Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 3 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 3
Afbeelding van Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 3Toon afbeelding van titelpagina van Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.14 MB)

Scans (36.03 MB)

ebook (9.61 MB)

XML (2.24 MB)

tekstbestand






Editeur

Frank Brandsma



Genre

poëzie

Subgenre

ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 3

(1992)–Anoniem Lanceloet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 205]
[p. 205]

Editie

[pagina 207]
[p. 207]

De inrichting van de editieGa naar voetnoot1

1. Uitgangspunten

Deze uiteenzetting biedt een praktische handleiding bij het lezen en hanteren van de editie van de Middelnederlandse cyclus Lanceloet-Queeste-Arturs doet. De overwegingen die hebben geleid tot de hier gepresenteerde editieprincipes zijn uitgewerkt in de inleiding van het eerste deel van de editie (Middelnederlandse Lancelotromans deel iv).

Het editiesysteem is gebaseerd op twee uitgangspunten:

a.de editie wil de lezer in staat stellen zich een betrouwbaar beeld te vormen van de tekst zoals die in het handschrift bewaard is gebleven;
b.de editie wil de lezer in staat stellen op een adequate wijze kennis te nemen van de cyclus Lanceloet-Queeste-Arturs doet als literair werk.

De inrichting van de editie is voor een belangrijk deel bepaald door de wijze waarop de tekst van de cyclus Lanceloet-Queeste-Arturs doet is overgeleverd. Afgezien van enkele kleine fragmenten is deze tekst uitsluitend bewaard gebleven in de zogenoemde Lancelotcompilatie ('s-Gravenhage, kb, hs. 129 A 10). Aan dit handschrift hebben niet alleen verscheidene kopiisten gewerkt, maar ook een corrector, die getracht heeft fouten en inconsequenties van de kopiisten weg te werken en die bovendien tekens en woorden in het handschrift heeft aangebracht om de voordracht te vergemakkelijken. Een codicologische beschrijving van handschrift 129 A 10 en van de fragmenten die tot hetzelfde tekstcomplex behoren, is opgenomen in hoofdstuk 2 van deel iv. In hoofdstuk i van deel iv wordt ook de werkwijze van de corrector kort beschreven.

De editie omvat:

a.de uitgave van de Middelnederlandse tekst in de vorm van een leestekst die in het bijzonder is afgestemd op de lezer die kennis wil nemen van het literaire werk;
[pagina 208]
[p. 208]
b.het paleografisch/genetisch apparaat (p/g), dat bedoeld is voor de lezer die zich een beeld wil vormen van de tekstgenese en/of van de bijzonderheden van het handschrift, zoals interpunctie, moeilijk leesbare plaatsen enz.;
c.de woordverklaring (w);
d.de toelichting (t), die bestaat uit aantekeningen van literair-historische aard en opmerkingen met betrekking tot de Oudfranse grondtekst.

2. De leestekst

Basistekst

In het handschrift zijn twee redacties te onderscheiden: de redactie van de kopiisten en de redactie die is ontstaan als gevolg van de werkzaamheden van de corrector. Hoewel de ingrepen van de corrector niet overal tot een ‘betere’ versie geleid hebben, bevat zijn tekststadium minder fouten en is het in syntactisch opzicht gewoonlijk doorzichtiger dan dat van de kopiisten. Voor de hedendaagse lezer is het tekststadium van de corrector daardoor ook toegankelijker. Dit zou op zich al een reden kunnen zijn dit tekststadium te kiezen als basis voor de leestekst. Deze keuze is echter bovenal ingegeven door overwegingen van editietechnische aard: de leestekst dient het tekststadium van de kopiisten òf dat van de corrector weer te geven en niet een contaminatie van beide. Omdat het onmogelijk is overal vast te stellen of een correctie of wijziging in het handschrift afkomstig is van een van de kopiisten dan wel van de corrector, kan de tekst die door de kopiist als uiteindelijke versie bedoeld is, niet meer volledig uit het handschrift worden afgeleid. Een poging de redactie van de kopiisten te reconstrueren levert onvermijdelijk een tekst op waarin toch nog ingrepen van de corrector verscholen zitten. Bij de keuze voor het tekststadium van de corrector als leestekst is dit bezwaar niet aanwezig. Bovendien kan de tekstgenese in dat geval door middel van een relatief eenvoudig apparaat weergegeven worden.

