| |
| |
| |
[Vervolg Recensies]
800 - Taal- en letterkunde
Peter van der Horst
Leesbaar schrijven voor iedereen
*843 / Schrijven / Nederlandse Stilistiek
Dit boek wil een standaardwerk zijn om een groot publiek leesbaar te leren schrijven. De grootste klemtoon ligt daarbij op de begrijpelijkheid van de boodschap. Er zijn volgens de auteur al heel wat boeken over stilistische taalkundige problemen verschenen, maar vaak wordt daarin voorbijgegaan aan voor de hand liggende problemen, met grote consequenties voor de stijl: afkortingen, eigenaardige/ongebruikelijke woorden, te lange woorden, eentonigheid enz. Dit boek wil geen lange theoretische beschouwingen bieden, maar toch wel voldoende info. De auteur gelooft dat men het meeste leert door de praktijk, vandaar dat dit boek een aantal oefeningen telt. Van onjuiste of minder fraaie voorbeelden die de auteur vooral vond in tijdschriften, boeken enz. wordt steeds een mogelijke oplossing gesuggereerd. Vooraan in elk hoofdstuk vind je een voorbeeld van hoe het niet moet, daarna is er uitleg over het specifieke geval en de verbetering, waarna nog andere oefeningen volgen. Aan het eind van elk hoofdstuk wordt een soort samenvatting van het item met duidelijke adviezen gegeven.
De beknopte en logisch opgebouwde hoofdstukjes spreken me aan. Het wordt inderdaad nergens zwaar theoretisch en toch vind ik dat dit werk niet echt uitnodigt om toepassingen te maken; de oefeningen zijn nl. niet echt herkenbaar in dit boek. Ze zitten te veel verweven in de tekst, terwijl oefeningen best in een aparte rubriek worden ondergebracht. Daarom is het m.i. vooral een interessant leesboek, waarin de informatie erg correct en up-to-date is. De auteur vertrekt vanuit de goede inzichten dat correspondentie publiekgericht en lezersvriendelijk moet zijn. De vuistregel die hij hanteert: ‘Schrijf verzorgde spreektaal’ is trouwens ook een conditio sine qua non van moderne schrijfstijl.
[Hilde Lauwers]
SDU, 100 p., 360 F
ISBN 90-75566-52-2
| |
Nederlandse Letterkunde
Willem Van Den Berg e.a. (red.)
Mooi meegenomen?
*850.3 / Nederlandse Letterkunde
Oudere literatuur wordt bestudeerd in muffe lokaaltjes van bibliotheken waar alleen wetenschappers en professoren binnenkomen. Dat is althans de mening van heel wat mensen die alleen op de middelbare school in contact zijn gekomen met Vondel, Bredero of Hooft, De vos Reynaert of Egidius. Oudere literatuur wordt niet meer gelezen. Eddy Grootes, emeritus hoogleraar in de Historische Nederlandse Letterkunde aan de universiteit van Amsterdam, maakte er in zijn carrière een programmapunt van om die oudere literatuur uit die muffe lokaaltjes toegankelijker te maken voor een breder publiek. Bij zijn afscheid werd hem deze voortreffelijke en vlot lezende bundel aangeboden waarin 37 literatuurhistorici onder wie Herman Pleij, Frits van Oostrom, Karel Porteman, Marita Mathijsen en Werner Waterschoot, nu eens een niet-academisch antwoord mochten verzinnen op de vraag of zij als lezer wel genieten van oudere Nederlandse literatuur. Waar de literatuurhistorici hun materiaal scrutineus navlooien en woord voor woord ontleden in hun wetenschappelijke publicaties, schrijven ze nu in korte stukjes oprecht over hun ervaringen als lezer, soms met opname van de fragmenten die ze bespreken en ontdaan van moeilijke wetenschappelijke termen. Een fraai vormgegeven bekentenisbundel (het oblong-formaat legt de link met de oudere literatuur) voor het brede publiek dus. Een unieke kans om even achter de distantiërende façade van wetenschappers te loeren.
[Edward Vanhoutte]
Amsterdam University, 193 p., 490 F
ISBN 90-5356-211-7
| |
Cees Nooteboom, ik had wel duizend levens en ik nam er maar één!
*857.6 / Cees Nooteboom
In het vooruitzicht van diens 65ste verjaardag wordt (tot 22 maart) in het vernieuwde Letterkundig Museum in Den Haag een tentoonstelling gewijd aan Cees Nooteboom. Dit ‘Schrijversprentenboek’ dient als catalogus, maar staat ook mooi op zichzelf. Het bevat een achttal essays - waaronder een paar buitenlandse - over Nootebooms wereld, zijn verhalend proza, het reisproza, zijn poëzie, zijn verwantschap met de mystiek, zijn relatie met Spanje en de receptie van zijn werk in het buitenland. Een biografische kroniek, per jaar, wordt gevolgd door een chronologisch overzicht van eerste drukken, vertalingen van afzonderlijk verschenen werken en vertalingen door Cees Nooteboom.
Het origineelste deel van dit boek zijn de vijf katernen met foto's van de auteur, karikaturen, afbeeldingen van manuscripten, publicaties en elementen die in zijn werk een rol spelen. De lezer van Rituelen vindt hier bv. een foto van de notaris die model stond voor Arnold Taads en van een raku-kom. Het aardige is dat heel wat foto's door Nooteboom terugblikkend worden gecommentarieerd. Zo houdt deze publicatie het midden tussen primaire en secundaire literatuur. Het boek, dat verzorgd is vormgegeven, biedt een veelzijdige kennismaking met een in het buitenland hoog gewaardeerd en in het Nederlandse taalgebied vaak onderschat schrijver.
