| |
| |
| |
Poëzie
Poëzie
Adriaan van Dis
Totok
Adriaan van Dis geniet bij het grote publiek terecht bekendheid als televisiefiguur en als proza-auteur. Het is eveneens bekend hoe zijn literaire werk sterk autobiografisch geënt is op zijn jeugdjaren in Nederlands-Indië en op de relatie tot de beide ouders. Ook de gedichten in Totok - een opdracht vanwege de uitgeverij zelf - behandelen bij uitstek die interculturele thematiek. Enerzijds zijn er de talrijke relaties van de (jeugdige) ikfiguur met de hem omringende personages die worden uitgediept. Anderzijds wint dat klassieke thema hier aanmerkelijk aan diepgang, doordat de exotische ruimte het draagvlak vormt van allerlei rituele gedragingen. Toch neemt dat niet weg dat Van Dis niet overloopt van dichterlijk talent. Een aantal teksten blijven, hoezeer ze zich ook beroepen op een gedragen taal en een hymnisch herhalende stijl, te ‘prozaïsch’ om blijvend indruk te maken. Een speciale vermelding verdienen de bevreemdende collages van Harald Vlugt, die de sfeer van herkenning én exotisme optimaal versterken.
[Dirk de Geest]
Herik, 32 p., ill., 470 F
ISBN 90-73036-57-7
| |
Lernert Engelberts
Ivoren toren te huur
Je kan Lernert Engelberts een romanticus noemen, een verdwaalde ziel op zoek naar zichzelf, die in onvrede leeft met zijn naaste omgeving. In onvrede? Meer, hij verfoeit zijn naaste omgeving, zijn familie bv. Waar andere dichters moeder of vader eren, breekt Engelberts die relatie af. Deze breuk lijkt voort te komen uit een fundamentele ergernis, een motief dat de bundel doorkruist. De dichter ergert zich aan het conservatieve, aan het verbloemen en niet zeggen wat er staat, het versluierende. Deze ergernis omschrijft perfect hoe hij zijn eigen lyriek ziet. Want die is to the point, zegt wat er bedoeld wordt, neigt naar het parlando.
Anders van toon zijn de ik-gedichten. Ze klinken eerder elegisch, klagerig of trachten de ikpersoon juist moed in te spreken: ‘De vertwijfeling overheerst / Ik zeg tegen mezelf: hup de wereld in, / Doe wat met je leven. / Maar ik ga weer zitten aan mijn bureau / Boven het leeg wit papier’. Ze stellen het schrijven van poëzie in vraag. Ze plaatsen het gewone, dagdagelijkse leven tegenover het dromerige van poëzie en leggen ze allebei op de weegschaal. Welke van de twee weegt door? Deze jonge dichter heeft een scherp inzicht in zijn pen. Hij weet venijnige addertjes uit het dagelijkse leven op tafel te gooien en schrikt niet terug om een duel aan te gaan met de maatschappij, de naaste omgeving of zichzelf. Engelberts' schrijfstijl is helder, je leest wat je leest, maar het blijft poëzie. Zijn gedichten zijn prozaïsche verzen die vloeiend het oor binnensluipen. ‘Ivoren toren te huur? / Ik neem een optie’.
[Silvie Moors]
De Harmonie, 32 p., 498 F
ISBN 90-6169-548-1
| |
Johann Wolfgang von Goethe
De mooiste van Johann Wolfgang von Goethe
Goethe heeft meer dan 3000 gedichten geschreven en er zijn duidelijk stijlverschillen vast te stellen naargelang de periode waarin ze ontstaan zijn. Zo zijn er gedichten in de trant van volksliederen (‘Heidenröslein’) en van anacreontische poëzie (‘Das Veilchen’); er is de hartstochtelijke Sturm-und-Drang-periode (‘Prometheus’) en er zijn de wereldbeschouwelijke gedichten (‘Wandrers Nachtlied’); er is de groep gedichten die tot de zgn. ‘Weimarer Klassik’ behoren en er zijn de ‘Römische Elegien’. De vriendschap met Schiller leidde o.a. tot het schrijven van tweeregelige, hekelende puntdichten, de xeniën, en tenslotte is er de ‘Altersstil’ (‘Selige Sehnsucht’).