Leesaanwijzingen en correcties

Omdat in de editie het tekststadium van de corrector wordt uitgegeven, zijn zijn ingrepen in de leestekst opgenomen. Deze ingrepen, die wijzigingen en marginale en interlineaire toevoegingen omvatten, vallen uiteen in twee categorieën:

a.veranderingen van de tekst. Deze correcties worden in de leestekst opgenomen en in het paleografisch/genetisch apparaat geformaliseerd verantwoord;
b.aanwijzingen voor de voordracht. Deze zogenoemde leesaanwijzingen, waarvan onduidelijk is of zij bij de voordracht hardop werden gelezen, staan in het handschrift in de linkermarge van elke kolom. In de editie zijn zij in een aparte kolom voor de leestekst geplaatst. Zij worden in principe niet opgenomen in het paleografisch/genetisch apparaat, tenzij het betreffende vers daar om een andere reden toch al diende te worden vermeld.

Op sommige plaatsen is het onzeker tot welk van de beide categorieën een door de corrector in de linkermarge toegevoegd woord behoort. In die gevallen is het woord alleen in het vers opgenomen als dat naar de mening van de editeur voor het zinsverband noodzakelijk is.

[pagina 209]
[p. 209]

Translitteratie

In de editie is de oorspronkelijke spelling gehandhaafd, waarbij echter elk middeleeuws schriftteken vervangen is door het overeenkomstige moderne equivalent. Het onderscheid dat in het handschrift wordt gemaakt tussen de twee vormen van zowel de s als de r is daarbij in de editie niet overgenomen. Het gebruik van i en j in het handschrift is in de leestekst in overeenstemming gebracht met de hedendaagse conventie. De u en v uit het handschrift zijn in de leestekst weergegeven door een v waar het teken een consonant representeert; in alle andere gevallen is het weergegeven door een u. De w uit het handschrift wordt weergegeven als w, behalve waar het teken (opgevat als vv) staat voor vu of uu.

Interpunctie

De leestekst is door de editeur voorzien van interpunctietekens en hoofdletters volgens het hedendaagse gebruik, om de lectuur te vergemakkelijken. Het kiezen voor een interpunctie impliceert soms een keuze uit twee of meer plausibele interpretaties van de tekst. In een dergelijk geval wordt bij de woordverklaringen op alternatieve interpretatiemogelijkheden gewezen.

In het handschrift komen interpunctietekens voor van zowel de kopiist als de corrector. Deze zijn alle opgenomen in het paleografisch/genetisch apparaat. De interpunctietekens die afwijken van het huidige gebruik, namelijk de drie punten boven elkaar en de punctus elevatus, zijn in het apparaat weergegeven als ⁝ respectievelijk illustratie.

Abbreviaturen

Bij de oplossing van de abbreviaturen is de editeur als volgt te werk gegaan:

a.waar de oplossing van de afkorting zeker is, zijn de desbetreffende woorddelen in de leestekst voluit geschreven (zonder cursivering);
b.waar verschillende oplossingen mogelijk zijn, is gekozen voor de oplossing die het meest frequent voluit voorkomt in het corpus van de betrokken kopiist. De geabbrevieerde woorddelen worden niet gecursiveerd als de gekozen variant in meer dan 75 procent van de voluitgeschreven vormen aangetroffen is en wel gecursiveerd als deze grenswaarde niet bereikt wordt. In rijmpositie prevaleert - in afwijking van deze regel - de rijmklank boven de oplossing die uit de voluitgeschreven vormen afgeleid kan worden. Ook in dergelijke gevallen wordt gecursiveerd;
c.indien een afkorting van de corrector afkomstig is, gelden enigszins afwijkende regels vanwege de beperkte omvang van zijn tekstmateriaal. Omdat het aantal voluitgeschreven vormen gering is, is vaker dan bij de kopiisten gecursiveerd, in het bijzonder in die gevallen waar in beginsel meer dan één oplossing van een abbreviatuur mogelijk is. Bij sterk verkorte woorden (zoals rd. voor ridder) worden de ontbrekende letters aangevuld en waar nodig, met name bij gebrek aan voluitgeschreven vormen, gecursiveerd.