[Erik de Smedt]
Atlas, 176 p., ill., 800 F
ISBN 90-254-2337-X
| |
Johan Vanhecke
De Flandriens van Hugo Verriest
*854.7 / Hugo Verriest / West-Vlaamse Letterkunde; Geschiedenis
Samen met Guido Gezelle behoort Hugo Verriest (1840-1922) ongetwijfeld tot de invloedrijkste figuren uit de West-Vlaamse particularistische school. Naar aanleiding van een huldetentoonstelling in het AMVC verschijnt nu een mooi geïllustreerde en interessante publicatie. Daarin wordt niet alleen een beeld geschetst van de gevierde priester-dichter en causeur, ook de wereld van het Klein Seminarie te Roeselare waar hij les krijgt van Gezelle, wordt
| |
| |
prachtig opgeroepen. Later zal Verriest er zelf als leraar van o.m. Albrecht Rodenbach uitgroeien tot de geestelijke leider van de Blauwvoeterij, de protestbeweging van de Vlaamsgezinde studenten rond tijdschriften als de ‘Almanak voor de lerende jeugd van Vlaanderen’ en ‘De Vlaamsche Vlagge’. Verweven met zijn verdere levensloop komt verder de hele West-Vlaamse beweging met zijn hoofdrolspelers Guido Gezelle, Albrecht Rodenbach en Stijn Streuvels en heel wat figuranten op een bevattelijke wijze in beeld.
[Mario Baeck]
AMVC, 81 p., ill.
| |
[AMVC]
Vanwege de grote belangstelling en de positieve reacties heeft het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC) besloten de lopende tentoonstellingen De Flandriens van Hugo Verriest: van Gezelle tot Streuvels en Herman Teirlinck: een wandeling te verlengen lot en met zaterdag 28 maart. De Flandriens is een kijk- en leestentoonstelling rond leven en werk van Hugo Verriest met o.m historische foto's, schilderijen, handschriften, brieven en filmfragmenten. Ook wend zijn volledige werkkamer gereconstrueerd met o.m. zijn persoonlijke bibliotheek.
Info: 03/232.55.80
| |
Guus Van Bladel
Rondom Reve
*856.6 / Gerard Reve
Guus van Bladel leerde als voorzitter van een afdeling van de homofielenvakbond C.O.C. Gerard Reve kennen. Na de breuk tussen Reve, Teigetje en Woelrat, bezorgde hij hem gedurende vijf jaar onderdak in zijn woning in Weert. Hij verzamelde een indrukwekkend ‘reviarium’, en bleef daaraan doorwerken toen hij in 1976 naar Singapore verhuisde. Hij bezorgt Rondom Reve precies 50 jaar na de publicatie van De avonden. Hij beweert dat ‘hem kennis en kunde ontberen’ om een biografie te schrijven, en zich daarom ‘waagde aan miniaturen van personen en gebeurtenissen’ rond de auteur.
Van Bladel belicht achtereenvolgens de vader, de moeder, de broer, de echtgenote en de stiefmoeder van Reve. Andere hoofdstukken zijn gewijd aan zijn arts Jan Groothuyse en zijn uitgever Johan Polak. Verder is er aandacht voor ‘De grote Gerard Reve show’ (1974) met regisseur Rob Touber, enkele schilderijen van huisschilder Aldert Koop en de drukke jaren van Reve in Weert. Tenslotte gaat het nog over Reves ergernis over schrijf-, taal- en zetfouten en over Van Bladels ‘reviarium’.
Van Bladel geeft interessante en vaak heel persoonlijke informatie over de auteur en zijn omgeving. De ‘jongens’ echter zijn slechts zeer sporadisch vermeld. Gedetailleerd beschrijft hij de samenwerking en de breuk tussen Reve en Polak. Interessant zijn ook Reves reacties op de bisschoppen Simonis en Gijsen. Ontroerend is het te lezen hoe tijdens een depressieve en suïcidale periode van Reve, na een oproep van Van Bladel, J. Polak en J. Groothuyse (zelf een hypochonder met een alcoholprobleem, die later zelfmoord pleegde) de hele nacht met hem kwamen praten. Verwonderlijk is het te lezen dat brieven van Reve en Polak door hun vroegere intimi, aan wie ze gericht waren. verkocht werden.
Van Bladel put veel van zijn gegevens uit eigen herinnering. maar hij citeert ook uit krantenartikels en uit het literaire werk en de al dan niet gepubliceerde brieven van Reve. Hij presenteert zijn materiaal vrij zakelijk en vaak in een plechtstatig-ouderwetse taal. Dit boekje is interessant voor iedereen die belangstelling heeft voor het fenomeen Reve. ook als hij minder met zijn werk vertrouwd is. Door de prachtige illustraties, die vaak ook in de tekst aandacht krijgen, en door de verzorgde uitgave is het een waardevol curiosum.
