| |
| |
| |
Poëzie
Poëzie
Gerda Berckmoes
Heelhuids maar niet gered
In Heelhuids maar niet gered weet Gerda Berckmoes pijn, angst en gemis bijzonder knap te verwoorden in gedichten waar woorden weloverwogen en afgewogen hun plaats lijken te vinden. De woorden staan er alsof het niet anders kan. De precisie waarmee Berckmoes deze gevoelens vertolkt, doet huiveren, grijpt je soms zelfs naar de keel: ‘maar plots belemmerde / een traan het werk / Hevig herinnerd kinderleed / maakt brokken in haar keel / het schilderij wordt haar teveel / de idylle blijft voorgoed onaf’.
Deze poëzie biedt soms troost, maar rijtje evenzeer soms open. De structuur van de gedichten - geen interpunctie, meestal zeer korte versregels en een zeldzaam en welgevormd binnenrijm - is opvallend helder en sterk. Stuk voor stuk zijn dit prachtige en beklemmende gedichten. Inhoudelijk valt op hoe sterk de dood aanwezig is, zonder dat de strekking somber of doods is. Veeleer klinkt er een fascinatie in door voor dat duistere gebied dat de dood is: ‘Kijk de doden / hoe overweldigend zij leven’ en ‘wij zijn slechts schaduwen / maar de doden leven’. In drie cycli - ‘Symbiose’, ‘Reikwijdte’ en ‘Heelhuids maar niet gered’ - vallen continuïteit en trefzekere verwoordingen op. Een opvallend sterke dichtbundel, niet gemakkelijk maar evenmin ontoegankelijk.
[Dirk Hendrickx]
Point, 44 p., ill., 350 F
ISBN 90-71152-54-5
| |
Stefaan van den Bremt
Een vlieg met gouden vleugels
Wie het recente werk van Stefaan van den Bremt - ooit een van de weinige politiek geëngageerde dichters uit Vlaanderen - kent, weet wat hij met deze nieuwe bundel mag verwachten. Een vlieg met gouden vleugels bevat opnieuw uiterst afgewogen verzen, met een bijzondere aandacht voor formele aspecten zoals de regel- en de versstructuur. Soms kiest Van den Bremt voor een doorlopend gedicht, elders opteert hij voor eindrijm of laat hij de regels typografisch in twee kolommen uitwaaieren, maar steeds gebeurt dat in functie van de thematiek die de dichter wil beklemtonen. Ditmaal is de bundel, nog uitdrukkelijker dan bij de voorganger Verbeelde boedel (Li 1995, p. 795) opgevat als een ‘spiegeltekst’ die voortdurend refereert aan de teksten en de beelden van anderen. Op die manier trekt Van den Bremt zijn eigen traject (zijn leven, zijn overtuiging en vooral zijn kunstenaarschap) nadrukkelijk in de sporen van bewonderde modellen, die hier over de verschillende reeksen per taal- en cultuurgebied zijn verdeeld. Zo komen een aantal Duitssprekende auteurs (Kafka, Walser, Rilke), Franssprekende schrijvers (Valéry, Reverdy en Aragon) en Latijns-Amerikaanse teksten aan bod; zij vormen het platform waartegen de dichter zijn eigen poëzie, door middel van fragmentaire allusies en citaten, tracht af te bakenen. Cultuur en interculturaliteit zijn hier hecht met elkaar verbonden, doordat de dichter zich bewust is (en vooral wil zijn) van de invloeden die hem hebben getekend. In die optiek kan dit artistieke credo allicht ook als een ethische en in bepaalde opzichten ook politieke keuze worden geïnterpreteerd. Bovenal schrijft Van den Bremt zich echter in als een grensfiguur van het modernisme, die de mogelijkheden en de beperkingen van het menselijke bewustzijn tracht uit te spreken. Het meest overtuigende voorbeeld van die complexe thematiek vormt allicht de laatste reeks van de bundel, waarin de dichter
- Jos de Haes achterna - ook zijn ‘Nachtmuziek over Ter Kameren’ opzoekt. In ieder geval is dit een van beste bundels uit het oeuvre van een al te miskend dichter.
[Dirk de Geest]
Manteau, 79 p., 650 F
ISBN 90-223-1460-X
| |
Judith Mok
Het feestmaal
Deze bundel is een amalgaam van vier sterk uiteenlopende thema's: ‘Montevideo de geboorte van een muze’ ademt de zwoele lucht van Latijns-Amerika, het tweede sluit daar bij aan onder de noemer ‘Wereldmuziek’, het derde handelt over ‘Kinderspel’, het laatste bundelt de gezinsrelatie in ‘Het feestmaal’. Op het ritme van de Latijns-Amerikaanse tango lokt Judith Mok je het eerste deel binnen. Het gedicht is voor haar een wereld van kleuren, een warm dorp, een vette kroeg. Anekdotes en herinneringen die haar vertrouwd zijn, maar je als lezer bevreemden. Daardoor krijgt Moks poëzie niet-thematisch gezien iets hermetisch. Ondanks de atmosfeer die haar lyriek uitademt, is er weinig herkenning mogelijk.
