De geschiedenis in een familieroman
De maatschappelijke omwentelingen in China en de gevolgen ervan voor eeuwenoude tradities doen het nog steeds goed als inspiratiebron voor romans en verhalen. Een familiekroniek leent zich bovendien uitstekend om een panoramisch overzicht te bieden van de gebeurtenissen op grote en kleine schaal. Werd Li Rui tot nu toe gerekend tot de literaire ‘roots’-stroming, met Zilverstad overstijgt hij deze indeling.
Li Rui? Een naam die bij ons nog niet direct associaties oproept met een vernieuwend, revolutionair dan wel reactionair auteur. Maar blijkbaar kan hij op onze belangstelling bogen, want zijn nieuwste roman ligt nu in de boekhandel. De aandacht waarmee de literatuur van een land als China in het westen gelezen wordt, is niet alleen vanuit een zuiver literaire invalshoek te motiveren. Onze fascinatie is meer inhoudelijk gericht, op de persoonlijke beleving van recente gebeurtenissen en geldt ook de maatschappij, de verhouding tussen de kunst en het totalitaire regime. ‘Revolutionair’ en ‘reactionair’ hebben in een land als China een heel eigen betekenis en dissidente schrijvers liggen hier goed in de markt. Maar Li Rui werd niet daarom vertaald.
Uitgevers in een klein taalgebied als het onze laten zich in hun aanbod van Chinese literatuur meestal inspireren door het voorbeeld van o.a. de Verenigde Staten. Een sinoloog-vertaler als Howard Goldblatt staat garant voor kwaliteit en zijn preselectie wordt dan ook graag internationaal gevolgd. De uitgever is echter niet verplicht om dan ook maar meteen Goldblatts Engelse versie te nemen als brontekst voor het Nederlandse eindproduct. Door dat hier wél te doen, is Zilverstad hier en daar de mist ingegaan.
De in 1950 geboren Li Rui was tot nu toe vooral bekend om zijn kortverhalen, waarvan er één is opgenomen in de bundel Voorzitter Mao zou hier niet blij mee zijn (Li 1996, p. 634). Zoals alle jongeren van zijn generatie zag hij scholen en universiteiten sluiten tijdens de Culturele Revolutie en werd hij naar het platteland gestuurd om daar ‘de enige, echte opvoeding’ te krijgen, via noeste landarbeid en contact met de boeren. De langdurige verblijven in soms afgelegen uithoeken van China hebben voor velen de kiem gelegd van hun latere denken als schrijver. Zo is de roots-stroming ontstaan onder cineasten en schrijvers, onder wie ook Li Rui, die de wortels van de authentieke Chinese cultuur zoeken in de traditionele levenswijze van boeren en zelfs niet-Chinese minoriteiten.
In Zilverstad gooit Li Rui het schijnbaar over een andere boeg. Niet het platteland, maar een kleine provinciestad die leeft van haar zoutmijnen is het kader van zijn roman. Het tijdsverloop gaat van de jaren '20, over de communistische machtsovername in 1949, tot het einde van de Culturele Revolutie, met een epiloog in onze tijd. Bijna een eeuw, zo je wil. Niets zo handig als een familiekroniek om een beeld op te hangen van dit historisch panorama. Vanuit de gebeurtenissen in een kleine stad is de extrapolatie naar de rest van het land snel gemaakt.
Het verhaal begint met een flash forward: een massa-executie in 1951 door de communisten. Bijna alle mannen van de Li-clan, eigenaars van de zoutmijnen, worden vermoord. Met hun dood houdt de eens zo uitgebreide en gerenommeerde familie bijna op te bestaan. De enige overlevende van de clan, Li Naizhi, wordt 15 jaar later, tijdens de Culturele Revolutie, op vele honderden kilometers daarvandaan in ballingschap de dood in gedreven. In die tussenliggende jaren was hij opgeklommen tot een van de hoogste partijkaders. De aanleiding voor zijn aansluiting bij de partij was een andere executie, toen de nationalisten in 1921 de met arbeiders en boeren sympathiserende inwoners uit Zilverstad tegen de muur zetten. Li Naizhi werd voor zijn politieke overtuigingen van de universiteit gestuurd. Jaren voordien had zijn oudste zuster Zihen zichzelf verminkt om hem en hun jongere zus Ziyun te kunnen laten studeren. Zihen legt de boeddhistische gelofte van kuisheid af en wordt later communistische spion. Ziyun eindigt na het behalen van haar diploma in een verstandshuwelijk met een nationalistische generaal, de ‘verkeerde’ kant dus. Li Naizhi huwt de dochter van de andere vooraanstaande familie uit Zilverstad, en leidt hen beiden naar de ondergang. Wanneer hun zoon, historicus, jaren later terugkeert naar Zilverstad, vindt hij amper iets terug van een familietragedie waarvan hij haast niets afweet.
Op twee generaties tijd is een hele wereld verloren gegaan. Met een fictief verhaal wil Li Rui tonen welke tol de historische gebeurtenissen hebben geëist. Hij plaatst noodlot tegenover wil in een kader waarin zelfmoorden, executies, verminkingen en andere ingrijpende menselijke beslissingen onvermijdelijk lijken. Hij heft een beschuldigende vinger naar zowel nationalisten als communisten, die in hun spoor dood en vernieling zaaiden. Tegelijkertijd haalt hij de schouders op en stelt hij, retorisch, de universele vraag: wat haalt elk menselijk streven eigenlijk uit? Het offer van Zihen, de inzet van Naizhi, de overdreven ideologische ijver van de enen of het gefnuikte kapitalistische