Deze bundel vertalingen bevat volgens de samenstellers ‘pakweg 60 teksten’, wat nogal breed uitgemeten werd door de xeniën telkens als afzonderlijk gedicht te tellen. Hoe dan ook, de bloemlezing vertegenwoordigt maximaal een 50ste deel van Goethes poëtische oeuvre, dat nauwelijks in het Nederlands is vertaald. Hoe beperkt de selectie ook is, ze is oordeelkundig samengesteld en degelijk vertaald. Voorbeeldig is ook de presentatie, met links het origineel en rechts de vertaling. Een aanhangsel bevat een register, een beknopt notenapparaat en een korte lijst van liederen gebaseerd op Goethes gedichten.
[Rik Bobine]
Lannoo, 160 p., 565 F
ISBN 90-209-3227-6
| |
Miguel Declercq
Person@ges
Met Person@ges debuteert een groot talent, en dat mag eens (in de aanvangszin) beklemtoond worden. De Vlaming Declercq geeft inderdaad blijk van een sterk literair bewustzijn. Dat uit zich allereerst in zijn voorkeur voor typisch postmoderne thema's en genres. Zo neemt de dichter afwisselend zijn toevlucht tot versplinterde fragmenten of tot heuse, haast klassiek aandoende sonnetten, maar die voorkeur wordt steevast geschraagd door de complexe problematiek van het ‘virtuele’ subject. De dichter is zich bij uitstek bewust van het feit dat zijn eigen identiteit en de relaties die hij met anderen onderhoudt, ‘cultureel’ bepaald zijn. Die overtuiging leidt ertoe dat hij - in plaats van spontaan te schrijven of te ambiëren dat hij zich ‘innerlijk’ blootlegt - in taal een realiteit tot stand brengt én meteen weer doet verdwijnen. In deze bundel volgen de indruk en de beelden elkaar op, soms in een loutere assemblage, elders in de vorm van momentane anekdotes. Wat mij betreft, is de sterke invloed van met name Dirk van Bastelaere nog een minpunt, maar het lijdt geen twijfel dat Declercq meer is dan de zoveelste vage belofte.
[Dirk de Geest]
De Arbeiderspers, 72 p., 599 F
ISBN 90-295-1350-0
| |
| |
| |
Katelijne van der Hallen
De binnenzijde
De Leuvense uitgeverij P heeft zich met haar recentste poëzie-uitgaven een heel eigen plaats aangemeten in de Vlaamse poëziewereld. Stuk voor stuk zijn de bundels voortreffelijk vormgegeven in een heel eigen, tegelijk klassiek én eigentijds aandoende stijl. Daarenboven zijn zowel de bundels van Van Wilderode en Van den Hoof (zie verder) als deze bundel van Katelijne van der Hallen gebaseerd op een intrigerende samenwerking tussen taal en beeldende voorstelling. Zo zijn de gedichten van Van der Hallen als het ware ‘toegevoegd’ aan foto's van Filip Tas, waarin diverse ruimtelijke settings worden afgetast. Tas' beelden isoleren als het ware in zwartwitgedeelten uit een landschap of een woonwijk door ze extra te accentueren. Het resultaat is een beeld waarin de menselijke afwezigheid wordt getoond, maar waarbij tegelijk die aanwezigheid intens wordt gesuggereerd (ook al op grond van het perspectief van de kijkende lezer). Die wisselwerking tussen concrete gegevens en abstractie vormt ook een basisthema in de gedichten van Katelijne van der Hallen zelf. De dichteres gaat inderdaad, haast filosofisch, op zoek naar de eigen ‘binnenzijde’. De tijdruimtelijke observaties verglijden zo tot beschouwingen met een bij uitstek meditatief karakter. Een aantal gedichten slagen er inderdaad in om die aparte sfeer tastbaar bij de lezer over te brengen, maar op andere ogenblikken stelt men vast dat de dichteres te hoog gegrepen heeft en niet losraakt van nogal clichématige uitdrukkingen en beelden. Toch neemt dit niet weg dat heel wat lezers zich door deze bezinnende notities, gesteld in een bijzonder toegankelijk taalgebruik, aangesproken zullen voelen. Daarenboven vergemakkelijken de illustraties nog de confrontatie met het taalkunstwerk.