Maar het klinkt! Zoals het tweede thema aangeeft, blijf je lezen op de tonen van de wereldmuziek. Mok verstaat de kunst van verrassende woordcombinaties, zonder geforceerd over te komen. Haar verzen brengen je op die manier in een magisch-realistische sfeer waarin allerlei natuurelementen gepersonifieerd tot leven komen.
Het ‘Kinderspel’ spreekt over ijs en koude. De warme sfeer en de zilte zomer maken nu plaats voor winterdagen. Het kind staat hier voor onschuld; het spel is de keuze tussen goed en kwaad, tussen geluk en verdriet. Mok speelt duidelijk met de overgang naar volwassenheid door elementen die voor kinderen leuk zijn, zoals schaatsen op het ijs, ook in verband te brengen met de hardheid van de natuur, de vissen bv. die door de vrieskou gestorven zijn.
‘Het feestmaal’ linkt de vaderen moederrelatie met de muziek. Terwijl de vader dromerig beschreven wordt als een bewoner van de planeet ‘Muziek’, doet de moeder terugdenken aan Berlioz: ‘Reviens, reviens ma bien aimée’. Verhuld in die herinnering is de dood eigenlijk een centraal thema in dit laatste deel. Langs wegen van de ouder-kindrelatie komen we terecht bij de minnaar die in een kamer vol bont geluk een onzichtbare dreiging vormt. En zo sterft de bundel langzaam, maar letterlijk uit en is de dichteres oud geworden. Kijkt ze vol weemoed terug naar de kindertijd. Grijpt ze terug naar haar oorsprong, meer nog, naar het ontstaan van de eerste mens.
[Silvie Moors]
Meulenhoff, 46 p., 659 F
ISBN 90-290-5564-2
| |
| |
| |
Leo Vroman
De roomborst van Klaas Vaak
Leo Vroman is onderhand al de 80 voorbij, maar er komt allerminst sleet op de kwaliteit én de kwantiteit van zijn poëzie. Integendeel, de lijvige vorige bundel Psalmen en andere gedichten (Li 1996, p. 123) werd terecht bekroond met de gegeerde VSB Poëzieprijs. En nu ligt opnieuw een bundel van ruim 150 bladzijden voor, met de hoogst magische titel De roomborst van Klaas Vaak. De bundel opent, net als zijn voorganger, met een reeks ‘Psalmen’ waarin niet God, maar het omvattende kosmische Systeem wordt aangesproken. Ook in de andere gedichten worden steevast persoonlijke anekdotes vermengd met meer hymnische fragmenten en referenties aan de exacte wetenschappen; het ‘systeem’ is, met andere woorden, een uiterst complex geheel dat de mens in al zijn dimensies (cognitief, affectief, religieus, wetenschappelijk) aanspreekt en provoceert. Telkens weer weet Vroman de heterogene elementen van zijn universum, met de hem eigen stilistische bravoure, samen te smeden tot intrigerende poëtische teksten. Vooral het verweven van vertellende en lyrische passages en de fragmentaire opbouw van zijn teksten blijven indrukwekkend. De bundel eindigt trouwens met een lange evocatie ‘Vlucht 800’, die bijzonder boeiend is. Kortom, De roomborst van Klaas Vaak is beslist een waardevolle dichtbundel, ook al gaat het toch niet echt om een nieuw hoogtepunt in Vromans lange literaire carrière. Maar wie had dat na Psalmen en andere gedichten al zo meteen verwacht?