[Jef Ector]
Van Buuren. 95 p., ill., 695 F
ISBN 90-5695-036-3
| |
Gerard Reve, Willem Nijholt
Met niks begonnen
*856.6 / Gerard Reve / Willem Nijholt
In tegenstelling met de talrijke andere brievenboeken van Reve is er hier tweerichtingsverkeer: ook de brieven van zijn correspondent, de acteur Willem Nijholt, zijn opgenomen (zie ill.). De briefwisseling begint in 1967, hoewel beide correspondenten elkaar al aan het eind van de jaren '50 hadden ontmoet. Nijholt probeerde zich toen ‘als een reïncarnatie van Florence Nightingale over de drankzuchtige Reve te ontfermen, maar die wees iedere toenaderingspoging af. ‘Een zonderlinge liefde’, zo bestempelt Reve in 1986 hun relatie: ‘we waren jarenlang gek op elkaar, zonder het van elkaar te weten’. Thema's van deze correspondentie zijn naast de polymorfe verliefdheid o.m. het proces tegen godslastering, de strijd tegen de drank, het ontstaan van De taal der liefde (Veen. 1990) en Lieve jongens (Veen, 1991) en het revisme, de dromen over het tuchtigen van de jongensslaaf.
Reves stereotiepe schrijftrant, melige grapjes en op de vlakte blijven, zijn van oudsher bekend. ‘Doe's gewoon’, verzucht Nijholt een paar keer, en in 1986 lucht hij tegenover Reve zijn gevoel ‘dat je me toch 'n beetje op de hak neemt’. De reflectie over hun relatie geeft deze briefwisseling gaandeweg toch nog iets spannends, al blijft het jammer dat Reve nooit zo open schrijft als Nijholt. wiens brieven er literair overigens mogen zijn. De uitgave werd door Nop Maas van noten voorzien, die zelfs de meest doorgewinterde en detailbezeten Reve-fan niet zullen ontgoochelen.
[Erik de Smedt]
Veen. 142 p., 495 F
ISBN 90-254-2383-3
| |
| |
| |
Ton Dekker e.a.
Van Aladdin tot Zwaan kleef aan
913.3 / Sprookjes
De reeks ‘van A tot Z boeken’ is uitgegroeid tot een indrukwekkende verzameling werken rond ‘verhalende thema's in de westerse kunst en cultuur, in hun onstaan en in hun variaties’. De laatste telg in de reeks is het sprookjeslexicon Van Aladdin tot Zwaan kleef aan (zie ill.). In een 30-tal bladzijden lange inleiding wordt uitgebreid ingegaan op de terminologie en geschiedenis van volksverhalen en sprookjes, het onderzoek daarrond en de interpretatie ervan, waarna de aandacht toegespitst wordt op de Nederlandse sprookjes in het bijzonder. Voor het eigenlijke lexicon werden de voor Nederland en Vlaanderen bekendste sprookjes weerhouden. In totaal komen meer dan 130 sprookjestypes aan bod, waarvan het ontstaan, de ontwikkeling en de variaties onder de loep genomen worden. Van sommige types zijn er nog recente sporen te vinden in strips of verhalen. Doorheen het werk wordt verwezen naar de AT-nummers voor ordening van sprookjes en de varianten daarop, zoals gebruikt in A. Aarne en S. Thompsons The types of the folktale: a classification and bibliography (1964). Elk sprookjestype wordt afgesloten met verwijzingen naar geraadpleegde teksten en studies. De uitgebreide bibliografie, een register van namen en titels, en een extra register van thema's, motieven en verhaalfiguren maken van dit lexicon een uitstekend studieen naslagwerk. Even aanstippen dat onlangs Vladimir Propps sprookjesstudieklassieker De morfologie van het toversprookje (Li 1997, p. 623) uit 1928 voor het eerst in het Nederlands vertaald werd.
[Kris van Zeghbroeck]
Kritak, 478 p., ill., 990 F
90-6303-723-6
| |
Eskimosprookjes
AM-Cana 918 / Eskimosprookjes
De structuur van de Eskimosprookjes is weinig ontwikkeld en ver verwijderd van die van de gebroeders Grimm of Charles Perrault. Maar er zit veel herkenbaars in: de tranen van een moeder die om de dood van haar twee zonen treurt, worden tot ijs om de voeten van de doden en verhinderen zo dat zij rust vinden. Dit aangrijpende verhaal is een variatie op het Europese sprookje van het dode kind dat door de tranen van zijn moeder een nat lijkhemdje heeft en daardoor blijft ronddolen. Het groeiproces van een zwakke held tot machtig jager herinnert aan de ontwikkeling die het grauwe Assepoestertje doormaakt, tot ze als stralende prinses herrijst. Maar de eskimosprookjes kennen geen hoofse glans, hoogstens de schittering van de eindeloze sneeuwvlakte. Dit ruige landschap wordt nog bevolkt door berggeesten, reuzen en wilde dieren die zich - wanneer de eskimogemeenschap bepaalde regels in acht neemt - tot magische helpers in de dagelijkse strijd om te (over) leven ontpoppen. Naast de fantasiewereld met zijn mythisch-religieuze elementen bevat de verhalenschat ook realistische gebeurtenissen uit het dagelijkse leven.
Een verklarende woordenlijst en een interessant nawoord, dat in het kort schetst aan welke folkloristen we deze rijke vertelschat te danken hebben, ronden deze mooie anthologie in de reeks ‘Sprookjes uit de wereldliteratuur’ af.
[Harlinda Lox]
Elmar, 128 p., 250 F
90-389-0645-5
| |
Sprookjes van de azteken, maya's en tolteken
AM 918 / Pre-Columbiaanse Sprookjes
Van de mythen, sprookjes en de godsdienstige overlevering die in Midden-Amerika gemeengoed waren vóór de komst - in de 16de eeuw - van de Spanjaarden, is bitter weinig authentiek materiaal overgebleven. Het overgrote deel werd immers door de veroveraars genadeloos vernietigd. Uit wat overbleef - bv. de bekende Popul Vuh van de Maya's - selecteerde de samensteller een flink aantal verhalende teksten die in zijn ogen deze verlorengegane cultuur zoniet reconstrueren dan wel inzichtelijk maken. Om deze inzichtelijkheid te verhogen, laat hij de teksten voorafgaan door korte toelichtingen, en voegt hij achteraan enkele verklarende instrumenten toe. Hoewel deze vaak spectaculaire verhalen hierdoor behoorlijk aanspreken, is toch een ruime dosis cultuurhistorische belangstelling vereist om je door de gecompliceerde godenwereld van deze volkeren heen te worstelen. Maar dan wordt toegang verschaft tot een unieke cultuurschat vol merkwaardig mythologisch gedachtegoed.