Tekstgeleding

In het handschrift is de eerste letter van de versregel gewoonlijk door zijn vorm (kapitaal) en/of rubricatie gemarkeerd. In navolging hiervan opent in de leestekst

[pagina 210]
[p. 210]

elk vers met een kapitaal. Initialen met een hoogte van twee, drie of vier regels zijn in de leestekst vet weergegeven, waarbij de hoogte overeenkomt met die in het handschrift. Initialen van vijf of meer regels zijn om typografische redenen vet afgedrukt over een hoogte van vier regels. De oorspronkelijke hoogte van een initiaal in het handschrift is verantwoord in het paleografisch/genetisch apparaat. De paragraaftekens uit het handschrift zijn in de leestekst overgenomen en in de linkermarge door een moderne variant van dit teken weergegeven. De kapittelopschriften uit het handschrift zijn in de leestekst opgenomen in de tekstkolom, van de voorafgaande en erop volgende verstekst gescheiden door witregels. Ze zijn niet meegeteld in de versnummering.

Cijfers en getallen

In de leestekst worden de cijfers weergegeven door Romeinse cijfers, waarbij de punten die in het handschrift gewoonlijk aan weerszijden van het getal staan, komen te vervallen. Wanneer in het handschrift de punt voor en/of de punt na het cijfer ontbreekt, is dit in het paleografisch/genetisch apparaat verantwoord. Waar de vorm van het Romeinse cijfer in het handschrift afwijkt van de heden ten dage gebruikelijke, wordt deze in de leestekst aangepast aan de hedendaagse conventie. Alleen bij grote getallen zoals honderdduizend, waarvoor het moderne gebruik onvoldoende houvast biedt, wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de vorm in het handschrift.

In het handschrift wordt een enkele maal het cijfer I gebruikt (in handschrift: .i.) als aanduiding voor (een verbogen vorm van) het onbepaalde lidwoord een. Deze schrijfwijze wordt opgevat als een geabbrevieerde vorm van het lidwoord en in de leestekst derhalve voluit geschreven en gecursiveerd.

Emendaties

Evidente verschrijvingen zijn in de leestekst gecorrigeerd. De oorspronkelijke lezing uit het handschrift wordt opgenomen in het paleografisch/genetisch apparaat. Fouten die niet als evidente verschrijvingen aangemerkt kunnen worden, zijn niet in de leestekst verbeterd, maar worden in de woordverklaring besproken, waarbij zo mogelijk een betere lezing gesuggereerd wordt.

Woordscheiding

In principe is de woordscheiding van het handschrift ook in de leestekst aangehouden. Slechts waar de woordscheiding in het handschrift sterk afwijkt van wat in het Middelnederlands gebruikelijk lijkt, heeft de editeur genormaliseerd. Editoriale ingrepen met betrekking tot de woordscheiding van het handschrift worden in het paleografisch/genetisch apparaat vermeld.

Weergave van onduidelijke en onleesbare letters

De onduidelijke en onleesbare letters uit het handschrift zijn in de leestekst indien mogelijk aangevuld. Bij twijfel aan de gekozen oplossing zijn de desbetreffende letters in de leestekst gecursiveerd. Zijn in het handschrift enkele letters weggevallen, waarbij het aantal nog valt te achterhalen, dan worden in de leestekst tussen ronde haken evenveel punten geplaatst als er letters verdwenen zijn. Kan ook

[pagina 211]
[p. 211]

het aantal weggevallen letters niet meer bepaald worden, dan zijn in de leestekst tussen ronde haken een of meer liggende streepjes geplaatst; elk liggend streepje geeft aan dat naar het oordeel van de editeur drie à vier lettertekens (inclusief spaties) zijn weggevallen. Elke onleesbare of onduidelijke plaats wordt van commentaar voorzien in het paleografisch/genetisch apparaat en zo nodig in de woordverklaring en/of toelichting.