[Dirk de Geest]
Querido, 152 p., 799 F
ISBN 90-214-8694-6
| |
Patty Scholten
Ongekuste kikkers
Patty Scholten heeft met Ongekuste kikkers een bijzonder mooie bundel afgeleverd. Het thema van deze gedichten zit reeds in de titel vervat: de dichteres heeft het over de dromen van een (eeuwig) kind en daardoor ook over de onvolkomenheid die inherent is aan het leven. Dat zij daarbij haar toevlucht neemt tot het klassieke genre van het sonnet hoeft geenszins te verbazen; als geen ander genre levert het sonnet heel wat mogelijkheden om tegenstellingen, ironie en omkeringen te thematiseren en krachtig vorm te geven. Maar vooral de thematische uitwerking van deze bundel is hoogst origineel. Het leeuwenaandeel van de gedichten, de reeks ‘Zeven kooien, zes aquaria’, beschrijft een rondgang in de dierentuin met portretten van uiteenlopende dieren. Onder de ontwapenende blik van de observator worden deze dieren subtiel getransformeerd tot allegorieën met menselijke trekken en gedachten. Door die subjectieve kijk wordt meteen ook de kinderlijke verbeelding duidelijk; heel wat gedichten verschuiven gaandeweg van een portret naar een persoonlijke herinnering of mijmering. De tweede helft van de bundel toont een geleidelijke omslag waarbij de blik van de auteur, via speelgoedbeesten en jeugdherinneringen, tenslotte blijft staan bij volwassenen. Ook dan blijft echter de aarzelende distantie - de aarzeling tussen er wel en er niet bij horen - de toon aangeven. Scholten heeft in ieder geval een boeiend en bijzonder lezenswaardig werkstuk afgeleverd.
[Dirk de Geest]
Atlas, 57 p., 600 F
ISBN 90-254-2307-8
| |
M. Vasalis
Parken en woestijnen; De vogel Phoenix; Vergezichten en gezichten
Deze verzameling gedichten van M. Vasalis (geb. 1909) is naar de vorm klassiek: er zijn nogal wat kwatrijnen, enkele terzinen en een paar keer een sonnet. Het eindrijm, dat ook in de meeste langere gedichten rijkelijk te vinden is, ondersteunt de klankstructuur. Inhoudelijk hanteert zij beelden uit de natuur, de jaargetijden en het gewone menselijke leven. Als spiritualistisch georiënteerd dichter weet ze deze begrippen in te schakelen in haar geschriften om tot de diepere lagen van het bestaan door te dringen. Ze geeft daardoor bijna alleen aan het essentiële in haar woorden vorm. In veel gedichten wordt de uiterlijke werkelijkheid verinnerlijkt en wordt de weg, die eerst alleen maar buitenweg was, er een naar binnen. Deze irreële sfeer met de weerspiegeling van droom en verinnerlijking over de werkelijkheid, vind je in vele gedichten terug. De spanning tussen het gedroomde en het geleefde geeft iets beklemmends aan haar verzen.
Nergens is er iets zomaar beschreven. Als zij twee appelboompjes beschrijft, eindigt ze als volgt: ‘voller worden met de dagen, / vastgegroeid in 't ogenblik / bestemd, mijn zustertjes, - als ik - / te wortelen, rijpen en vrucht te dragen’. De dingen worden binnen het gedicht tot symbool. Vasalis beschikt over een heldere taal, een sterke psychologische benadering en ze heeft daarbij de gave in alle eenvoud door te dringen tot de kern van de zaak.
In deze bundel, die tijd en tijdeloosheid in beelden van vergankelijkheid en verstening uitdrukt, staan enkele gedichten die tot de mooiste uit onze literatuur behoren. Ook in deze tijd, waar de poëzie soms heel andere wegen bewandelt, blijft Vasalis aanspreken.
[Hervé Casier]
Van Oorschot, 137 p., 1380 F
ISBN 90-282-0903-4
| |
Marja Wiebes (sam.)
Bloemlezing van de Russische poëzie
Bloemlezing uit het werk van 50 Russische dichters uit de 18de, 19de en 20ste eeuw. Uit de 18de eeuw is Derzjavin weerhouden. Poesjkin en de pléiade dichters rond hem staan vanzelfsprekend centraal in de 19de eeuw. Er is een ruime keuze uit de dichters van de ‘zilveren eeuw’ en uit de namen die de 20ste eeuw beheersten: Achmatova, Pasternak, Tsvetajeva en Mandelstam. De laatste vertegenwoordigers van de vrije dichtkunst, de ‘dadaïsten’ Zabolotski en Charms sluiten de rij. Rond 1930 slaat immers het van staatswege opgelegde socialistisch realisme toe. Naast de grote namen bliezen de samenstellers ook het stof van dii minores als Apoechtin, Majkov, Sloetsjevski enz. Alle dichters kregen een korte biografie mee en waar nodig zijn er aantekeningen. Er werd zoveel mogelijk vertaald met behoud van maat en rijm. De vertalers hebben daar een stevige reputatie aan overgehouden. De meeste van deze gedichten zijn eerder al eens verschenen (Van Derzjavin tot Nabokov (Plantage, 1991)) en kregen toen hun Russische brontekst mee. Deze bloemlezing bevat enkel de Nederlandse vertaling en is bedoeld voor een ruim publiek. Een dergelijke representatieve bundel verschijnt in het Nederlands voor het eerst.
[Jos van Damme]
Plantage, 343 p., 850 F
ISBN 90-73023-53-X
|
|