[Dirk de Geest]
P, 40 p., ill., 595 F
ISBN 90-73214-39-4
| |
Jacques Hamelink
Zeegezang inclusief Gesternten van Frederik de Zeeman
Jacques Hamelink heeft de jongste jaren als dichter duidelijk een tweede adem gevonden. Waar zijn ‘eerste’ periode hoofdzakelijk geënt was op de experimentele poëzie en gekenmerkt werd door het gebruik van organische metaforen om een ‘andere’ werkelijkheid op het spoor te komen, kiest de dichter in zijn jongste werk resoluut voor een andere schrijfstijl. De vroegere geconcentreerde zegging heeft plaats gemaakt voor een woekerende en uitwaaierende stijl. Die uitdeining is ook merkbaar op het vlak van de bundels; Zeegezang inclusief Gesternten van Frederik de Zeeman telt zomaar eventjes 185 bladzijden. De hele bundel thematiseert de zeevaart, maar daarbinnen worden tal van onderwerpen aangeraakt: matrozen, mythische aspecten en thema's, historische en legendarische reizen... Ook de vertelstructuur en de gehanteerde taal en vormen zijn allerminst constant. Daardoor vormt deze bundel een soort van indrukwekkende roeservaring, waaraan de lezer zich moet overgeven. Hamelink bewijst hier opnieuw hoezeer hij het hymnische en mythische taaleigen beheerst en welk een vakkundig dichter hij is. Allicht is deze poëzie allereerst bestemd voor een vrij beperkt publiek van liefhebbers, maar zij zullen deze magistrale watersymfonie allicht blijven lezen en herlezen.
[Dirk de Geest]
Querido, 184 p., 999 F
ISBN 90-214-6592-2
| |
Heinrich Heine
Duitsland, een wintersprookje
In 1831 verlaat Heine Duitsland en vestigt zich in Parijs. In november 1843 keerde hij voor het eerst terug om zijn moeder te bezoeken en om besprekingen te voeren met zijn uitgever. In 1844 schrijft hij dan in Parijs Deutschland, ein Wintermärchen, een satirisch reisverslag in verzen. Het verstikkende klimaat van politieke en culturele onvrijheid in de periode tussen de val van Napoleon en de revolutie van 1848 wordt in dit ‘politisch-romantische Epos’ aan de kaak gesteld in verzen die soms bijna spreekwoordelijke kracht in het Duits hebben verworven. De receptie werd een regelrecht schandaal: in verscheidene Duitse staten werd het boek prompt verboden.
Er wordt beweerd dat Heine makkelijk kan worden vertaald en dit gegeven is, gek genoeg, vaak als kritiek tegen hem gebruikt. Hij heeft inderdaad de dagelijkse omgangstaal tot poëzie weten te verheffen, maar dit omsmeltingsproces is met heel wat raffinement en spitsvondigheid gebeurd. Je komt dit gauw genoeg op het spoor als je je aan de vertaling van enkele verzen waagt. Het klinkt dan al snel allemaal wat mat en gewoontjes. Bij het vertalen ontsnapt de geest bijna ongemerkt uit de fles. Het vertaalwerk van Mark Braet lijdt duidelijk aan dit euvel.