[Hugo van Hoecke]
Elmar, 157 p., 250 F
90-389-0647-1
| |
B. Spangenberg, M. Vent
De koning trok uit om de draak te doden
322.3 / Kinderen En Echtscheiding
De oude archetypische sprookjes hebben, omdat ze zo onwaarschijnlijk zijn, tegenwoordig afgedaan. Het mag daarom wel erg verwonderen dat een boek als dit, vanuit een vruchtbare praktijk van een kinderpsycholoog, zijn weg naar de boekenplank vindt. Brigitte Spangenberg behandelt veel kinderen met gedragsstoornissen als reactie op de scheiding van hun ouders. Zij stelde vast dat zij haar patiëntjes het best kon helpen door hun leefsituatie ‘verkleed’ in een verhaal aan te bieden, zodat de kinderen hun problemen zonder angst of schuldgevoel zouden kunnen verwerken. De situatieschets na ieder verhaal en de bespreking lijken meestal te kort om erg zinvol te zijn. De verhaaltjes overbrengen naar een persoonlijke situatie is niet zo eenvoudig. Het laatste deel van het boek besteedt uitgebreid aandacht aan de technieken om zelf of samen met je kind verhalen te bedenken. Verder wijst het ook op een aantal elementen die daarbij een rol kunnen spelen. Hoewel het boek zich richt tot gescheiden of scheidende ouders, kunnen ongetwijfeld alle ouders er iets mee aan.
[Guido van Damme]
Indigo, 160 p., 550 F
90-6038-421-0
| |
Over sprookjes en sagen op Bibnet:
Literaire nieuwtjes
Japanse sprookjes (Elmar) |
Sagen van de Noormannen (Time-Life) |
Een wereld vol sprookjes (Elmar) |
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Sprookjes En Verhalen
Verhalen komen voort uit een behoefte aan ordening, betekenis en samenhang waardoor gemeenschappen op elkaar worden betrokken. Ze zijn dragers van duiding en begrip binnen samenlevingsverbanden. Anderzijds kan hun impact zo imperatief zijn dat de individuele mens en de gemeenschap nog moeilijk kunnen ontsnappen aan de samenhang die zij voorstellen. Culturen zijn alleszins gedeeltelijk opgebouwd uit verhalen die positieve én negatieve aspecten vertonen. Dat blijkt bv. uit ‘oerverhalen’: ze bieden een bijna vanzelfsprekende bestaanshorizont, die verder kan worden bevraagd.
[Guido Goedemé]
Ellen van Wolde e.a.:
(Uitgebreidere recensie op Bibnet)
Zin in verhalen, Ambo, 139 p., 550 F, ISBN 90-263-1522-8
| |
| |
| |
900 - Geschiedenis
Furio Durando
Het oude Griekenland
923.1 / Griekenland; Oudheid
Het oude Griekenland is een prestigieus boek met een ruimere inhoud dan wat gelijksoortige publicaties meestal bieden. Drie hoofdstukken behandelen de geschiedenis (van Minos tot Augustus), de beschaving en cultuur (met huizen en tempels, sieraden en artefacten, godsdienst en theater, sport en oorlogvoering) en de kunst (van de Cycladen tot het Hellenisme). Dan nemen twee hoofdstukken je mee op een archeologische tocht doorheen Griekenland en Zuid-Italië; hierbij krijgen naast de bekende klassieke steden ook plaatsen als Messene, Dodona, Naxos, Lindos en Silenus ruim aandacht.
De auteur heeft zijn teksten bedoeld voor geïnteresseerde leken, maar hij gaat toch tamelijk diep op de onderwerpen in. Zo geeft hij, bij vier veld- of zeeslagen tijdens de Perzische Oorlogen, tekeningen met de opstelling van de troepen van beide kampen. Meermaals toont hij aan hoe de politiek de ontwikkeling van de kunsten beïnvloed heeft, en in de Griekse beeldhouwkunst behandelt hij vier afzonderlijke perioden tussen de archaïsche en de hellenistische tijd. Een paar keer weerlegt hij een algemeen verspreide opvatting. Gegevens over literaire werken als de Ilias, de Oresteia of Koning Oedipus geeft hij niet en ook de filosofie komt slechts zeer sporadisch ter sprake. Deze vormen van cultuur waren blijkbaar minder geschikt voor een platenboek, waarin sieraden wél 10 bladzijden toegewezen krijgen. De massa illustraties die de teksten begeleiden, zijn bijzonder interessant, mooi en indrukwekkend. Foto's van gebouwen en beelden, en ook van details daarvan, nemen soms twee pagina's (formaat 36 x 26 cm) in; vele foto's werden nooit eerder gepubliceerd. Sommige grafische weergaven van steden, sites en gebouwen beslaan zelfs vier of zes uitvouwbare pagina's. Verder zijn er opengewerkte tekeningen van huizen en tempels en ook tekeningen van stormrammen, belegeringsmachines en triremen.
