voor; vgl. bv. VGD ed. 1899, p. 92, r. 19-25 en p. 49-63. Bordeeus, sextoponiem: eig. Bordeaux; bekende grap gebaseerd op klankovereenkomt met bordeel.
voetnoot114
consenteren ... rijden, d.i. ijsvrij geven (consenteren = toestemming geven) - in juni vriest 't toch niet.
voetnoot115
picken, eig. maaien; hier dubbelz. voor stelen. gevangen, gevangen (genomen) worden. om ... dienende, om meerdere redenen dienaangaande.
voetnoot116
daghen van veranderinghe, vgl. aant. r. 66-7. Sint-Jansavont, 23 juni.
voetnoot116-7
Sint-Jansdach, 24 juni (oorspr. het midzomerfeest en in de uitbundigheid van de gebruiken daar ook aan herinnerend); vgl. aant. S 127.

voetnoot119
achter ... houden, d.i. in toespeling op het niet meer kunnen beheersen van de sluitspieren als aanduiding van berooidheid; vgl. VGD ed. 1899, p. 159, r. 9-10: ‘... al zijnse [nl. de dronckaerts] versleten / Achter lam / ende oudt van Jaeren [...]’ en aant. H 24.
voetnoot120
vergaert, wsch. in eigenlijke zin van toepassing op het voorradig zijn of ter beschikking hebben van goederen, i.t.t. de in r. 119 aangeduide berooidheid, en mgl., eveneens in aansluiting op het voorafgaande, dubbelz. in de bet. ‘eidragend worden’, waarbij ei = dubbelz. voor drol (vgl. aant. r. 102 en Loquela 1907, p. 5279a), en dat i.t.t. de in r. 119 geïmpliceerde buikloop. Pier ... hebben, bet. en evt. implicaties zijn onzeker: Pincke hangt mgl. samen met mnl. pincken, d.i. flikkeren, glanzen, nl. in verband met olie; mgl. ook is er een relatie met pieterolie (d.i. petroleum) of pierolie (d.i. uit wormen bereid extract, vgl. WNT 12, 1562): beide vloeistoffen waren bekend als volksgeneesmiddel, hier i.v.m. de in het voorafgaande aangeduide kwaal en met de vervolgens genoemde apotecarisen. Ook valt te denken aan een omschrijving van impotentie bij een oude man: Pincke = dubbelz. voor penis; olie = dubbelz. voor sperma.
voetnoot121
water bernen, water branden, d.i. het vervaardigen van geneeskundige aftreksels, bv. van rozen. planteyt, volop. rosen, in de eig. bet. (als bestanddeel van rozenwater of -olie); hier mgl. dubbelz. voor de zo geheten uitpuilingen van de baarmoeder bij koeien die op het punt van kalven staan (vgl. A. Joos, Waasch idioticon, 1900, p. 560b). aerden, velden.
voetnoot122
Blaruw, naam voor koe met blaar (d.i. bles); vgl. ook aant. S 129-32. vel calverum, macaroni-latijn: (nl.) bijvoorbeeld van kalveren. stercken, eig. het sterker maken van weversgaren (door bestrijking met bepaalde vloeistof); hier dubbelz. voor het vergroten van de eigen weerbaarheid.
voetnoot123
quaet gaerns spinnen, uitdr.: oneerlijk handelen.
voetnoot124
dorren, durven. sermoen, vgl. aant. K 86.
voetnoot125-6
daghen van veranderinghe, hier in de eig. betekenis of dubbelz. voor veranderingen van welke aard dan ook.
voetnoot126
suldi, sult ghy.