[Rik Bobine]
Acco, 107 p., 595 F
ISBN 90-334-3887-9
| |
Marc van den Hoof
De koning te rijk
Het eerste wat opvalt aan dit boek, zijn de merkwaardige illustraties die in kleur zijn afgedrukt. Jan Muës, die ook bekendheid geniet als jazzmusicus, creëert daarin een heel eigen stijl, die tegelijk doet denken aan het surrealisme en het hyperrealisme. Zijn plastisch werk kan misschien nog het best beschreven worden als een soort van collage waarin herkenbare personages optreden, vervormd (bv. met een trechter op het hoofd) en in een bijzonder vreemd aandoende ruimte. Die haast groteske omgang met de eigen identiteit vormde blijkbaar een inspirerend uitgangspunt voor de dichter Marc van den Hoof. In zijn gedichten identificeert hij zich met het belangrijkste personage uit de aquarellen, en drukt hij diens verwonderde aanwezigheid uit. Dat resulteert in een haast klassiek vormgegeven lyriek die de vragende verwondering thematiseert op een beurtelings romantisch-authentieke en dan weer ironisch-vragende wijze. Van den Hoof heeft op die wijze - en beslist geholpen door de eigenzinnige grafische vormgeving van het boek - een intrigerend werkstuk afgeleverd. Het is nu aan de lezer om zelf uit te maken hoe hij (als een zoveelste ontdubbeld ik?) deze teksten wenst te lezen in het licht van de afgedrukte illustraties.
[Dirk de Geest]
P, 29 p., ill., 595 F
ISBN 90-73214-45-9
| |
| |
| |
Rutger Kopland
Tot het ons loslaat
Het onbepaalde ‘het’ in de titel van Koplands jongste bundel blijft intrigeren in zijn vage meerduidigheid. Enerzijds vormt de titel een geslaagd beeld voor wat Kopland met zijn poëzie precies beoogt: ervaringen en anekdotes doorwerken (bewerken, transformeren) tot er iets anders ontstaat, waarin de oorspronkelijke ervaring tegelijk wordt meegedeeld en losgelaten. Poëzie die al te strak kleeft op de werkelijkheid mist die mogelijkheid om te blijven inwerken op lezers. Anderzijds zit in dat loslaten uiteraard ook een tragische dimensie; op het ogenblik dat het ‘ik’ zich zo nauwkeurig mogelijk tracht te uiten in woorden, verliest het namelijk zichzelf, gaat het op in een naamloze taal. Daarenboven geldt dezelfde spanning evenzeer voor de relatie van de dichter tot de wereld, de objecten en de personen waarmee hij constant geconfronteerd wordt. Bijzonder treffend is hoeveel gedichten in deze bundel oorspronkelijk ontstonden voor een bepaalde gelegenheid, een verjaardag of een overlijden (o.m. het markante gedicht bij het overlijden van Herman de Coninck). Poëzie vormt hier een soort van complex ritueel om om te gaan met de afwezigheid en het verlies. Hoewel Tot het ons loslaat niet echt de sterkste bundel van Kopland genoemd kan worden - daarvoor ontbreekt het toch aan samenhang -, staan er een aantal krachtige, omzeggens blijvende gedichten in. En dat is niet weinig!
[Dirk de Geest]
Van Oorschot, 38 p., 498 F
ISBN 90-282-0911-5
‘De intense momenten van verdriet, aanvaarding en weemoed zijn namelijk prettig, ik weet ook niet hoe dat komt. Het is gewoon een feit dat als ik tegenwoordig aan mijn overleden vader denk, ik nog altijd wel verdriet heb omdat hij dood is, maar tegelijk ook blij ben dat ik dat verdriet voel. Het is ook niet een onaangenaam gevoel van verdriet. Het is bijna iets dat erbij hoort en dat ik niet zou willen missen. [...] Aanvankelijk ben je zeer verdrietig, maar dat slijt godzijdank enorm snel. [...]
Is uw verdriet om de dood van Herman de Coninck al “een niet onaangenaam gevoelige plek” geworden?’
‘Nee, ik vind het nog steeds buitengewoon onaangenaam om te moeten bedenken dat hij er niet meer is’.