Dit is een fascinerend en uniek kijkboek, maar ook boeiend om in te lezen en te studeren; in tegenstelling tot de bibliografie en de verklarende woordenlijst, is het register zeer uitgebreid. Zeker een aanrader, met ook gegevens die niet zomaar overal te vinden zijn. Maar als literair en filosofisch naslagwerk is het niet bruikbaar.
[Jef Ector]
Zuid Boekprodukties, 292 p., ill., 998 F
ISBN 90-6248-938-9
| |
Michael Wood
Op zoek naar de Trojaanse oorlog
922.9 / Troje
Een belangrijk deel van Op zoek naar de Trojaanse oorlog is natuurlijk gewijd aan de opgravingen van de Hissarlikheuvel (Troje), waarbij Schliemann, Dörpfeld en Blegen een prominente rol speelden. Ook de opgravingen in andere Griekse steden en op Kreta krijgen ruim aandacht. In een afzonderlijk hoofdstuk plaatst de auteur de Trojaanse oorlog in een ruimer kader: na de ontcijfering van de taal van de Hettieten weten we dat hun archieven het hebben over het koninkrijk Ahhiyawa en over de steden Taruisa en Wilusa. waar Alaksandus koning was: deze namen kunnen overeenkomen met Achaia, Troia, Ilios en Alexandros (Paris). Er is ook aandacht voor auteurs die de ruïnes van Troje bezocht hebben en voor de nawerking van de sage in de Oud-Engelse literatuur.
Dit boek (in klein letterkorps) geeft bijzonder veel interessante informatie. Het bevat ook een massa tekeningen en foto's (waarvan de kwaliteit niet zo goed is). De delen over het leven en het werk van Schliemann en over de zoektocht van latere archeologen naar het Troje van Homerus, lezen als een roman en zijn zelfs spannend; hierin zijn ook enkele brieffragmenten opgenomen. Bladzijden met technische informatie bieden natuurlijk minder vlotte lectuur.
Deze studie werd in 1985 door de BBC en in 1988 door Teleac bezorgd. Ze bevat degelijke en grondige informatie, maar is niet meer echt interessant, omdat ze niet bijgewerkt is. Korfman, die sinds 1988 de opgravingen in Troje leidt, wordt nergens vermeld. Hij vond er een zegel met Hettietische hiërogliefen en kwam tot de ontdekking dat er buiten de muren nog woonkernen waren (terwijl juist de geringe omvang van de opgegraven stad bij Wood niet goed verenigbaar was met het door Homerus beschreven Troje). Bijzonder storend is het hier nog te lezen dat het goud van Troje in Berlijn omgesmolten werd, terwijl we sinds 1992 weten dat het zich in Moskou bevindt! Het is onbegrijpelijk dat de adviserende classicus, die het voorwoord mee ondertekent, niet op deze recente ontwikkelingen van het onderzoek gewezen heeft.
[Jef Ector]
Rheynboek, 270 p., ill., 895 F
ISBN 90-76141-03-7
| |
| |
| |
Diane De Keyzer
De keuken van meesters en meiden
906.3 / Eetcultuur; België; Geschiedenis
In De keuken van meesters en meiden geeft Diane de Keyzer een overzicht van wat er zoal op tafel kwam bij rijke burgers en gewone mensen. De overvloed en ingewikkelde bereidingen uit de belle epoque, die voor stijl en standing zorgen in kastelen, staan tegenover de schamele pot waar de meeste Belgen zich mee tevreden moeten stellen voor de Eerste Wereldoorlog. En juist die oorlog zal nog meer schaarste en honger brengen voor de gewone man en vrouw, maar ook het voedingspatroon van de betere klasse zal de nodige aanpassingen te verwerken krijgen.
Tijdens de oorlogsperiode is het gedaan met de overdadige vleesschotels en moet iedereen het met een flink stuk minder doen. Voor de periode van het interbellum belicht De Keyzer de boerenkeuken uit de jaren '30 met stevige kost, maar vlees is - ondanks pensenkermissen e.d. - zeker geen dagelijks ingrediënt. Ook de welgevulde tafels van burgers die zich nog steeds huispersoneel kunnen veroorloven, komen aan bod. Keukenmeiden - want het zijn vooral zij die voor de bereiding instaan - moeten nog steeds hard werken, maar toch zijn zowel de dagelijkse als de feestmenu's uit de jaren 1920-'30 eenvoudiger van opbouw. Rijk getafeld wordt er uiteraard nog steeds, en als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, komt hier voor de beter gegoeden niet altijd een einde aan.
Net als voor Madame est servie (Li 1996, p. 55) maakt De Keyzer ook in dit boek uitgebreid gebruik van getuigenissen, een stuk orale geschiedenis dat totnogtoe niet in kaart werd gebracht. Ook de recepten uit de burger- en boerenkeukens waarmee het boek doorspekt is, doen de smaak van vroeger weer opleven. De persoonlijke verhalen vormen dan ook de sterke kant van het boek. Hoewel De Keyzer een vrij uitgebreide bibliografie opgeeft, komt ze niet tot een echte synthese van de verschillende bronnen. Van een werk zoals dat van Jozien Jobse-Van Putten (Eenvoudig maar voedzaam: cultuurgeschiedenis van de dagelijkse maaltijd in Nederland - Li 1995, p. 585) waarin gegevens van uiteenlopende herkomst geïntegreerd worden, staan we hier nog ver af. Wetenschappelijk kan het werk niet genoemd worden en het heeft ook die pretentie niet. Toch zijn de vele slordigheden en het storende gebrek aan samenhang tussen de hoofdtekst en de citaten vaak ergerlijk. Dat voor de periode tussen de beide wereldoorlogen maar met een losse opmerking hier en daar verwezen wordt naar de voeding van het stedelijk proletariaat, is een spijtige tekortkoming. Ook het feit dat de ondertitel van het boek, ‘klassenverschillen aan tafel 1900-1960’, die behandelde periode aangeeft, vind ik storend. Het verhaal loopt niet echt tot 1960, want behoudens losse opmerkingen, stopt het aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het contrast met Peter Scholliers' Arm en rijk aan tafel (EPO, 1993) is dan ook groot. Ook dit boek was populariserend, maar beter onderbouwd, met meer samenhang en toonde veel beter de sociale verschillen.