Versnummering en foliumaanduiding

In de linkermarge van de leestekst zijn de verzen van de cyclus Lanceloet-Queeste-Arturs doet per deel van de cyclus genummerd; deze nummering wordt per vier verzen in de editie weergegeven. Waar in het handschrift een nieuwe kolom begint, is in de rechtermarge een folium- en kolomaanduiding vermeld. In de rechtermarge zijn eveneens de versnummers uit de editie-Jonckbloet opgenomen.

3. Het paleografisch/genetisch apparaat

Het paleografisch/genetisch apparaat neemt een positie in tussen de leestekst en het handschrift. Waar de lezer zich niet met de nodige precisie een beeld kan vormen van de tekst van het handschrift, geeft het apparaat aanvullende informatie over de wijze waarop de tekst in het handschrift is overgeleverd. Daarnaast bevat het paleografische aantekeningen.

Per versregel kan het apparaat uit een of twee delen bestaan: een geformaliseerd en/of een beschrijvend gedeelte. In het geformaliseerde deel wordt de tekst diplomatisch weergegeven. De eerste versregel geeft de tekst van de kopiist. Daaronder worden synoptisch, gebruikmakend van diverse symbolen, de mogelijke verdere stadia van de tekstgenese weergegeven. In dit deel van het apparaat zijn alle verzen opgenomen, waarin:

a.correcties voorkomen die tijdens het afschrijven door de kopiist zelf zijn aangebracht (Sofortkorrekture);
b.wijzigingen en toevoegingen van de corrector voorkomen, met uitzondering van de aanwijzingen voor de voordracht in de linkermarge;
c.door de kopiist en/of de corrector interpunctietekens zijn geplaatst.

Het geformaliseerde deel van het apparaat kan gevolgd worden door een beschrijvend deel. Dit beschrijvende deel bevat naast enkele toelichtingen op plaatsen waar de tekstgenese ondoorzichtig is, vooral paleografische aantekeningen. Deze aantekeningen beperken zich tot de informatie die van belang kan zijn voor een juiste interpretatie van het handschrift. Ook worden in dit deel van het apparaat alle plaatsen vermeld waar de woordscheiding in de leestekst afwijkt van die in het handschrift. Tenslotte zijn in dit deel van het apparaat evidente verschrijvingen van de kopiist en/of de corrector vermeld; in de leestekst zijn deze door de editeur gecorrigeerd.

In het geformaliseerde deel van het apparaat zijn de volgende aanduidingen en tekens gebruikt:

kop De regel voorafgegaan door deze aanduiding maakt deel uit van de redactie van de kopiist.

[pagina 212]
[p. 212]