rutger kopland in ‘humo’, 09.01.98
| |
Hans Lodeizen
Het innerlijk behang
Als er één dichtbundel in de naoorlogse periode school heeft gemaakt, dan is dat wel de kleine verzameling verzen waarmee de jonge Hans Lodeizen in 1949 debuteerde. Die faam hangt allereerst samen met het feit dat de auteur het daaropvolgende jaar reeds overleed, waardoor hij het etiket van een ‘voortijdig overleden rastalent’ kreeg. Daarenboven viel op hoezeer zijn gedichten pasten in de lijn van de net opkomende experimentele talenten, zonder dat Lodeizen zich echter overgaf aan de thematische en vormelijke excessen van generatiegenoten als Lucebert. Lodeizens poëzie is integendeel door en door romantisch en intimistisch, geschreven in een heldere, onpoëtisch aandoende taal. Voor deze, zoveelste uitgave van zijn gedichten is opnieuw teruggegrepen naar de oorspronkelijk gepubliceerde verzameling. Die keuze is m.i. bijzonder gelukkig, omdat ze opnieuw de interne samenhang van Lodeizens bundel laat zien, én omdat het veel zwakkere daaraan toegevoegde werk is achterwege gelaten. Bibliotheken die verzuimd hebben de prijzige Verzamelde gedichten (Li 1996, p. 365) te kopen, kunnen bijgevolg hun schade inhalen: fraaie poëzie, ontzettend leesbaar (ook voor een jonger publiek) én een groot aantal klassiek geworden teksten en versregels. Aanbevolen dus.
[Dirk de Geest]
Van Oorschot, 74 p., 550 F
ISBN 90-282-0912-3
| |
Willem van Toorn
Tegen de tijd
Wie vertrouwd is met het eerdere werk (poëzie of proza) van Willem van Toorn zal in deze nieuwe bundel een aantal klassieke thema's aantreffen. Centraal staat het streven van de dichter om de ruimte te vatten, een verlangen om de verstikkende tijd voor even stil te leggen. Het is een bijzonder ambitieus poëticaal project, met een eeuwenoude voorgeschiedenis, dat echter actueel blijft, ook al door het grote talent van Van Toorn om ruimten te schetsen of te creëren, met behulp van enkele cruciale coördinaten. Zijn gedichten bakenen behoedzaam thema's af zonder al te schematisch of voorspelbaar te worden. Dat meer dan verdienstelijke vakmanschap krijgt in deze nieuwe gedichten nog een extra accent door de wijze waarop vooral in de eerste reeks deze thema's worden geïntensiveerd; de dichter grijpt hier een tragisch biografisch gegeven - een hersenbloeding van de moeder - aan om de geschiedenis (vanaf de mythische Brandaan) en het verleden mee in zijn lyriek te betrekken. Tegelijk wordt deze reeks ook formeel opengetrokken door een veelvuldigheid aan tonen, stijlen en stilistische vormen. Het vervolg van de bundel oogt dan weer bekender, met een aantal gedichten over geografische ruimten - waar de reële landschappen getransformeerd worden tot symbolische ervaringen - en in de marge van plastische kunstwerken. In ieder geval is Tegen de tijd een hoogtepunt in de poëtische carrière van Willem van Toorn; de bundel heeft daarom recht op een zorgvuldige lectuur.
[Dirk de Geest]
Querido, 45 p., 599 F
ISBN 90-214-8423-4
| |
Anton van Wilderode
Hout op snee
Voor Hout op snee heeft Anton van Wilderode zich opnieuw laten inspireren door de hoogtepunten van de middeleeuwse kunst. Ditmaal vormen een aantal misericordes, kleine beeldhouwwerkjes onder de koorbanken, van de kathedraal in het Engelse plaatsje Wells de directe inspiratiebron. Deze fraai uitgegeven bundel plaatst foto's en tekst naast elkaar, waardoor je optimaal kennis kan maken met de plastische voorstelling en met de eigenzinnige hertaling daarvan door de dichter. Uiteraard vormt de middeleeuwse achtergrond een centraal gegeven in deze teksten. Minstens even belangrijk is echter de persoonlijke toets die de voortreffelijke dichter bij die gangbare voorstelling aanbrengt. Opmerkelijk daarbij is de ironiserende toon. Precies die behoedzame spanning tussen ernst en ondermijning beantwoordt uitstekend aan het genre dat Van Wilderode tekstueel wil benaderen. Ook al zijn niet alle gedichten even sterk, dan nog behoort Hout op snee tot het sterkste werk dat de dichter Van Wilderode de jongste jaren afleverde, en dat wil wat zeggen.
[Dirk de Geest]
P, 64 p., 595 F
ISBN 90-73214-40-8
|
|