De keuken van meesters en meiden moet het vooral hebben van een wat weemoedige sfeer, de herinnering aan een tijd waarin nog veel aandacht aan het bereiden van maaltijden werd besteed. De Keyzer is in ieder geval gepassioneerd door haar onderwerp, uit haar vertelstijl blijkt duidelijk dat lekker eten haar zeer nauw aan het hart ligt. Ondanks de niet onaanzienlijke tekortkomingen, is het een boek dat zeker een ruim publiek zal aanspreken.
[Diane 's Heeren]
Van Halewyck, 430 p., ill., 998 F
ISBN 90-5617-124-0
| |
Henri Van Daele
Tussen Bastille en Boerenkrijg
934.7 / Boerenkrijg / Franse Revolutie
Een van de meest roemruchte wapenfeiten uit de geschiedenis van Vlaanderen is ongetwijfeld de Boerenkrijg. Deze opstand van de plattelandsbevolking tegen de Franse bezetter is het centrale thema in dit boek. Henri van Daele is gewezen medewerker van het Boerenkrijgmuseum van Overmere en dat is o.m. te merken aan de overvloed aan opgenomen illustraties afkomstig uit dit museum.
Omdat de Boerenkrijg niet los kan gezien worden van zijn historische context, heeft de auteur ervoor geopteerd het boek op te splitsen in twee delen. Een eerste deel behandelt de Franse Revolutie tot aan de staatsgreep van Napoleon. Het is geen sinecure om deze woelige periode in kort bestek te vatten. Maar Van Daele slaagt er wonderwel in op een heldere manier de complexe machtsstrijd tussen Girondijnen, Montagnards, sansculotten en andere fracties weer te geven. In een tweede deel komt hij dan tot zijn eigenlijke onderwerp, de Boerenkrijg. Het is verdienstelijk dat hij deze opstand tot zijn ware proporties herleidt; een strijd van ontwrichte mensen die zich bedreigd voelen door de stormachtige Franse Revolutie. In het verleden werd het historisch belang ervan al te veel opgeklopt.
Het geheel wordt op een zeer bevattelijke, haast didactische manier gebracht. Het boek is opgedeeld in korte hoofdstukjes van enkele bladzijden, waarin het chronologisch overzicht van de gebeurtenissen zich ontspint. Een massa illustraties en korte uitweidingen in de marge maken het plezierig om lezen. Spijtig is wel dat aan het eind van de twee delen een meer beschouwend stuk ontbreekt. Welke trendbreuk heeft de Franse Revolutie veroorzaakt? Hoe anders werd het leven van alledag? Toch een aanrader, vooral voor adolescenten. Aantrekkelijk geïllustreerd.
[Paul Debakker]
Lannoo, 137 p., ill., 495 F
ISBN 90-209-3245-4
| |
| |
| |
George Steiner
Errata, een leven in onderzoek
905.2 / Cultuurfilosofie / George Steiner
Een boeiende autobiografie van een gerenommeerd auteur en filosoof. Onmiddellijk wordt duidelijk hoe diep enkele indringende herinneringen aan zijn jeugdjaren de auteur in zijn werk getekend hebben, zoals opkomst en de machtsovername van Hitler, de deportaties van de joden, de Tweede Wereldoorlog. Maar even snel voel je aan dat deze autobiografie niet blijft steken in een egocentrisch verhaal van persoonlijke ervaringen, maar zich ontpopt tot een verrassende reflectie op enkele belangrijke items van onze hedendaagse maatschappij. Je zou dit werk van George Steiner (geb. 1929) kunnen zien als een ideale inleiding in zijn denken en zijn werk, dat niet alleen eigenzinnig, maar ook sterk uitdagend is. Zijn denken is moeilijk in vaste patronen te vangen. Herhaaldelijk kiest Steiner positie tussen het modernisme en het postmodernisme, terwijl hij zich in beide stromingen thuis voelt. Erg interessant is zijn visie rond taalfilosofie. Ons bestaan is te warrig om alles te vangen in rationele taalstructuren. We moeten ons voortdurend corrigeren vanuit het gezond verstand. Filologie veronderstelt zowel logos als liefde, zowel inzicht als gevoel. Zo raken de wortels van de woorden aan de kern van de dingen. Iedere taal geeft op eigen wijze een intieme nabijheid weer. ‘Geen twee talen, geen twee streektalen of plaatselijke dialecten binnen een taal, categoriseren, benoemen, carteren hun werelden op dezelfde manieren. De opgeslagen herinneringen [...] verschillen, dikwijls radicaal, van taal tot taal’. Daarom is voor hem Babel geen ellende geworden, maar een onovertroffen geluk. Dat laat hij aanvoelen in zijn verhaal over de drie talen (Engels, Frans, Duits) waarin hij van kindsaf is opgevoed en die hij vlot beheerst. Ook zijn uitweidingen over de kunst van het vertalen zijn in dat kader erg suggestief.