cor De regel voorafgegaan door deze aanduiding vermeldt interpunctie, aanvullingen en wijzigingen afkomstig van de corrector.
kop, cor De regel voorafgegaan door deze aanduiding vermeldt interpunctie, ingrepen en/of wijzigingen waarvan het niet duidelijk is of deze aangebracht zijn door de kopiist of door de corrector.
kop, (cor) Van de ingrepen, wijzigingen en interpunctie in de door deze aanduiding voorafgegane regel is het niet zonder meer duidelijk of zij aangebracht zijn door de kopiist of door de corrector. De editeur acht het echter het meest waarschijnlijk dat de kopiist de in deze regel vermelde informatie heeft aangebracht.
(kop), cor Van de ingrepen, wijzigingen en interpunctie in de door deze aanduiding voorafgegane regel is het niet zonder meer duidelijk of zij aangebracht zijn door de kopiist of door de corrector. De editeur acht het echter het meest waarschijnlijk dat de corrector de in deze regel vermelde informatie heeft aangebracht.
(...) of (---) Zowel in het apparaat als in de leestekst omsluiten ronde haken plaatsen in het handschrift met onleesbare of weggevallen letters of woorden. Kan het aantal weggevallen/onleesbare letters (inclusief spaties) gereconstrueerd worden, dan wordt per letter tussen de ronde haken een punt geplaatst. Kan het aantal weggevallen of onleesbare letters niet meer gereconstrueerd worden, dan wordt de omvang van het weggevallen deel bij benadering door middel van liggende streepjes tussen de ronde haken aangegeven: elk liggend streepje staat voor drie à vier lettertekens, inclusief de spaties.
| | Tekst tussen vertikale strepen wordt in de loop van de tekstgenese geëxpungeerd en eventueel door nieuwe tekst vervangen. Het tekststadium waarin deze expungering plaatsvindt, is in de desbetreffende regel van het apparaat weergegeven: hier wordt de nieuw toegevoegde tekst vermeld of, als de geëxpungeerde tekst niet door nieuwe wordt vervangen, een liggend streepje.
/ / Tekst tussen schuine strepen wordt in de loop van de tekstgenese doorgestreept en eventueel door nieuwe tekst vervangen. Het tekststadium waarin deze doorhaling plaatsvindt, is in de desbetreffende regel van het apparaat weergegeven: hier wordt de nieuw toegevoegde tekst vermeld of er staat, als de doorgestreepte tekst niet door nieuwe wordt vervangen, een liggend streepje.
[ ] Tekst tussen vierkante haken wordt in de loop van de tekstgenese geëxpungeerd en tevens doorgestreept en eventueel door nieuwe tekst vervangen. Het tekststadium waarin deze ingreep plaatsvindt, is in de desbetreffende regel van het apparaat weergegeven: hier wordt de nieuw toegevoegde tekst vermeld of er staat, als de weggehaalde tekst niet door nieuwe wordt vervangen, een liggend streepje.

[pagina 213]
[p. 213]

{ } Tekst tussen accoladen wordt geradeerd en eventueel door nieuwe tekst vervangen. Het tekststadium waarin deze ingreep plaatsvindt, is in de desbetreffende regel van het apparaat weergegeven: hier wordt de nieuw toegevoegde tekst vermeld of er staat, als de weggehaalde tekst niet door nieuwe wordt vervangen, een liggend streepje.
÷ ÷ Tekst tussen deze symbolen komt te vervallen doordat andere tekst eroverheen geschreven wordt. Het tekststadium waarin deze ingreep plaatsvindt, is in de desbetreffende regel van het apparaat weergegeven: hier wordt de gewijzigde tekst vermeld.
< > Tekst tussen deze twee symbolen staat in het handschrift op de versregel.
⪕ ⪖ Tekst tussen deze twee symbolen is in het handschrift geplaatst boven de versregel.
⩽ ⩾ Tekst tussen deze twee symbolen is in het handschrift geplaatst onder de versregel.
→ → Tekst tussen deze twee symbolen is in het handschrift in de rechtermarge van de tekstkolom geschreven na een verwijsteken; binnen de versregel geeft in het handschrift eenzelfde verwijsteken de plaats aan waar deze tekst toegevoegd dient te worden.
← ← Tekst tussen deze twee symbolen is in de linkermarge van de tekstkolom geschreven; in het handschrift geeft een verwijsteken de plaats binnen de versregel aan waar deze tekst toegevoegd dient te worden. Veelal is een dergelijke toevoeging bedoeld als eerste woord van de versregel of als voorvoegsel bij het oorspronkelijk opgeschreven eerste woord; dan ontbreekt in het handschrift een verwijsteken. Woorden die in de linkermarge door de corrector zijn toegevoegd als leesaanwijzing worden in het apparaat zonder diacritische tekens in een aparte kolom voor de tekstregel weergegeven.
↑ ↑ Tekst tussen deze twee symbolen is in de bovenmarge van de tekstkolom geschreven; in de kolom geeft een verwijsteken de plaats aan waar deze tekst toegevoegd dient te worden.
↓ ↓ Tekst tussen deze twee symbolen is in de benedenmarge van de tekstkolom geschreven; in de kolom geeft een verwijsteken de plaats aan waar deze tekst toegevoegd dient te worden.
-   Een liggend streepje markeert het stadium van de tekstgenese waarin een tekstgedeelte is verwijderd. De omvang van het tekstdeel en de wijze waarop de verwijdering heeft plaatsgevonden kunnen uit de voorafgaande regel(s) van het apparaat worden afgeleid.