voetnoot128
Losaert, pseudo-autoriteit: scheldnaam voor loos (d.i. doortrapt, bedriegelijk) persoon.
voetnoot129
gedaen hebben, gedaan zijn, niet meer bloeien of verkrijgbaar.
voetnoot130
gers, gras. geringe, spoedig.
voetnoot132
hagebesie, haagdoornbes of braam.
voetnoot132-3
si ... wachten, ze zullen zich niet kunnen inhouden.
voetnoot133-4
vincken metten plumen, de blijkbare dubbelzinnigheid is niet duidelijk: enerzijds werden er inderdaad vinken gegeten (vgl. F.E.J.M. Baudet, Maaltijd en keuken in de m.e., 1904, p. 82), anderzijds ‘plukt men met enkele veertjes de vink kaal’ (vgl. Harrebomée II, 364a), doch kende men wel de gewoonte pauwen met de veren op kop en staart op te dienen (vgl. F.E.J.M. Baudet, a.w., p. 80). Misschien betreft het dan ook, in de zin van ‘veêrvoeren’ (d.i. overdadig eten, vgl. Harrebomée II, 364a) een ironische aanduiding van voedselschaarste.
voetnoot134
gesoden, gebraden. dagen van veranderinge, vgl. aant. r. 66-7.
voetnoot135
zijn, dit woord verraadt een zetfout: wsch. is de zetter vergeten nog één (of meer) feestdag(en) uit zijn kopij over te nemen. Mariën Hemelvaart, 15 aug.; vgl. aant. K 69.

voetnoot137
vanen, i.c. kermisvanen; vgl. voorts aant. r. 52-4.
voetnoot138
sterven, eufem.: geslacht worden.
voetnoot139
ende alsulcken gevasel, ‘en meer van dat gedoe’, ‘en consorten’. beruerte, opschudding; dubbelz. voor beroering in darmstreek door consumptie van gevogelte (vgl. aant. r. 52-4). Tevens parodie op de in serieuze prognosticaties veelvuldig voorkomende waarschuwingen voor onrust en opstand onder het gewone volk (vgl. bv. Appendix A. r. 52-3, 201-16).
voetnoot142
helpen ... tanden, d.i. een omschrijving van ruzie, wsch. in toespeling op het opeten van het gevogelte (verschoren = verscheuren).
voetnoot143
in corpus, Lat.: in het lichaam, i.c. in de buik (vgl. ook H 69-70. datmer, dat men (da)er.
voetnoot144
beseghelde, hier dubbelz. voor ‘bevuild met poepvlekken’.

voetnoot146
en derf men, hoeft men niet.
voetnoot147
berringhe, brandstof.
voetnoot148
rapen, eig. het zo geheten knolgewas; hier dubbelz. voor inhalig zijn, een bekende grappige hekeling van de schraapzucht: vgl. bv. het refrein ‘Rapen moet wel syn een ghesonde spijs’ (in: Styevoort ed. 1930, dl. 2, p. 59-61). Dit rapen is verwant met het hooi-motief, volgens hetwelk de mensen slechts uit zijn op aards bezit, dat toch niet meer is dan 'n plukje hooi in vergelijking met hogere waarden; vgl. Jeroen Bosch' ‘Hooiwagen’-triptiek (Prado Madrid), en ook S 183, H 125 en L 154-5.
voetnoot149
joncwijfs, dienstmeisjes. bat gehelooft zijn, lett.: meer (of eerder dan anders) toegestaan worden (vgl. WNT 4, 1276); hier dubbelz. ‘(van hen zal men) eerder geneigd zijn te geloven’ (?). De relatie met de maand oktober is niet duidelijk, maar doet misschien niet ter zake; alsdan is het een aaanduiding van de algemene belustheid van meesters op joncwijfs.
voetnoot150
haer selfs wijfs, hun eigen echtgenotes. dagen van veranderinghe, vgl. aant. r. 125-6.

voetnoot154
Heiligen Geest, hier dubbelz. voor de zo geheten liefdadigheidsinstellingen. versoken, verzoeken, bidden.
voetnoot155
om ... wil, om meerdere redenen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Vremde prenonicatiën, wien verwondert, van den jare M vijfhondert ende XXVIII.