In het tweede deel van zijn boek laat de auteur je even over zijn schouder meekijken naar zijn eigen ontwikkeling. Hij bespreekt zijn ervaringen met zijn belangrijkste leermeesters en ook enkele studenten die een sterke invloed op hem hebben gehad. Hij laat ook zien hoe eigen misvattingen, misrekeningen en fouten de leerschool zijn om zichzelf te relativeren, maar ook onophoudelijk bij te sturen. Het eigen proces is nooit af. Daarom is wellicht het laatste hoofdstuk ook zo intrigerend. Wat is nog de zin van het godsgeloof, van het lijden en van een toekomst vol technologie en genmanipulatie? Steiners antwoord wordt bepaald vanuit een voorkeur voor een agnosticisme als basis voor fragmentarische overtuigingen. Nergens vind je een laatste woord. Alleen al omwille van dit hoofdstuk is deze originele, goed verzorgde en vlot lezende autobiografie de moeite waard. Ze zet aan tot discussie, tot confrontatie, tot gesprek in een geest van instemming of verzet.
[Willy Deckers]
Meulenhoff, 205 p., 798 F
ISBN 90-290-5560-X
| |
950 - Land- en volkenkunde
Eerde Beulakker
Noord van de zee
963 / Oceaanreizen
De eerste reis voert langsheen de Orkaden, de Shetlandeilanden, de Faeröer, IJsland en Jan Mayen. Je ontdekt samen met Eerde Beulakker, zijn vrouw en een bevriend echtpaar de mysterieuze schoonheid van het poolijs in en rond Scoresby Sund in Zuidoost-Groenland. De vrienden hebben er na hun eerste ‘koude reis’ meer dan genoeg van, zij stoppen met zeilen. Beulakker en zijn vrouw beseffen echter dat koude reizen juist hun ding zijn. Tijdens de tweede reis doen ze de westkust van Spitsbergen aan. Behalve een ervaren zeiler, is de auteur ook een fervent lezer, wat maakt dat het boek niet alleen vertelt over de eigen ervaringen tijdens de gemaakte reizen, maar ook handelt over het historische belang van de bezochte plaatsen. Nederland heeft in het hoge Noorden immers geschiedenis geschreven. Zo zochten Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck er naar de doorvaart naar China en ontdekten Bereneiland en Spitsbergen. Ook het verhaal van de overwintering in het ‘behouden huis’ op Nova Zembla ontbreekt niet. Verder vertelt Beulakker, naast verhalen over de walvisvaart en verschillende avonturiers van de noordelijke breedtegraden - zoals de zeilers Harold Tilman, Simon Richardson en Axel Czuday - ook het aandoenlijke verhaal van de ballonvaarder August Salomon Andrée, wiens uitvalsbasis voor een vlucht over de noordpool door de auteur uitgebreid werd bezocht.
Beulakker schrijft dus niet alleen over zijn reis met een zeilboot, maar ook over de rijke (Nederlandse) maritieme geschiedenis. Een combinatie die het boek buitengewoon boeiend maakt, omdat de zeiler/auteur zijn pen aangenaam, gevat en sterk gedocumenteerd weet te hanteren. Dit werk maakt duidelijk dat zijn debuut, Naar koude kusten, uit 1994 geen eendagsvlinder was.
[Flor Franssens]
Hollandia, 217 p., ill., 790 F
ISBN 90-6410-247-3
| |
Kees Blokhuis Ehtiopië Af-Ethi 993 / Ethiopië; Reisgidsen
Het Ethiopië van hongersnood en bloedige burgeroorlog is een spijtig beeld dat het imago blijft hypothekeren van een overigens fascinerend land, dat een eigenzinnige caleidoscoop biedt van contrasterende landschappen, klimaten, stammen, culturen en godsdiensten, zonder de 286 talen te vergeten. Die hun eigenheid in vele schitterende facetten bewaard hebben, ondanks een oeroude en bewogen geschiedenis. Wellicht ook omdat de relatieve ontoegankelijkheid en politieke onrust sinds 1974 het massatoerisme op afstand gehouden hebben. Maar geleidelijk aan ontdekken steeds meer buitenlanders verrukt de befaamde steden en monumenten in Aksum, Gondar, Lalibela, de oeroude stad Harar, uiteraard de kleurenrijkdom van Addis Abeba, de meren van de grote slenk en de verbluffende landschappen met hun rijke flora en fauna.
| |
| |
Met de inmiddels traditionele zorgvuldigheid snijdt dit zoveelste deeltje van de ‘Dominicus reeks’ eens te meer alle aspecten aan die de toerist helpen zijn reis met kennis van zaken te kiezen en te plannen, hem wegwijs te maken ter plaatse en de toegevoegde waarde van inzichten in het waarom van de dingen bij te dragen. Zoals gewoonlijk is de illustratie sober, maar de inhoud daarom niet minder boeiend, ook voor wie nog niet onmiddellijk ter plaatse kan gaan genieten van de monumentale schoonheid van een land, waarvan wij alleen kunnen hopen dat het zijn eigenheid niet te snel prijsgeeft.
[Marcel Bulckaert]
Gottmer, 217 p., ill., 659 F
ISBN 90-257-2881-2
| |
Ecuador
AM-Ecua 993 / Ecuador, Galápagoseilanden; Reisgidsen
De ‘Insight guides’ kondigen zich weliswaar aan als onvervalste reisgidsen, maar hebben uiteindelijk toch heel wat meer te bieden. Zij willen ‘in het hart van een streek doordringen in plaats van de gebaande paden te bewandelen’; dat doen zij vanuit de overtuiging dat ‘zonder inzicht in het karakter en de cultuur van de mensen eerder verarming dan verrijking optreedt’. Mooi zo. Om deze doelstelling te verwezenlijken wordt een klein legertje Ecuador-kenners en fotografen opgetrommeld, die het beste van hun weten en/of kunnen tentoonspreiden om inzicht te verschaffen in wat Ecuador tot een der meest Zuid-Amerikaanse landen maakt. Natuurlijk bevat deze gids rondleidingen doorheen het land en reisinformatie allerhande, gelardeerd met indrukwekkend fraaie foto's, maar kenmerkend is toch wel dat wellicht de belangrijkste klemtoon gelegd wordt op de eigenheid van het bezochte volk. Dit gebeurt met name onder de verzamelnaam ‘thema's’. Daarin heeft men het bv. over het traditionele leven, de volken van het Amazonegebied, de artistieke natuur van de Ecuadorianen enz. Kortom een aantal relevante aspecten van het land waar de doorsneereiziger makkelijk langsheen glijdt. Een erg knap werkstuk, enigszins zwaar op de hand (letterlijk), maar de inhoud maakt dit kleine nadeel ruimschoots goed.
[Hugo van Hoecke]
Cambium, 376 p., ill., 900 F
ISBN 90-6655-046-5
| |
Heinrich Harrer
Zeven jaar in Tibet
AZ-Chin 995.2 / Tibet; Reisbeschrijvingen
Heinrich Harrer: de naam staat voor avontuur, heldendom, mysterie en natuurlijk voor kennismaking met de Tibetaanse cultuur. In Kärnten, Oostenrijk, is een heus museum aan zijn persoon en belevenissen gewijd. Toen hij in 1939, als lid van een Duitse expeditie, begon met een tocht door de Himalaya, wist Harrer niet wat hem te wachten stond. Wanneer hij in augustus in Karachi wacht op een schip dat hem terug naar Europa zal brengen, breekt de oorlog uit en wordt hij gearresteerd en geïnterneerd in Indië. Hij doet er jaren over, maar slaagt er uiteindelijk in te vluchten. Samen met een minder bekend expeditielid, Peter Aufschnaiter, besluit Harrer te voet over de grenspassen van de Himalaya naar Tibet te trekken, nochtans verboden gebied voor buitenlanders. In 1944 zijn Duitse vluchtelingen vanzelfsprekend nog minder welkom en de beide mannen ondervinden weinig steun van de Tibetanen. Ze ervaren trouwens dat Tibet nog om andere redenen voor buitenlanders bijna ontoegankelijk is: het harde klimaat, de bergketens, ontmoetingen met rovers en ruwe nomaden en het moeilijk vinden van voedsel maakt van de reis een helletocht. Lhasa, de ‘verboden stad’, wordt hun einddoel. Daar wordt hen uiteindelijk, ondanks het wantrouwen van de Tibetaanse autoriteiten, een verblijfsvergunning verleend. Ze zullen er zeven jaar doorbrengen. Harrer raakt er goed bevriend met de dalai lama en diens familie. Zelf maakt hij zich in Lhasa verdienstelijk door taallessen en zijn uitgebreide technische kennis. De Chinese invasie in 1951 maakt een einde aan zijn verblijf.
Dit ‘reisverslag’ is al vele jaren een heel bekend en geroemd boek. Vandaag mag het rekenen op een hernieuwde belangstelling omdat Harrers avontuur verfilmd is met de aanbeden Brad Pitt in de hoofdrol. Het boek verscheen eerder in 1988, in de reeks reisverhalen van Hollandia - de eerste Nederlandse vertaling dateert zelfs van 1953. Inhoudelijk werd niets gewijzigd. Het blijft een waardevol reisverslag omwille van het verhaal, maar ook om de beschrijving van het oude, bijna onbekende en nu ook verdwenen Tibet voor de Chinese bezetting. Harrer heeft het verhaal wel sterk persoonlijk gekleurd en de heroïek krijgt een iets te ruim aandeel.
[Dirk Magerman]
Atlas, 396 p., ill., 700 F
ISBN 90-254-2377-9
| |
Els Rensink, Jaap Sprey
Peru
AM-Peru 993 / Peru; Reisgidsen
Deze reisgids (zie ill.) is wat hij zegt te zijn: een gids bij het reizen. De auteurs hebben, eens het klassieke historisch overzicht afgewerkt, het land ingedeeld in een aantal reiszones. De eerste zone is uiteraard de hoofdstad Lima, vervolgens komt de kustweg naar het zuiden aan de beurt, dan Cusco en omgeving enz. (negen zulke ‘zones’ zijn er). De norm om tot deze indeling te komen, is uitsluitend de reiziger en diens logica: hij gaat bv. naar Lima, naar Cusco, naar Huaraz, naar het Amazonegebied, en ‘doet’ daar telkens de directe omgeving bij; dus beschrijft men de centrale plek en de tochten die hij van daaruit kan maken. Elk van deze aandachtscentra wordt voorzien van een paar blaadjes praktische informatie, die adequaat is en terzake. Plannetjes, foto's, ze zijn er allemaal bij, en maken van deze gids een nuttig instrument, die in zijn geheel een degelijke kennis van de regio verraadt en in zijn praktisch instrumentarium (inclusief register) een voortreffelijk en evenwichtig hulpmiddel biedt voor een zinvol bezoek aan dit verrukkelijke Andesland.
[Hugo van Hoecke]
Gottmer, 334 p., ill., 739 F
ISBN 90-257-2796-4
|
|