[pagina 214]
[p. 214]

4. Woordverklaring

Onder de leestekst is in een afzonderlijke strook die aangeduid wordt door de letter W, een woordverklaring opgenomen. Deze wil de gebruiker van de editie, bij wie enige vertrouwdheid met het Middelnederlands van Arturteksten wordt verondersteld, hulp bieden bij de interpretatie van de tekst. In de woordverklaring worden woorden of zinsdelen vertaald en grammaticale constructies toegelicht. Bij het selecteren van de in de woordverklaring toe te lichten woorden, zinsdelen en constructies, is een zekere mate van subjectiviteit onvermijdelijk. In het algemeen zijn in de woordverklaring opgenomen:

a.woorden en constructies waarvan verondersteld mag worden dat zij niet behoren tot de basiskennis van de gebruiker van de editie;
b.woorden met verschillende betekenisvarianten, waarbij voor een juist tekstbegrip één van de in het Middelnederlands minder voor de hand liggende betekenissen gekozen moet worden;
c.ongebruikelijke vormvarianten;
d.woorden en constructies die op het eerste gezicht overeen lijken te komen met modern Nederlands, maar hiervan in betekenis afwijken;
e.voorstellen tot emendatie van mogelijk corrupte plaatsen in de tekst;
f.voorstellen tot een interpunctie die afwijkt van de door de editeur in de leestekst gekozen oplossing en die tot een andere interpretatie van de tekst aanleiding geeft.

5. Toelichting

Onder de leestekst is in een strook die aangeduid wordt door de letter T, een literair-historische toelichting opgenomen, alsmede een toelichting op de verhouding tussen de Middelnederlandse tekst en de Oudfranse grondtekst. In het algemeen zijn in de toelichting opgenomen:

a.Arturistische aantekeningen, voor zover deze noodzakelijk zijn voor een juist begrip van de tekst;
b.verwijzingen binnen het verhaalcomplex, zodat de lezer de voor het tekstbegrip noodzakelijke verbanden kan leggen tussen verschillende, vaak ver uit elkaar gelegen passages van het verhaal;
c.opmerkingen over verteltechnische aspecten die kenmerkend zijn voor het verhaalcomplex;
d.toelichtingen op beschreven handelingen, gebruiken, omgangsvormen en objecten, voor zover noodzakelijk voor een adequaat tekstbegrip;
e.toelichtingen bij plaatsen waar het Middelnederlands inhoudelijk afwijkt van de Lancelot en prose, zoals die is uitgegeven in de editie Micha (M) en in de editie Sommer (S) en zoals die wordt aangetroffen in de redacties van deze tekst die de meeste verwantschap vertonen met de (grondtekst van) de Middelnederlandse vertaling. Zie voor de bepaling van de meest verwante redacties Dl. iv, hoofdstuk 1 en Dl. v, hoofdstuk 2.
[pagina 215]
[p. 215]

6. Register van personen en geografische namen

Elk deel van de editie van de Middelnederlandse cyclus Lanceloet-Queeste-Arturs doet bevat een register van personen en geografische namen die in de leestekst voorkomen. Daarin zijn (gecursiveerd) ook de versnummers opgenomen waar de persoon of locatie niet met de naam, maar op een andere wijze wordt aangeduid. Daarenboven zijn bij de personages (gecursiveerd) ook de voornaamste plaatsen opgenomen waar zij deel uitmaken van een groep, zonder expliciete vermelding van de naam. Tenslotte zijn in dit register anonieme personages opgenomen die in meer dan één episode optreden.

voetnoot1
Deze beknopte handleiding is geschreven door de Lancelotwerkgroep (W.P. Gerritsen, Pierre Pesch, Bart Besamusca, Ada Postma en Frank Brandsma).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken