| |
[Recensies]
000 - Algemeen
Pierre Bourdieu
Over televisie
095 / Televisie / Kijkersonderzoek / Televisiejournalistiek
De Fransman Pierre Bourdieu is een van de meest gezaghebbende hedendaagse sociologen. Zijn cultuursociologische theorieën in het algemeen en zijn literatuursociologie in het bijzonder hebben de laatste jaren het wetenschappelijke discours in de moderne sociale wetenschappen mee bepaald. In Frankrijk zelf is hij het huidige boegbeeld van de linkse intelligentsia. Zijn pamflettair essay over de televisie was eind 1996, begin 1997 het onderwerp van gesprek bij de Franse intellectuelen. Uitgeverij Boom bracht onlangs de Nederlandse vertaling op de markt in haar nieuwe reeks ‘Boom essay’.
Bourdieus tekst is eigenlijk een herwerking van twee televisie-uitzendingen in het kader van een reeks colleges van het Collège de France. Reeds bij het begin van zijn voorwoord brengt Bourdieu het grote kanon in stelling: ‘Ik denk namelijk dat de televisie zeer gevaarlijk is voor de verschillende sferen van de culturele productie, beeldende kunst, literatuur, wetenschap, filosofie of het recht [...] Ik geloof zelfs dat de televisie niet minder gevaarlijk is voor het politieke leven en de democratie...’ Voilà; de toon is gezet! Het moet geleden zijn van Neil Postman (We amuseren ons kapot uit 1986) dat er nog zo'n negatief geschrift over de televisie is verschenen. Bourdieu vraagt zich af waarom mensen onder normale voorwaarden toch aan televisie-uitzendingen meedoen. Hij stelt zelfs dat de televisie blootstaat aan economische imperatieven. De ‘kijkcijfermentaliteit’ heeft zich volgens hem trouwens ook verspreid onder de krantenredacties, waar eveneens ‘gedacht wordt in termen van commercieel succes’. Daarbij is het opvallend hoe de krantenredacties zich eveneens gaan toespitsen op sensationele en spectaculaire gebeurtenissen. Niet alleen het journalistieke ‘veld’ (bij Bourdieu ‘een microkosmos die zijn eigen wetten kent en die gedefinieerd wordt door zijn positie in de omringende wereld...’) wordt door de televisie overheerst, ook in andere ‘velden’, zoals de literatuur, de kunst en de politiek ondergraaft de televisie de ‘rechten van de autonomie’. Denk bv. maar aan fenomenen als de boeken-top-tien-lijstjes! Bourdieu doet tot besluit een nogal pathetische oproep: ‘We kunnen en moeten strijden tegen de kijkcijfermentaliteit uit naam van de democratie’. Bourdieus pamflet is ook in Vlaanderen met een aantal voorbeelden te illustreren. Denk maar aan heel de discussie over de verkleutering van het medialandschap onder
invloed van de commerciële zenders VTM en VT4. Bourdieu schreef een vlot lezend essay over de negatieve aspecten van televisie. Hoewel het slechts een honderdtal pagina's telt, is dit boekje beslist een intellectuele aanrader voor wie een goed gefundeerde reflectie over de terreur van de kijkcijfers wil lezen.
[Jan Geeraerts]
Boom, 100 p., 590 F
ISBN 90-5352-401-0
| |
Jaap Van Meekren
Jaap van Meekren
Herinneringen en interviews
EU-Nede 095.2 / Jaap Van Meekren
De televisiejournalist Jaap van Meekren is jarenlang een van de boegbeelden van de Nederlandse omroepvereniging AVRO geweest. Zijn bekendste programma was ‘AVRO's Televisiermagazine’. In 1977 overleed hij. In een boekje samengesteld uit herinneringen van en aan Van Meekren en interviews die hij zelf afnam, wordt een beknopt portret geschetst van de man. Bepaald spraakmakend waren zijn interview met nazikopstuk Albert Speer en met de weduwe van NSB-leider Rost van Tonningen. Tijdens een door van Meekren gepresenteerd verkiezingsprogramma barstte de VVD-politicus Hans Wiegel in een huilbui uit. Van Meekren komt in dit boekje uiteraard op dit gedenkwaardige moment terug. Op zich zijn dit interessante documenten. Helaas is het zo dat het hele boekje, om begrijpelijke redenen, sterk op Nederland geënt is.
[Armand Plottier]
De Prom, 128 p., 798 F
ISBN 90-6801-589-3
| |
| |
| |
100 - Wijsbegeerte
Hans Achterhuis
De erfenis van de utopie
152 / Utopieën
Van oudsher is de westerse filosofie gebiologeerd door de zoektocht naar een ideale samenleving. Vanaf Plato reeds was de utopie de fervente uiting van de ontevredenheid met de wereld waarin men leefde. De Nederlandse filosoof Hans Achterhuis plaatst in dit boek fundamentele kritische kanttekeningen bij die westerse drang naar ‘de andere en nieuwe wereld’. Zoals in zijn vroeger werk brengt de auteur ook hier op een originele en doordringende wijze controversiële standpunten ter sprake. Het oermodel van de utopische literatuur ligt in Utopia van Thomas More, waarin volgens Achterhuis de nieuwe samenleving slechts mogelijk wordt door een totale beheersing van het menselijk gedrag met uitschakeling van vrijheid en individualiteit. Als basis voor zijn onderzoek naar de erfenis van de utopie in onze huidige technocratische maatschappij ontwerpt hij een schema van familiegelijkenissen die in haast alle utopische verhalen terugkomen: de onderschikking van het individu, maakbaarheid van mens en wereld, totaliteit en panoptische blik, radicale breuk met het verleden, seksuele regeling, zuivering, zin en verdeling van arbeid, opvoeding en onderwijs, geluk, geweld. Achterhuis toetst dit schema aan talrijke utopische verhalen van Thomas More over Francis Bacon, Skinner, Bellamy, Zamjatin, Marge Piercy tot zelfs Harry Mulisch. Steeds wordt duidelijk dat de extreme vorm van het verhaal - ondanks de beste bedoelingen - uiteindelijk leidt naar de meest onmenselijke samenleving. Dat is zeker het geval als men die droom ook werkelijk wil maken in het politiek-maatschappelijk veld. Zo klaagt Achterhuis uiterst scherp de reëel bestaande utopieën aan in het fascisme en het stalinistisch of maoïstisch communisme. Tegelijk opteert hij voor een positieve houding ten aanzien van de hedendaagse technologische ontwikkelingen als een mogelijkheid om geleidelijk een betere vorm van menselijk samenleven te ontwikkelen. Al zullen
we ons ook hier permanent kritisch dienen op te stellen. We moeten in ieder geval het pessimisme van de dystopische benadering van de techniek (Heidegger, Ellul, Mumford e.a.) loslaten en aandacht geven aan de idee van ‘piecemeal engineering’ van Karl Popper: met stukken en brokken op technische wijze bouwen aan mogelijkheden. Voor de opbouw van zijn positie zoekt Achterhuis verder steun bij filosofen als Hannah Arendt, Bruno Latour, Gilbert Hottois, Michaël Walzer.
De erfenis van de utopie is een boeiend maar tegelijk ophefmakend boek. Het gaat dwars in tegen de huidige heropleving van het utopisch/dystopisch denken (typisch fin-de-siècle?) waarin men zich al te makkelijk neerlegt bij enkele naïeve beelden en verwachtingen van een ideale wereld of een dreigende apocalyps. Dat maakt de positie van Achterhuis zeker niet riant. Toch verdient dit werk veel sympathie omdat het ons confronteert met de vanzelfsprekende aan-
| |
Jacques Derrida
Over gastvrijheid
157.3 / Jacques Derrida
In '95 schreef Derrida voor het Internationale Parlement van Schrijvers een korte tekst over gastvrijheid, meer bepaald de idee van vluchtsteden, een idee die reeds in het Oude Testament bestaat. Deze tekst leest naar Denida-normen zeer vlot, is eigenlijk ook niet filosofisch. Het betreft veeleer een politieke en historische verkenning van de randvoorwaarden tot gastvrijheid. Onderscheiden die Derrida in de volgende twee teksten veel diepgaander analyseert, zoals die tussen enerzijds de Wet en anderzijds de wetten der gastvrijheid, komen hier slechts zeer rudimentair aan bod. Van december '95 tot maart '96 gaf Derrida een seminarie over de gastvrijheid. Anne Dufourmantelle selecteerde twee colleges en leidde die ook op indrukwekkende wijze uit. Teksten waarin Derrida luidop nadenkt, in zijn geval dus deconstrueert, zijn onmogelijk samen te vatten. We kunnen hier hooguit met de lijnbus zijn bospad nahotsen. Hij neemt Socrates (taal) en de blinde Oedipus (dood) als gids op zijn zoektocht naar het vreemde van de vreemdeling, de gast die tevens gastheer is, de gast die tevens vijand is (volgens het beroemde woordenboek van Benveniste). Op zijn pad ontmoet hij geregeld Levinas, die het subject gastheer én gijzelaar noemde. (Bij allebei refereert deze dialectiek een beetje aan Hegel, hoewel geen van beide er met een woord over rept.) Doordat de gastheer zijn tijd-ruimte openzet voor de gast, is hij inderdaad heer. In de mate dat die tijd-ruimte gestructureerd is, bepaald, is gastvrijheid hier niet wars van enig geweld, dwang: moet de gast zich in die structuur (taal bv.) invoegen? Echter, structuren hebben maar vat op andere structuren, niet op onbepaaldheden. De gast moet dus eerst (rechts)subject worden, willen bepalingen voor hem gelden. Hij is maar aanspreekbaar wanneer hij een naam vrijgeeft of krijgt. Maar vanaf het moment dat de gast een identiteit krijgt, dwingt hij de gastheer tot erkenning daarvan, gijzelt hij de gastheer in zijn
identiteit van vreemde! Het verschil zit hem niet hierin dat de gast komt waar de gastheer al is, neen, beide komen binnen. De gast komt van buitenaf binnen, de gastheer komt van binnenuit binnen. Gastvrijheid hoort volgens Levinas tot het wezen van de taal, taal die eigen is aan de mens als zijn moeder. Taal die de mens eigen is en hem toch steeds weer ontsnapt; taal waaraan de mens eigen is, die haar toch telkens weer verlaat. Daar vinden we nu Derrida ten voeten uit, in een grillig weefsel van literaire associaties tonend hoe de oude vertrouwde monoliete zekerheden omtrent vreemdelingen op drijfzand rusten, drijfzand waar we doormoeten om echt inzicht te verwerven, inzicht dat met het daglicht ook het nachtlicht meedraagt.
[Erik Meganck]
Boom, 134 p., 650 F
ISBN 90-5352-399-5
In ‘The New York Review’ (1998, Nr.11) gaat Mark Lilla uitgebreid in op ‘The politics of Jacques Derrida’. Hoewel hij een van de weinige naoorlogse Franse filosofen is die consequent de politiek uit de weg is gegaan, publiceerde Derrida de laatste vijf jaar plots een zestal geschriften over politieke thema's. In Frankrijk - waar zijn ster sinds de jaren '80 begon te tanen - komt deze late politieke bevlieging bevreemdend en gedateerd over. In de Verenigde Staten - waar Derrida vnl. les geeft - beschouwt men hem als een klassieker in de canon van het postmodernisme. Inspelend op de blijvend groeiende invloed van het postmodernisme over de plas, geeft Derrida stof tot nadenken over de echte politieke implicaties van deconstructie. Werken als The other heading: reflections on today's Eumpe, Specters of Marx, Force de loi, Moscou allerretour. Politics of friendship en Cosmopolites de tous les pays, encore un effort! van Derrida, en History of structuralism van François Dosse worden hier besproken.
| |
| |
vaarding van het utopisch denken als oplossing van alle kwalen. Het is van belang te leren zien dat ook daarin het radicalisme en het totalitarisme ruim veld krijgen. We dienen die extremismen in onze politiek-maatschappelijke wereld in ieder geval te vermijden. Bij het einde van het boek laat Achterhuis de geïnteresseerde lezer helaas een beetje in de kou staan omdat hij te weinig aandacht geeft aan de mogelijkheden van het utopisch denken als opener voor verandering van de bestaande orde, wat Hottois ‘de geest van de utopie’ noemt. Maar wellicht is ook dat een van de consequenties van zijn stelling.
[Willy Deckers]
Ambo, 444 p., 990 F
ISBN 90-263-1524-4
| |
Gilles Deleuze, Félix Guattari
Rizoom
157.3 / Gilles Deleuze
Deleuze en Guattari leverden in 1972 met L'anti-OEdipe - waarmee ze ook bekendst raakten - een van de raakste kritieken op de psychoanalyse. Deleuze was toen net hoogleraar geworden en had net Guattari ontmoet. In Rizoom leveren ze hun laatste natrappen aan het adres van de psychoanalyse. Uiteindelijk belooft deze een verborgen kant aan het denken en het spreken aan te boren, maar blijft zelf onherroepelijk hangen in de moderne, monoliete manier van denken en spreken. Hetzelfde met de ‘nouveaux philosophes’, die er in een interview uit 1977, toegevoegd aan het eind van het boekje, aardig van langs krijgen. Beide auteurs hekelen de traditionele, veilige manier van filosoferen, of denken in het algemeen. Ze vergelijken die met een boomstructuur, een analogie voor de klassieke logica, die vertrekt vanuit de idee van een eenheid, voorondersteld of herwonnen. Zij plaatsen daartegenover het rizoom, een wortelstructuur met meerdere ingangen en vertakkingen. Tussen haakjes, de auteurs komen wel meer aandraven met beelden uit de biologie en de geologie, hetgeen de lectuur zowel vergemakkelijkt als bemoeilijkt. Daarbij citeren zij bij voorkeur marginale auteurs, verguisd door het intellectuele establishment. Door de enorme mobiliteit en activiteit van hun denken, zijn beide auteurs dikwijls even moeilijk te volgen als de Franse generatie die net na hen de filosofische plak gaat zwaaien.
[Erik Meganck]
Rizoom, 94 p., 599 F
ISBN 90-803217-3-7
| |
Over filosofie op Bibnet
Literaire nieuwtjes:
| |
Harry Kunneman: Postmoderne moraliteit (Boom)
Harry Kunneman toont aan dat de moraal zich niet in een crisis bevindt maar van vorm verandert, dat we nog wat tijd nodig zullen hebben om dit niet alleen te ontwikkelen, maar ook om dit te begrijpen. Het grote euvel van dit werk is dat het gebouwd is in een maatschappelijk vacuüm, voor een incrowd die goed is opgeleid, die goed geld verdient en luxe(problemen) kent. Je krijgt de indruk dat dit niet de beschrijving is van dé postmoderne moraal, maar van de moraal van een bepaalde bevolkingslaag.
| |
Margreet van Muijlwijk: De toekomst van Teiresias (VUB-Press)
In haar analyses vermengt Margreet van Muijlwijk concepten en theorieën uit de filosofie, biologie, antropologie, psychoanalyse, wat het geheel onoverzichtelijk maakt en moeilijk leesbaar. Enkel de filosofisch-geschoolde lezer zal hier zijn weg in vinden.
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Zijn En Tijd
157.3 / Martin Heidegger; Sein Und Zeit
Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maanden uitstel te verduren, maar ruim 70 jaar nadat Martin Heidegger (1889-1976) met Sein und Zeit (1927) een ‘onuitwisbare stempel’ op de filosofie drukte, rolde eindelijk de Nederlandse vertaling van de persen. Mark Wildschut - die ook voor de dit jaar verschenen vertaling van Rüdiger Safranski's Het kwaad tekende (Li 1998, p. 457) - heeft zo'n negen jaar gewerkt aan dit ‘meest onvertaalbare boek aller tijden’. Hij levert hiermee een huzarenstukje af dat het origineel alle recht aandoet. Heidegger formuleert de vraagstelling van Zijn en tijd als volgt: ‘verhalende berichtgeving over zijnden is één ding, iets anders is het zijnde in z'n zijn vatten’. Hij wenst duidelijk niet over zijnden te reflecteren, maar in fenomenologische zin (‘Naar de zaken zelf!’) door te dringen tot het zijn zelf in en door het menselijk bestaan. Vanouds werd de zijnswerkelijkheid begrepen als een onveranderlijk gegeven, maar Heidegger wil juist het tijdsgebonden ‘erzijn’ (Dasein) zoals ‘het aan de eigen bestaanswijze vorm geeft’ bevragen. Een analyse van een historische ontologische structuur waarbinnen ‘zijn’ én ‘tijd’ essentieel samenvallen. Deze materie vraagt een uitgebreide begeleidende commentaar. Heidegger was echter niet te vinden voor vertalingen die overwoekerd werden door voetnoten en liet dan ook voorwaarden opnemen bij de vertaalrechten. De vertaler diende zich te beperken tot een kort voor- of nawoord, wat in dit geval resulteerde in een toch nog 15 bladzijden lang - door de erven goedgekeurd - nawoord. Conform de bepalingen gaat het hier niet om een inleiding tot of een interpretatie van het werk. Wel wordt de vertaalproblematiek uitgebreid aangekaart.
Gezien de moeilijkheidsgraad van Heideggers hoofdwerk, is het verwonderlijk dat Wildschut zijn vertaalervaring van haast een decennium (nog) niet in een apart uitgegeven leeswijzer goot. Uitgeverij Damon heeft door zijn sterke band met het onderwijs dit gat in de markt tijdig opgemerkt en gevuld met deze Leeswijzer bij ‘Zijn en tijd’ van Martin Heidegger. Jacob van Sluis, die promoveerde met zijn zeer beslagen maar moeilijke studie Heidegger, denkwegen en dwaalwegen (Li 1998, p. 208), stond in voor de tekst. Dit hulpmiddel richt zich niet alleen op de vertaling van Wildschut, maar tevens op de oorspronkelijke Duitse tekst. Dubbele paginaverwijzingen, concordantie van Duitse termen en Nederlandse vertalingen, en de toepassing ervan doorheen de tekst benadrukken deze toegevoegde waarde. De lange inleiding brengt een ruwe schets van Heideggers probleemstelling, waarna paragraafsgewijs samenvatting en commentaar geboden worden. Samen met de verklarende woordenlijst en het personenregister - inclusief verwijzingen naar leeswijzer, origineel, vertaling en Wildschuts nawoord van de vertaling - wordt haast een tweede huid gecreëerd, een verhelderende schaduw die je doorheen je lectuur bijstaat. Dit neemt niet weg dat enige voorkennis noodzakelijk blijft om dit geleide avontuur tot een goed einde te brengen. Voor wie Zijn en tijd wil tackelen bestaat er geen gemakkelijke weg.
[Kris van Zeghbroeck]
Martin Heidegger: Zijn en tijd, Kritak, 559 p., 1590 F
ISBN 90-6303-742-2
Jacob van Sluis: Leeswijzer bij ‘Zijn en tijd’ van Martin Heidegger. Damon, 128 p., ISBN 90-5573-172-2
| |
| |
| |
200 - Godsdienst
Marcus J. Borg
Nooit kenden wij God aldus
232.41 / Theologie, Geloofsleven; Christendom / Godsbegrip
Dit boek van de Amerikaanse nieuw-testamenticus Marcus Borg gaat over dogmatiek. Het is niet zozeer een gespecialiseerd werk, maar ‘een toegankelijke uiteenzetting van enkele zeer algemene inzichten over hoe belangrijk het is hoe wij over God denken en welk godsbeeld wij hebben’. Borg toont klaar en duidelijk aan hoe denkbeelden van God ook onze opvatting over christelijk leven beïnvloeden. Hij begint met het beeld van God uit zijn jeugd en schetst hoe het beeld van een almachtige, autoritaire God verbrokkelt en plaats maakt voor een God die kracht uitstraalt en dynamisch is. Een god van relatie en verbondenheid, zonder intellectuele opvattingen geweld aan te doen. Zo ontleedt hij het begrip ‘panentheïsme’ als een betere manier om God te denken: wij leven in God, ook al is Hij groter dan onszelf. Transparant én immanent.
In een tweede deel schrijft hij over ‘beelden’ van God, over de voor- en na-paschale Jezus als openbaringen van God. Het derde deel gaat over hoe het beleven van het christendom het Zélf kan transformeren, de spiritualiteit dus. Dit laatste deel klinkt bijwijlen erg reformatorisch. De auteur is wel voldoende intellectueel eerlijk en intercultureel gevormd om het héle christelijke perspectief op te nemen.
Dit is een echte aanrader voor een breed publiek. Een bekend theologisch onderzoeker die zeer persoonlijk schrijft voor mensen van deze tijd, die niet bereid zijn hun opvattingen over rationaliteit overboord te gooien. Bovendien schrijft hij in een vloeiende, klare en eenvoudige taal over een interessant en belangrijk onderwerp. Goede verklarende voetnoten en een register. Het boek verdient gelezen te worden door gelovigen die ook nadenken.
[Jan Scheers]
Meinema, 240 p., 750 F
ISBN 90-211-3688-0
| |
Reinder Bruinsma
Geloven in Amerika
Am-Vs 233.82
Geloofsleven, Kerkelijkheid, Christendom; Verenigde Staten
Met een ruime aandacht voor het verleden biedt dit boek ook een stevig gedocumenteerd en duidelijk beeld van de huidige situatie van de godsdienst, de kerken, de stromingen, de geloofsbeleving, de gezagsdragers en de innoverende zendelingen van het ‘christelijke Amerika’. De auteur situeert en duidt de talloze informatieve gegevens in het kader van dat christendom. Het beeld dat de Europeaan van Amerika heeft, wordt daardoor ongetwijfeld verruimd en bijgestuurd, al zal de complexiteit ervan allicht wat verbijsteren. Toch zijn er herkenningspunten: het christendom is in Amerika immers Europees ‘migranten-import’ en in de huidige situatie zijn er wellicht ook wel bewegingen en innovaties die zich ook in Europa beginnen te verankeren. De lectuur van dit boek wijst uit dat de maatschappelijke structuur, de samenlevingspatronen, de verwantschappen en tegenstellingen inzake een levenszin en de waarden, de christelijke waarden die men eraan toekent, sterk worden bepaald door de impact van de vele, gevarieerde christelijke geloofsvormen. In de eerste hoofdstukken gaat de aandacht van de auteur uit naar het in beeld brengen van de manier waarop kerkelijk Amerika in elkaar zit, hoe de huidige situatie uit het verleden valt te verklaren en wat er aan theologische stromingen is geweest en nog is. Daarop volgt een hoofdstuk over een segment van geestelijk Amerika ‘dat het meest aan de weg timmert’: de ‘Evangelisten’ (die zowat in alle denominaties te vinden zijn), methodistische en baptistische stromingen, gereformeerden en lutheranen, presbyteranen en episcopalen. Zij hebben vele kenmerken gemeen met de fundamentalisten, al zijn er ook verschillen. In de daarop volgende hoofdstukken gaat de aandacht naar die fundamentalisten en naar de katholieken. Tenslotte wordt in twee afsluitende hoofdstukken de nadruk gelegd op het bewustzijn van Amerika als uitverkoren natie. Dat leidt tot beschouwingen over de zendingsdrang
van de Amerikaanse christenen en hun uitgesproken impact op het maatschappelijke en politieke gebeuren. Tekenen daarvoor zijn de controversen op verschillende domeinen tussen rechtse en linkse, tussen fundamentalistische en liberale krachten. Het totale beeld is echter niet te reduceren tot die tegenstelling. Ook andere factoren bepalen de totaliteit ervan: de individualistische ingesteldheid van de Amerikaan, zijn pragmatisme, de nog altijd latente problematiek zwart-blank, de vrij gemakkelijke, eigengereide en wisselbare kerkkeuze van de Amerikaan, de momenteel weliswaar afnemende spanningen tussen katholieken en niet-roomsen, dus ook de spanning Vaticaan-Amerika. Een stevig gedocumenteerde uitgave die tot een beter begrip van de situatie van Amerika's geestelijke standpunten en houdingen kan aanzetten. Vlot geschreven, zonder dat die stijl de wetenschappelijk onderbouwde waarde ervan aantast.
[Guido Goedemé]
Boekencentrum, 239 p., ill., 790 F
ISBN 90-239-0363-3
| |
Jiddu Krishnamurti
De zin van werk
281 / Jiddu Krishnamurti
Het zevende deel in de thematische reeks ‘Krishnamurti over...’. Puttend uit dialogen en toespraken van 1944 tot vlak voor Krishnamurti's dood in 1986, brengen de samenstellers ruim 30 teksten bijeen. Het onderwerp wordt aangeduid in de titel, maar al in de eerste teksten komen de klassieke thema's als vrijheid, oprechtheid en soberheid naar voren. Krishnamurti benadrukt vooral de morele kant van de zin van werk. Hij stelt ook onomwonden dat een beroep geen doel op zich is. Vermits het bijgevolg functioneel is moet men vooral de juiste keuze van doeleinden maken: werken is een manier om in het levensonderhoud te
| |
| |
voorzien, niet om grenzeloze ambitie, streven naar macht of hebzucht te dienen. Er bestaat bovendien ook werk dat in se een verkeerde manier is om in het levensonderhoud te voorzien, zoals het vervaardigen van wapens of andere zaken die geweld helpen bevorderen. Wie Krishnamurti kent, weet dat hij als weinig anderen in staat is om de vinger op de wonde te leggen. Zijn teksten blijven actueel en wie zich vragen stelt over de moordende concurrentie of de blinde aanbidding van succes en rijkdom, kan bij hem terecht. Moraliserende teksten, maar zonder dat dit woord een negatieve interpretatie bevat.
[Dirk Magerman]
Altamira, 189 p., 598 F
ISBN 90-6963-432-5
| |
Bart Lauvrijs (red.)
De dood
203.9 / Dood
Bekommernis om respect en openheid bij de stervensbegeleiding van andersdenkenden liggen aan de basis van dit boekje. Zeven bijdragen schetsen achtereenvolgens de visies op sterven en dood in hindoeïsme, boeddhisme, jodendom, katholicisme, orthodoxe traditie, islam en vrijzinnig humanisme. Met uitzondering van de eerste bijdrage over het hindoeïsme, werd elk hoofdstuk geschreven door iemand die spreekt vanuit zijn eigen overtuiging. Toch staat niet de getuigenis centraal, maar wel het inzicht in en de kennis van de visie op de overgang van leven naar dood, de tradities, de alom gebruikte rituelen en symbolen. Sommige auteurs schrijven heel concreet over rituelen en leerstellingen, anderen richten zich meer op de basisfilosofie of de religieuze grondhouding. Een enkele keer is er aandacht voor nevenaspecten als rouwverwerking of het al of niet aanvaarden van euthanasie. Als eerste kennismaking met verschillende godsdienstige en filosofische overtuigingen binnen het kader van stervensbegeleiding is dit boekje nuttig en leerrijk. De bijdragen zijn echter te beknopt om een goed inzicht te verwerven. Met dit werk kan men fouten door onwetendheid vermijden, stervensbegeleiding zelf is natuurlijk nog wat anders.
[Dirk Magerman]
Garant, 87 p., 390 F
ISBN 90-5350-683-7
| |
Karl-Wilhelm Merks e.a.
Religieus pluralisme
209 / Pluralisme
Godsdienst En Maatschappij
Deze publicatie confronteert je met een maatschappelijke ontwikkeling in de Nederlanden die als pluralisme aangeduid wordt. Je vindt er in het bijzonder de analyse van het pluralisme van godsdiensten. Zo is de islam op één na de grootste godsdienst in Nederland geworden. Dit pluralisme kan een gevaar zijn en een rijkdom, in die zin dat een samenleving niet opgaat in een uniformiserend eenheidsdenken. Op welke voorwaarden voorkomen kan worden dat dit pluralisme zou leiden tot het uiteenvallen van de maatschappij en hoe het humaniserend vermogen van godsdiensten kan bijdragen tot nieuwe vormen van samenleven: daarover gaat deze interessante bundel. De bijdragen in deze wetenschappelijke bijdrage aan het denken rond pluralisme in Europa zijn hoofdzakelijk van Nederlandse signatuur, met enkele van een Vlaming en een Fransman. De problematiek wordt interdisciplinair behandeld. Vooral de verhouding christendom-islam komt hier ter sprake. Een materie die in de komende jaren ernstig bestudeerd zal moeten worden.
[Jan Scheers]
Ambo, 110 p., 690 F
ISBN 90-263-1501-5
| |
Younis Tawfik
Islam essentie van een geloof
217 / Islam
Er bestaan zoveel boeken over de islam dat alles over dit onderwerp al gezegd lijkt te zijn. Wie zich echter realiseert dat elke religie de weerslag is van het bewustzijn van de mens en zijn of haar aard en denkwereld vertegenwoordigt, zal tot de conclusie komen dat elke religie per definitie zich ontwikkelt, zelfs als ze onbeweeglijk en star lijkt te zijn. Zo ook met de islam. Voor de moslim vertegenwoordigt zijn geloof bij uitstek het wezen van de mens. Als dagelijkse levensinstelling, onafscheidelijk verbonden met het leven en de sociale context is de islam in voortdurende ontwikkeling.
De schrijver, een eminent doctor Arabische cultuur aan de universiteit van Turijn, tracht in een eenvoudige bewoording zijn religie aan de man te brengen. Hij beschrijft - soms wat te eenvoudig doch op een objectieve manier - de geschiedenis, de overtuigingen, de cultus en meer in het algemeen het dagelijks leven van de islamieten. Dit boek schetst in een bevattelijke taal en opgesmukt met sprekende beelden de ontwikkelingsgeschiedenis van de islam vanaf de geboorte van de profeet Mohammed in 570 tot onze tijd. Vervolgens gaat het in op de werkelijke essentie van het geloof: zowel wat de geloofsopvattingen en de wereldvisie betreft als de plaats van de islam in onze tijd. Het boek op zichzelf wordt ervaren als een kunstboek. De keuze van de grote, prachtige kleurenfoto's zijn werkelijk een streling voor het oog. Voor niet-moslims dient het boek dan ook als een verrijking en een aanvaarding van de anderen. Het is zoals de schrijver zelf zegt: ‘De islam is dichtbij, maar ook vreemd. De godsdienst en beschaving kent een andere verhouding tussen mannen en vrouwen, tussen staat, wetgeving en religie, tussen moderniteit en traditie. De islam heeft een andere kunst, een andere houding tegenover leven en dood, andere rituelen, een ander heilsbegrip’.
[Lode de Munck]
Uniepers, 143 p., ill., 798 F
ISBN 90-6825-204-6
| |
| |
| |
300 - Sociale wetenschappen
Wim Bossema
De trots van Afrika
Af 337 / Afrika; Politiek; 1960-
De toekomst van vele Afrikaanse landen zag er in het begin van de jaren '60 zeer rooskleurig uit. De Afrikanen konden zich verlossen van het juk van de Europese kolonisators, eindelijk konden ze hun lot in eigen handen nemen. Het Afrikaanse nationalisme bloeide als nooit tevoren. Vele westerse ideologische stromingen vermengden zich met oude Afrikaanse waardenstelsels en tradities. Met een groot optimisme begonnen de nieuwe Afrikaanse leiders aan de heropbouw. Het Pan-Afrikanisme deed dit continent opstaan.
De optimistische toekomstvisies van de jaren '60 werden echter tenietgedaan door de ontgoochelingen van de jaren '70. De socialistische theorieën bleken niet het verwachte resultaat op te leveren. Integendeel, de sociaal-economische situatie verslechterde aanzienlijk. Hongersnoden en etnische conflicten bepaalden ons beeld van dit continent. De nieuwe leiders waren geen moderne, verlichte natiebouwers, maar eigenzinnige, op rijkdom beluste dictators die tijdens de koude oorlog profiteerden van en konden overleven dankzij de steun van de Verenigde Staten of de voormalige USSR. Vele verwachtingen en theorieën bleken niet te kloppen. In welke mythen en leugens was Afrika verstrikt geraakt? Wat ligt aan de basis van de vele ontgoochelingen? Wim Bossema, redacteur van ‘De Volkskrant’, probeert te zoeken naar een antwoord. Onderbouwend en boeiend analyseert hij stukken van de laatste decennia. Analyses en reportages wisselen elkaar af.
In 1981 deed de auteur een onderzoek aan de universiteit van Dar es Salaam (Tanzania), een bolwerk van linkse intellectuelen, naar de wijze waarop historici en studenten de geschiedenis van hun land sinds de onafhankelijkheid hadden herschreven. Bossema beschrijft schitterend hoe in het Tanzania van Neyere het optimisme moest wijken voor de ontnuchtering wanneer de resultaten van het Afrikaanse socialisme uitbleven. In de zoektocht naar een nieuwe identiteit ontstonden er spanningen tussen politici en intellectuelen in de studie van het verleden in functie van het heden. Het marxisme had een grote invloed op de theorieën over het kolonialisme en de dekolonisatie en op de bevrijdingsbewegingen van de jaren '60. Bossema analyseert de wisselwerking tussen theorie en praktijk, tussen ideologie en realiteit en schetst de invloed van linkse en rechtse propaganda.
De auteur staat verder stil bij het geweld dat Afrika teisterde en nog altijd in haar greep houdt. De dynamiek van het geweld heeft enorm veel schade aangericht. Het geweld ging dikwijls een eigen leven leiden. Op een moment deed de oorsprong ervan er nog weinig toe. De oorlog was een manier van leven geworden. Maar het was geen nieuw verschijnsel. Alleen was er in het Westen na het einde van de koude oorlog en de ontmanteling van de Sovjet-invloed meer aandacht voor.
Een ander thema is de ontwikkelingssamenwerking. Bossema doorprikt de mythe dat humanitaire hulp politiek neutraal is en staat stil bij de paradox van de ontwikkelingshulp. Hij beschrijft mislukte puttenprojecten in Tanzania, idealistische ontwikkelingsmodellen, landen die als junkies afhankelijk zijn van financiële injecties van westerse donors, het politieke gefoefel en de industrie achter ontwikkelingshulp. De vele vicieuze cirkels hebben Afrika lang in hun greep gehad: oorlog bracht hongersnood, honger trok voedselhulp aan, de hulpgoederen werden de inzet van de strijd. Andere thema's zijn o.a. de omwenteling in Zuid-Afrika (de vertwijfeling bij velen die jaren hebben gestreden tegen de apartheid en nu samen met de verdedigers van de apartheid aan tafel zitten), de VN-operaties en de schijn achter de werkelijkheid, en tenslotte de democratiseringsgolf van de jaren '90 (verkiezingen op westerse wijze in een continent zonder democratische ervaring en traditie).
Afrika zit nu in een overgangsfase na het kolonialisme, de dekolonisatie en de dictaturen. De zoektocht naar hun verloren trots is niet na de kolonisatie in de jaren '60, maar in de jaren '90 begonnen. Bossema levert een boeiend werk af omdat hij op een voorzichtige en nuchtere wijze theorieën en algemene opvattingen over Afrika aan de realiteit toetst. Het boek leest vlot, bevat kaartmateriaal en een index. Een zeer verdienstelijk werk.
[Wout van Impe]
Kritak. 303 p., 900 F
ISBN 90-6303-741-4
| |
Gerda Breed e.a. (red.)
Oud geboren om jong te sterven
324 / Bejaardenzorg / Gerontologie
De grote geboortegolf van vlak na de Tweede Wereldoorlog bereikt nu de seniorentijd, terwijl er nu reeds grote groepen ouderen bestaan. De zorg komt zo steeds meer onder spanning te staan. De auteurs van dit boek willen met deze ontwikkelingen rekening houden in het pastorale werk, Oud geboren om jong te sterven wil een nieuwe stapsteen vormen in die stroom. Het uitgangspunt is dat aandacht voor geloof en zinvragen wezenlijk bij de zorg hoort. De verscheidene bijdragen bieden zowel achtergronden bij de actuele ontwikkelingen als kritische aanmerkingen. Een van de kernproblemen is dat de zorg steeds meer als een product beschouwd wordt en dat de zorgverstrekkers hun houding daaraan moeten aanpassen. Verscheidene centrale begrippen zoals zorg op maat, autonomie, en zelfstandigheid blijken op diverse manieren ingevuld te kunnen worden. Verder staat de huidige zorgstructuur in een aantal opzichten haaks op de leefcultuur van de ouderen en op de beroepsidentiteit van de zorgverstrekkers. Ouderen kunnen
| |
| |
met hun levensverhaal niet meer aan bod komen.
Over dat levensverhaal gaan de bijdragen. Na vier theoretische stukken volgen praktijkervaringen rond het levensverhaal. In een epiloog wordt tenslotte gereflecteerd op positieve en negatieve ervaringen met levensverhalen. De theoretische onderbouwing van de artikelen komt vanuit een brede waaier van inzichten, die voortkomen uit sociologie, psychologie, filosofie, zorgethiek en pastoraaltheologie. De bundel brengt heel wat deskundigheid samen. Inspirerend voor wie met ouder wordende mensen in de eigen omgeving of in het beroep te maken heeft.
[Guido Cuyvers]
Meinema, 168 p., 700 F
ISBN 90-211-3717-8
| |
Derk Jan Eppink
Vreemde buren
332 / België En Nederland / België, Nederland; Politiek
In 1995 maakte de auteur de overstap van Nederland naar België. Na een carrière als politiek verslaggever van het ‘NRC-Handelsblad’ werd hij medewerker van ‘De Standaard’. Naar hij zelf zegt, was deze stap hem louter en alleen ingegeven door interesse. Na zich jaren te hebben overgeleverd aan de verlokking van verre oorden als China, Japan en Zuid-Afrika, voelde hij zich onweerstaanbaar aangetrokken tot zijn mysterieuze buurland. Inderdaad, het Binnenhof in Den Haag - het historisch decor voor de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) - ligt op nauwelijks 150 kilometer van de Brusselse Wetstraat, maar toch is het een andere wereld. In dit knap en boeiend geschreven politiek, sociaal-maatschappelijk en historisch traktaat, belicht Eppink talrijke elementen die beide landen binden maar ook van elkaar onderscheiden, want weinig landen zijn cultureel zo nauw verwant en politiek toch zo verschillend als Nederland en België. Zowel het koloniaal als het oorlogsverleden werden op een verschillende wijze ervaren en verwerkt, en hoewel beide landen grondwettelijke koninkrijken zijn, wordt het begrip ‘vorstenhuis’ op een andere wijze ingevuld. Niet alleen wat de bestuurlijke instellingen betreft, maar ook op vlak van politieke mentaliteit liggen de zaken anders, of zoals de auteur het
| |
Gita Deneckere
Geuzengeweld
332 / België; Politiek; 19de Eeuw, 1900-1918 / Antiklerikalisme; België
Vanaf het ontstaan van België in 1830 tot 1914 liepen de politieke geschillen tussen links (de liberalen, na 1880 samen met de socialisten) en rechts (de katholieken) meestal volgens de breuklijn van de levensbeschouwelijke opvattingen. Daarbij maakten de katholieken, heer en meester op het platteland, ongeremd gebruik van gewetensdwang én van een verkiezingssysteem, dat in het nadeel werkte van de steden, waar liberalen en socialisten hun burchten hadden. Conservatieve katholieken, in fanatisme en koppigheid nog overtroffen door het episcopaat, buitten op dubbelzinnige wijze de vrijheidsprincipes van de vooruitstrevende Belgische Grondwet uit, om de verworvenheden van de Belgische en de Franse revoluties, maar ook de moderne onderwijsmaatregelen van het Hollands bewind, ongedaan te maken. Zij gingen op slinkse wijze in de aanval om het voor de kerk verloren gegane terrein te heroveren. Dat begon vrijwel direct na 1830 en nog in de unionistische periode. Gita Deneckere constateert, dat ‘de grondwettelijke vrijheid van onderwijs in de prille Belgische staat door de kerk (werd) geëxploiteerd om de laïciseringspolitiek van Willem I ongedaan te maken en de hegemonie van de geestelijkheid in het onderwijs te herstellen’. Het ging er immers om ‘de schone ziel van 't kind’ te redden uit de klauwen van de ‘boosaardige school zonder God’. De katholieken hadden succes, maar haalden toch nooit helemaal hun slag thuis, want de liberale geuzen (later met steun van de socialisten) vochten even vurig en hardnekkig terug in het parlement, maar ook en vooral op straat.
Telkens wanneer katholieken aan het bewind kwamen, trachtten ze wetten door te drukken die de invloed van de clerus op het onderwijs moesten vergroten en die het kiesstelsel in hun voordeel moesten ombuigen. Dat gaf aanleiding tot fel verzet van de linkerzijde, zeker wanneer de katholieken, altijd gesteund door een legioen geestelijken, slechts een krappe meerderheid hadden in het parlement en daarom van machtsmisbruik beschuldigd konden worden.
Het stedelijk antiklerikaal straatprotest in Brussel, Antwerpen, Gent en Luik uitte zich tot in de eerste helft van de 19de eeuw vnl. in de vorm van charivari's, avondlijk gejouw en rumoer van tientallen of honderden herrieschoppers voor de huizen van prominente tegenstanders, voor dezer partijlokalen of voor kloosters. Dat gebeurde spontaan en nogal amateuristisch. Later namen links zowel als rechts hun toevlucht tot georganiseerde massamanifestaties van tienduizenden en enkele keren zelfs meer dan honderdduizend betogers in de hoofdstad. Daarbij deden zich zeker in de laatste periode bloedige botsingen voor met de ordehandhavers, waarbij talrijke gewonden vielen. Gita Deneckere beschrijft deze betogingen en ook de problemen van de overheden, aan de hand van politierapporten en andere ambtelijke verslagen, die ze nauwkeurig ontleedde. Aanvankelijk werd de stedelijke politie ingezet, meestal geleid door liberale burgemeesters, die zo weinig mogelijk geweld gebruikten. Later werd beroep gedaan op rijkswacht en zelfs het leger. Ook gaat de auteur dieper in op de houding van de vorsten Leopold I, Leopold II en Albert I, die zeker geen sympathie koesterden voor de linkerzijde, maar die omwille van het voortbestaan en de faam van België, de katholieke regeerders herhaaldelijk tot inbinden en zelfs tot ontslag dwongen.
Na de Eerste Wereldoorlog zouden de politieke tegenstellingen meer en meer de levensbeschouwelijke paden verlaten en zich vooral toespitsen op de sociale en communautaire kwesties. Alleen de schoolstrijd sleepte nog aan tot na de Tweede Wereldoorlog. Thans noemen zich nog weinigen antiklerikaal en zelfs het begrip vrijzinnigheid heeft aan politieke scherpte ingeboet. Het lijkt plausibel, dat de verplettering van het antiklerikaal kartel (radicale liberalen en socialisten) bij de verkiezingen van 1912 eens en voor altijd een domper heeft gezet op dergelijke experimenten.
Vanuit historisch perspectief acht Deneckere de schoolstrijd ‘in het voordeel van het katholiek onderwijs beslecht’. De katholieke zuil is nog steeds politiek en financieel machtig. Nochtans doet het ontkerkelijkings- en seculariseringsproces ‘verder zijn werk’, echter zonder dat de georganiseerde vrijzinnigheid munt slaat uit de secularisering. Maar kwantiteit en geldmacht zijn niet de enige criteria. En dus is er ondanks alles voor vrijzinnigen toch een zekere voldoening uit dit boek te puren, want het laat toe scherper dan ooit te constateren welke weg ook de katholieke zuil in België heeft moeten afleggen. De verstokte klerikalen en hun herders uit de vorige eeuw zouden waarschijnlijk niet verheugd zijn over het resultaat. Neen, het geuzengeweld is toch niet helemaal vergeefs geweest en verdiende in herinnering te worden gebracht op deze grondige, tevens zeer leesbare wijze.
[Robert Schoeters]
VUB-Press, 223 p., 695 F
ISBN 90-5487-157-1
| |
| |
| |
[Vervolg Derk Jan Eppink Vreemde buren]
zelf stelt: ‘Den Haag verkondigt in Europa zijn “domineesgelijk”, terwijl men in Brussel juist veel meer regelt via “kloosterintriges”’. De auteur beperkt zich niet alleen tot het aanhalen van een mozaïek aan verschillen, maar hij verklaart in de meeste gevallen ook hun historische oorsprong. De spiegel die Eppink beide naties voorhoudt, is uitermate onthullend en leidt tot een beter begrip van onszelf en onze buren.
[Staf Schoeters]
Contact, 302 p., 860 F
ISBN 90-254-2490-2
| |
Peter Heyrman
Middenstandsbeweging en beleid in België 1918-1940
316.5 / Middenstand; België; Geschiedenis
In 1997 promoveerde Peter Heyrman aan de KU Leuven tot doctor in de geschiedenis met een proefschrift over de problematiek van de zelfstandige kleinhandelaars en ambachtslui in de periode tussen de twee wereldoorlogen. Onlangs verscheen bij de Universitaire Pers (als KADOC-studie) een commerciële editie van deze omvangrijke doctoraatsthesis. De auteur leverde met zijn studie een baanbrekend werk af over een onderwerp dat lange tijd door de historici werd verwaarloosd. Hij schetst een totaalbeeld van de evoluerende sociaal-politieke positie van de middenstand tijdens het interbellum. De politieke strijd ervan wordt minutieus ontleed. In het begin van de jaren '20 bleek de zwakte van de middenstand qua organisatie uit een jammerlijk mislukte poging om parlementaire invloed te bekomen. In de jaren '30 werd de middenstands-problematiek scherp op de voorgrond geplaatst door het succes van de Rex-beweging o.l.v. Léon Degrelle, die de ontevredenheid van de middenstanders op een handige manier politiek exploiteerde. De auteur evalueert de ontwikkelingen van de middenstandsbeweging vanuit een aantal perspectieven en niveaus: de georganiseerde zelfstandige, de zelfstandigenorganisaties, het syndicaal en politieke streven, de beleidsmatige respons op de middenstandsproblematiek. Volgens Peter Heyrman ‘zat de Belgische middenstandsbeweging tijdens het interbellum gevangen in een drievoudig spanningsveld: organisatorisch, politiek en programmatorisch’. Zelfstandigen sloten zich maar zeer beperkt (15 à 25 procent) aan bij een syndicale belangenvereniging. Bovendien dachten ze dat ze best een eigen politieke beweging zouden vormen, los van de bestaande ideologische zuilen, wat op een mislukking uitdraaide. De middenstand bevond zich bovendien in het klassieke spanningsveld tussen vrijheid en regulering. Peter Heyrman heeft met dit werk een uitmuntende historische studie verricht. Zijn grondige bronnenonderzoek - de bibliografie is ronduit
indrukwekkend - heeft geleid tot een wetenschappelijk zeer onderbouwd historisch werkstuk dat nog vele jaren een standaardwerk van formaat zal blijven.
[Jan Geeraerts]
Universitaire Pers Leuven, 624 p., ill., 2950 F
ISBN 90-6186-900-5
| |
Cyrille Funaut e.a. (red.)
Parlementaire onderzoekscommissies
333 / Parlementaire Onderzoekscommissies
Parlementaire onderzoekscommissies hebben de laatste tijd het politieke leven in ons land beheerst. De techniek bestaat al sinds einde 1880. In de periode 1880-1980 zijn zes commissies aan het werk geweest, maar sinds 1987 is er een ware explosie: 10 commissies, met als beroemdste diegene die naar de bende van Nijvel (1988-1990 en 1996-1997), naar de moordpartijen in Rwanda (1997) en naar de affaire-Dutroux (1996-1998) genoemd zijn. Die wildgroei bewijst het fundamentele wantrouwen van de politieke wereld en de publieke opinie tegenover de magistratuur, waarvan het werk door de commissies wordt gecontroleerd en vaak voor een deel overgedaan. Het is daarbij dansen op het slappe koord: als de politici zich te ver op het terrein van het gerecht wagen, kunnen gewiekste advocaten het onderzoek ongeldig laten verklaren. Parlementaire onderzoekscommissies worden door sommige politici als een symbool van nieuwe politieke cultuur en openheid beschouwd. Negatief neveneffect is dat zij alle aandacht naar zich toezuigen en het reguliere parlementaire werk in de schaduw stellen. Het is een vorm van spektakelpolitiek met veel camera's, lekken en een gebrek aan privacy voor de beklaagden.
In januari '98 vond op initiatief van het Instituut voor Recht en Samenleving en het Instituut voor Strafrecht van de KU Leuven een studiedag plaats rond de problematiek van de parlementaire onderzoekscommissies. Dit boek bevat de referaten van de sprekers. Politicoloog Kris Deschouwer schetst de problematische verhouding tussen de parlementaire onderzoekscommissies en de politieke besluitvorming die er zou moeten uit voortvloeien. Jurist Raf Verstraeten heeft het over de voortdurende aanvaringen tussen de commissies en de magistratuur. Het thema van journalist Walter de Bock is de machtige pers: vaak fungerend als stokebrand, verdeeld in verschillende kampen, op zoek naar lekken en hoge verkoopcijfers, nu eens flirtend met de politiek, dan weer met het gerecht. Parlementaire onderzoekscommissies mobiliseren experts, meestal uit universitaire milieus. Over hun ervaring als expert schrijven Cyrille Fijnaut (tweede Bendecommissie), Brice de Ruyver (Dutroux-commissie) en Johan Goethals (Sektencommissie). Het boek bevat ook het verslag van het hevige debat op de studiedag met tussenkomsten van o.a. minister van justitie Tony van Parys, toen nog gewoon volksvertegenwoordiger. Het boek eindigt met de vraag of parlementaire onderzoekscommissies nog een toekomst hebben. De auteurs vinden van wel, maar zien vier minimale basisvoorwaarden: de politieke partijen moeten hun beste en integerste mensen voor een onderzoekscommissie aanwijzen; de commissies moeten van bij aanvang een heldere strategie vastleggen, waarin de grenzen van het onderzoek worden afgebakend: een onderzoekscommissie moet op voorhand duidelijk bepalen welke de spelregels zijn en hoe zal worden omgegaan met de instellingen die worden onderzocht; een onderzoekscommissie heeft nood aan een communicatiestrategie, omdat ze anders door de pers wordt weggeblazen. Het is duidelijk dat die vier voorwaarden ook de zwakke punten van de recentste commissies blootleggen. Deze publicatie biedt een heldere status
quaestionis van een nieuw en belangrijk fenomeen in ons politieke wereldje. De teksten halen een hoog niveau en zijn niet te dor. Toch is een minimale kennis van het politiek-juridische jargon noodzakelijk om al de nuances van deze ingewikkelde problematiek te kunnen vatten.
[Gunter Bousset]
Van Halewyck, 191 p., 598 F
ISBN 90-5617-158-5
| |
| |
| |
340 - Economie
Richard A. D'Aveni
Hyperconcurrentie
342.2 / Concurrentie / Strategisch Management
In de huidige turbulente tijden moeten de ondernemingen dicht op de bal spelen om stand te houden. De auteur tracht een managementmodel te ontwikkelen voor een nieuwe strategische opstelling ten overstaan van de ongenadige concurrentie in deze snel veranderende omgeving, die hij aanduidt met de term ‘hyperconcurrentie’. Uitgangspunt is daarbij dat het handhaven van bestaande voordelen, dat centraal staat in de traditionele ondernemingsstrategie, onmogelijk geworden is, omdat duurzame voordelen niet kunnen bestaan in een hyperconcurrentiële wereld. Gezien voordelen vergankelijk en zelfs vluchtig zijn, stelt D'Aveni, verlamt het vasthouden eraan de concurrentiekracht van de onderneming. Bedrijven moeten dus actief hun eigen voordelen en die van de concurrenten ontwrichten en kunnen hun marktaandeel en hun winsten enkel veilig stellen door telkens nieuwe golven te berijden. Uit talrijke praktijkvoorbeelden wordt een set vuistregels gedistilleerd om de concurrentie te analyseren en het eigen ondernemingsbeleid af te stemmen op het verstoren van bestaande evenwichten ten gunste van het eigen bedrijf. Verwijzend naar het oorspronkelijke 7S-model van McKinsey worden deze vuistregels in een nieuw 7S-model gegoten. Over de praktische waarde en haalbaarheid van het model zal ik mij niet uitlaten, maar interessant en leerzaam is alvast de lezing die de auteur geeft van de talrijke praktijkgevallen uit de economische actualiteit die hij aanvoert om zijn stellingen te illustreren. Wat een verhelderend licht werpt op de lotgevallen van Microsoft, IBM, Intel. American Airlines, Gilette, Digital Equipment, Compaq, MacDonald's en andere bedrijfsreuzen. Daarbij komen zeer uiteenlopende bedrijfstakken aan bod: de luchtvaart en de computersector. maar ook pikante sauzen en luiers, fastfood en kattenvoer. graafwerkmachines en wijnhandel. Met zeer uiteenlopende en soms verrassende invalshoeken.
Het geheel levert een flinke brok boeiende lectuur en heel wat nuttige denksporen op voor wie enige belangstelling heeft voor het internationale zakenleven. Een uitgebreid notenapparaat en een trefwoordenregister ronden deze verzorgde uitgave af. In de grijze massa managementliteratuur die de markt overspoelt, behoort dit leeswaardige boek zeker tot het betere segment.
[Marcel Bulckaert]
Lannoo. 383 p., 1295 F
ISBN 90-209-3126-1
| |
Edward De Bono
Lateraal denken voor managers
366.4 / Lateraal Denken / Management
Dit is een handleiding om de creativiteit in het denken te bevorderen. In een eerste hoofdstuk maakt Edward de Bono het verschil tussen verticaal (klassiek, logisch) denken en lateraal denken. Het laatste is vooral bruikbaar om verandering in een systeem te brengen. In een volgend hoofdstuk wordt meer uitleg gegeven over hoe de menselijke geest werkt en hoe binnenkomende gegevens door een patroonvormend systeem tot informatie worden omgezet. Als je dat systeem begrijpt, kan je er afstand van nemen en overgaan tot lateraal deriken. Dan worden de manieren besproken over hoe we ons denken kunnen veranderen.
De eigenlijke uiteenzetting over lateraal denken begint met een toelichting over de grondbeginselen en de technieken. Een eerste techniek is de gangbare en huidige ideeën te herkennen. Je moet de actuele toestand kunnen inschatten en bepaalde informatie hierover kunnen onderscheiden. Dan kan je met een volgende techniek de gangbare ideeëen veranderen door vermijding. Deze techniek wordt grondig beschreven met enkele voorbeelden. Tijdens het lateraal denken is het belangrijk om niet in de verleiding te komen te beoordelen, te evalueren en te bekritiseren. In dit verband is de rol van de voorzitter van een sessie lateraal denken belangrijk en in het proces moet verandering en discontinuïteit gebracht worden. Dit leidt tot totaal nieuwe ideeën en nieuwe concepten. Het proces kan veranderd worden van binnenuit, bv. door de huidige ideeën om te keren, of van buitenaf door bv. een willekeurig woord te relateren aan het probleem.
Dan gaat de auteur in op het formele kader. Om tot een goed lateraal denken te komen wordt een nieuwe functie toegevoegd, nl. PO. Het is een hulpmiddel dat de functie van ja/nee vervult in het logische denken. PO geeft aan dat bepaalde denkpistes niet onmiddellijk mogen worden geschrapt, ze worden in beraad gehouden. De Bono bekijkt hoe je je kan trainen in deze techniek. Afhankelijk van het gestelde probleem zal het lateraal denken variëren. Het kan gebruikt worden voor probleemoplossing. Je kent de beginen de eindtoestand. Een andere mogelijkheid is de vormgeving, waarbij je de begintoestand kent en zoekt naar een eindtoestand. Het moeilijkste is echter de vernieuwing, gezien je daarvan alleen weet dat de huidige toestand gewijzigd dient te worden. De auteur gaat ook in op de vraag voor wie lateraal denken bedoeld is en op welke manier deze mensen vertrouwd gemaakt kunnen worden met het proces. Als laatste wijst hij ook op de gevaren die tijdens het denkproces aanwezig zijn.
Dit is een uitstekend boek, dat zeker in de bedrijfswereld bruikbaar is. Het geeft aan hoe men vanuit gegevens tot informatie komt. Het taalgebruik is eenvoudig en vlot, de opbouw uitstekend. Een leidraad.
[Nicole Leynen]
Element, 255 p., ill., 990 F
ISBN 90-5689-047-6
| |
| |
| |
Mary Bragg
Invloed en macht
366.4 / Management / Arbeids- En Organisatiepsychologie
Momenteel maakt de wereld een omwenteling door die managers dwingt ernstig na te denken over een aantal principes die de grondslag van hun organisaties vormen. Zgn. zachte vaardigheden die verband houden met visie, waarden, netwerken, onderhandelen enz. treden meer en meer op de voorgrond en verdringen de oude, nogal autoritaire eigenschappen van de manager. In een zevental hoofdstukken onderzoekt de auteur een aantal aspecten van het fenomeen. Zij gaat na waarom de effectiviteit van het formele gezag drastisch is getaand en beïnvloedingsvaardigheden een centrale plaats zijn gaan innemen in het repertoire van technieken en strategieën dat managers nu nodig hebben. Verder laat zij zien hoe je een beter inzicht verkrijgt in het beïnvloedingsproces en bespreekt zij de complexe relatie tussen macht en invloed. Daarna presenteert zij de vier belangrijkste stappen om een invloedrijk manager le worden: ken jezelf, bepaal wie je doelwit is, maak een diagnose van het systeem, het verband tussen het zgn. verborgen systeem van de organisatie en het succes van beïnvloedingsgedrag, en neem uiteindelijk een beslissing over de te volgen strategie en tactiek. Hier onderzoekt de auteur of een harde strategie beter is dan een zachte. Zij laat zien dat zachte strategieën de voorkeur verdienen en weidt uit over acht belangrijke tactische wapens voor beïnvloeding. In een laatste hoofdstuk behandelt zij de fasen waarlangs je een virtuoos wordt in het aanwenden van invloed.
Hieruit blijkt dat het gaat om een praktisch bock maar ook om een uitmuntend werk, sterk aan te bevelen als nuttige lectuur voor moderne managers. Het betoog wordt ondersteund met tal van praktische gevallen evenals met een uitgewerkt basisvoorbeeld. Buiten de eigenlijke tekst bevat het werk een aantal samenvattingen, vragenlijsten voor zelfevaluatie evenals vragen die controleren of alles begrepen werd, lijsten met aandachtspunten en lijsten met actiepunten.
[Edgard Andrics]
Contact, 263 p.. 900 F
ISBN 90-254-2130-X
| |
Jessica Lipnack, Jeffrey Stamps
Virtuele teams
366.4 / Teamwerk
Over werken in teamverband is reeds een overvloedige literatuur bijeen geschreven. Maar de snelle verspreiding van netwerken en de bloei van elektronische communicatie, op niveau van organisaties, groepen, clusters of in het wereldwijde kader van internet heeft een nieuw feit geschapen: het virtuele team. Afstandelijke samenwerking opent nieuwe perspectieven, maar vereist een nieuwe samenwerkingscultuur en regels die het wegvallen van rechtstreekse persoonlijke contacten compenseren. De auteurs trachten in dit boek hun jarenlange ervaring met virtuele teams te vatten in een conceptueel raamwerk, ondersteund door een algemene systeemtheorie. Virtuele teams kunnen uitzonderlijke resultaten opleveren, maar vormen zeker geen wondermiddel. In eerste instantie hebben zij te kampen met dezelfde moeilijkheden als fysieke teams, soms in de overtreffende trap. Met een aantal bijkomende complicaties die voortvloeien uit het doorkruisen van ruimte en tijd, het samenwerken met onbekenden die soms een heel verschillende culturele achtergrond hebben en verschillende talen spreken. Het is niet evident in die omstandigheden een coherent en doelgericht groepgevoelen te smeden. In veel gevallen is een langdurig proces van trial and error onvermijdelijk en moet er voortdurend bijgestuurd worden om te beletten dat het project doodbloedt of ontspoort. Bijsturing die op zichzelf ook al geen evidentie is. In het eerste luik wordt ingegaan op het verschijnsel van virtuele teamvorming. Het tweede deel bundelt een brede waaier praktijkgevallen en de wijze waarop virtuele samenwerking ontstaat en vorm krijgt. Waarbij elk hoofdstuk afgesloten wordt met conceptuele beschouwingen en modellen. Uit het geheel worden richtlijnen gedistilleerd voor het opzetten en beheren van virtuele teams. Tenslotte wordt ingegaan op de betekenis van virtuele samenwerking in een breder maatschappelijk perspectief en de impact die de veralgemening van het verschijnsel wellicht zal hebben op
de organisatie- en samenlevingscultuur, o.m. door het op de helling zetten van bureaucratische en hiërarchische geledingen, de decentralisatie van de werkplek en de democratisering van informatie en kennis.
Het boek kan vanuit verschillende oogpunten gelezen worden. Het biedt inzichten, ervaringen (praktijkgevallen), theoretische en praktische besluiten. De nieuwigheid en de actualiteit van het verschijnsel garanderen in se reeds boeiende lectuur, de vlotte, zakelijke stijl zorgt voor prettig lezen. Enige relativering is wenselijk ten opzichte van het Amerikaanse managementdenken, dat de lezing van de praktijkgevallen en de theoretisering ervan zichtbaar dooradert. Een aanrader voor wie de ingrijpende ontwikkelingen wil volgen in een wereld die steeds duidelijker in het teken van de ICT (Informatie- en communicatietechnologie) evolueert. Het boek bevat een uitgebreid notenapparaat en wordt afgesloten met een namenregister.
[Marcel Bulckaert]
Contact, 254 p., ill., 1300 F
ISBN 90-254-2110-5
| |
Schriftelijke communicatie
374.2 / Handelscorrespondentie; Nederlandse Taal
Deze uitgave is een cursus schriftelijke communicatie voor allround medewerkers van bedrijven en andere organisaties die zich willen bijscholen of hun kennis op peil willen houden. Het is uitgegeven door Cevora, het vormingscentrum van het ANPCB (Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden in Brussel).
Het is een interessante schrijfcursus geworden, omdat de theorie tot een minimum is beperkt en er vooral aan de hand van voorbeelden praktische tips worden gegeven over hedendaagse (handels)correspondentie. Hoofdstuk één definieert het begrip ‘handelscorrespondentie’. In het tweede hoofdstuk ‘Regels van een klare taal’ word je vertrouwd gemaakt met de valkuilen op het niveau van het woord en de zin: moeilijke, abstracte, lege woorden, dubbele ontkenningen, congruentie, samentrekking. Het is maar een greep uit de boeiende paragrafen. Telkens worden goede en slechte voorbeeldzinnen gegeven, makkelijk te herkennen aan een icoontje met de duim omhoog of omlaag. In het hoofdstuk ‘De verschillende soorten brieven’ verneem je meer over hoe je een klacht beantwoordt, verkoopbrieven opstelt, inlichtingen vraagt of verstrekt, iemand uitnodigt. Er worden degelijke schema's geserveerd voor de indeling
| |
| |
van de brieven en de tips zijn erg relevant. De auteurs werken weliswaar nog niet met de modernste methode binnen handelscorrespondentie. nl. de bouwplannen, maar hun schema's benaderen ze erg dicht. De slothoofdstukken behandelen achtereenvolgens ‘De indeling van de zakelijke brief’, ‘Notuleren en verslagen maken’, ‘Indelen en schrijven van documenten’, gebaseerd op de BIN-normen. Aan de hand van 50 voorbeeldzinnen worden de angeltjes in de grammatica aangetoond en in bijlage vind je nog een totaaloverzicht van de regels van de nieuwe spelling.
Voor wie op korte tijd en op een degelijke manier zijn kennis omtrent schriftelijke, zakelijke communicatie wil bijspijkeren, is deze uitgave een godengeschenk. De materie is erg praktisch benaderd. en daardoor uiterst gebruiksvriendelijk. Ook voor het secundair onderwijs bevat deze cursus interessante voorbeeldbrieven en oefeningen.
[Hilde Lauwers]
Garant. 147 p., ill., 490 F
ISBN 90-5350-665-9
Onder de noemer ‘Japan begrijpen’, publiceerde ‘Intermediair’ (1998, Nr.27) een bijdrage van Guido Eekhaut over het boek De kaisha van N. Yoshiniura en P. Anderson, waarin gepeild wordt naar de achtergronden en motieven van de middenmanagers van de Japanse ondernemingen. ‘De Japanner volgt voorbeelden na’ bloklettert het artikel. Blijkt dat wat voor ‘een buitenstaander een verniewing lijkt [...] voor een Japanner een verbetering’ is. ‘De Japanse manager wordt doorgaans geprezen om zijn vermogen om in harmonie te leven met zijn concurrenten. Anderzijds lijkt hij in staat van het ene moment op het andere er totaal tegengestelde principes op na te houden. Dat komt omdat voor Japanners alles gebonden is aan context, en hun grootste zorg erin bestaat aan de verwachtingen van anderen te voldoen’. Door vast te houden aan ‘een subjectief waargenomen context’ i.p.v. een ideologische en logische verzameling regels lijken ‘gedrag en strategie van Japanners en hun bedrijven’ onverklaarbaar. De kaisha brengt verheldering.
| |
Erik Van Vooren
Telemarketing
369.3 / Telemarketing
Dit boekje wil bedrijfsleiders en commerciële medewerkers een inzicht geven in de kansen, uitdagingen en professionele aanpak van de telefoon, een van de belangrijkste communicatiemedia van vandaag, als marketing- en verkoopinstrument. Het eerste deel geeft de stand van zaken en trends in het professionele zakendoen met de telefoon. Beter en professioneel gebruik van dit instrument is hier de kerngedachte. Het tweede deel geeft toepassingen van telemarketing. De resultaten zijn steeds afhankelijk van het volharden. Deel drie behandelt telemarketingtechnieken. Mensen en middelen komen aan bod. Doordacht en planmatig opgevat biedt dit boekje bedrijven, die de noodzaak inzien zich grondig te bezinnen over de manier waarop telefooncommunicatie momenteel verloopt en vooral wat de nieuwe opportuniteiten zijn, de kans een vertrouwd instrument te ontdekken als medium bij marketing en verkoop.
[Walter van Dessel]
Roularta, 112 p., 875 F
ISBN 90-5466-316-2
| |
Noboru Yoshimura, Philip Anderson
De kaisha
360.8 / Zakenleven, Ondernemingen; Japan
Het naoorlogse economische mirakel bezorgde het land van de rijzende zon een topplaats tussen de wereldmachten. De basis van het succes werd verondersteld in de typische bedrijfsgeest te zitten. Menig schrijver inspireerde zich op het bedrijfsleven aldaar, in de hoop om ook voor elders bruikbare modellen te distilleren. Een samenhangend stramien bestaande uit zin voor traditionele waarden, groepsgeest en vooral de typische Japanse managementstijl blijken steeds in desbetreffende literatuur weer te keren. Uit ontevredenheid met deze stereotiepe beelden van de Japanse sarariiman, de salarisman of witteboordenwerker, wilden de auteurs van De kaisha een beeld brengen vanuit de positie als insider. De bestemming om ambtenaar of salarisman te worden, komt reeds tot uiting in de Japanse middelbare school. Alleen een goede school en een goede universiteit openen de deur tot bepaalde topinstellingen en bedrijven. Niet zozeer persoonlijk talent of kennis, maar de faam van de onderwijsinstelling bepaalt de carrière in Japan. Vnl. het interveniëren door de kennissenkring van seniors, oud-studenten, geeft opening tot een loopbaan bij een welbepaald bedrijf. Ook in het privé-leven staat de controle en invloed door het bedrijf centraal. Werknemers gedragen zich niet zozeer aan de hand van expliciet geformuleerde regels, maar eerder op basis van het imiteren en navolgen van hun oversten. Een juist gedrag is dan ook belangrijker dan de resultaten die men zou boeken ten koste van elk voorgeschreven formalisme. De alom geroemde discipline en consensus bij groepsbeslissingen is in de realiteit dikwijls een vermomming om pijnlijke situaties en gezichtsverlies van de oversten te voorkomen. Niet het totale bedrijf, maar het departement waarbinnen een werknemer zit, draagt zijn bekommernis. De sociale druk van de groep stuurt het denken, doen en laten van het groepslid. Het is dan ook opmerkelijk dat er ook
een gelijkaardige gedragscode tussen zelfs concurrerende bedrijven bestaat om gezichtsverlies te vermijden. Dit laatste uit zich bij strategieën tegenover marktaandeel en het navolgen van economische politiek. Het langetermijndenken zoals toegeschreven aan Japanse bedrijven is eveneens gebaseerd op een westerse misvatting en eerder symbolisch. Het laatste hoofdstuk, ‘Het gezichtspunt van een buitenstaander’, is vanuit vergelijkend oogpunt meer dan boeiend. Het betreft de ervaringen van Japanse werknemers die hun Japans bedrijf verlieten om dan aan de slag te gaan in een westers bedrijf.
De kaisha is gebaseerd op interviews met Japanse bedienden aangevuld met de eigen ervaringen en uitgebreide studie van relevante literatuur. Het werk maakt komaf met vele clichés van het nijvere en zorgzame Japanse bedrijf en zijn familiegeest. Met respect voor de nuances van bepaalde Japanse terminologie zijn deze onvertaald behouden. Een grondige beschrijving en verklaring van deze termen is voorzien in de teksten en in de aparte bijlage. Van alle cultuur en mystiek ontbloot, brengen de schrijvers een keurig beeld van het organisatiegedrag in de Japanse onderneming. Het werk is zeer goed gedocumenteerd en verwijst
| |
| |
nadrukkelijk naar referentiewerken, wat bijdraagt aan de wetenschappelijke ernst waarmee het geschreven is. Een waardevol boek voor wie zich wil verdiepen in de Japanse bedrijfswereld.
[Dirk Wouters]
Contact, 272 p., 1590 F
ISBN 90-254-2090-7
| |
390 - Recht
Gonzales d'Alcantara, R. Wardenier
De socio-professionele statuten uit de sociale zekerheid in België 396.8 / Sociale Zekerheid; België
Terwijl door vergrijzing en werkloosheid het aandeel van de uitkeringsgerechtigden in de samenleving toeneemt, neemt het aantal bijdragenden of werkenden niet evenredig toe. Deze evolutie zet het sociale zekerheidsstelsel sterk onder druk en doet vragen rijzen over de houdbaarheid van het huidige systeem. Daarom gaf het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu een aantal wetenschappers een tiental jaar geleden de opdracht een model te ontwikkelen dat moet toelaten toekomstige demografische en socio-economische evoluties weer te geven. De beleidsmakers zouden zo kunnen anticiperen op de door de onderzoekers voorgestelde trends. Die titanenarbeid mondde uit in dit lijvige boek vol tabellen en grafieken, die je ook terugvindt op een bijhorende interactieve cd-rom.
Het boek bestaat uit een groot aantal projecties en beschrijvingen van het huidige en toekomstige aantal bijdrageplichtigen en uitkeringsgerechtigden per geslacht en leeftijd. Aan de hand van observaties van 1972 tot 1995 is men erin geslaagd toekomstscenario's op te stellen tot het jaar 2050. Die scenario's zijn een combinatie van demografische projecties, die het resultaat zijn van berekeningen met simulatiemodellen en veronderstellingen betreffende de economische groei. Hoe evolueert de bevolking? Hoe zal de verhouding zijn tussen de rechthebbenden en de werkenden? Om hoeveel werklozen en gepensioneerden zal het gaan? Hoeveel mensen zullen recht hebben op kostencompenserende vergoedingen (bv. kinderbijslag)? De auteurs evalueren die tendenzen en duiden de punten aan, die doorslaggevend zijn voor het toekomstig sociaal beleid. Door het erg gespecialiseerde en beleidsondersteunende karakter is dit boek niet meteen bruikbaar voor de leek. Toch zou het jammer zijn mocht dit belangwekkende en boeiende werk alleen maar een kringetje van specialisten bereiken. Een toegankelijke en compactere versie zou daarom zeker geen slecht idee zijn.
[Koen Vandebos]
Garant, 393 p., ill. + cd-rom, 2300 F
ISBN 90-5350-634-9
| |
Het huurboek
397.65 / Huurrecht; België
De wet van 13 april 1997 en de Vlaamse Wooncode ter bewaking en bevordering van de woningkwaliteit bieden huurders, vooral ook de huurders met een sociaal zwakke positie, mogelijkheden om die positie te verbeteren. Voorwaarde is dat ze de huurwetgeving kennen of minstens weten waar ze om advies kunnen vragen. De Vlaamse Huurdersbonden en het Vlaams Overleg Bewonersbelangen hebben in Het huurboek vrijwel alle aspecten die met het huurcontract en de positie van huurder te maken hebben, op een duidelijke en overzichtelijke manier samengebracht. Inzake wetgeving behandelen ze eerst de wetsbepalingen die van toepassing zijn op de huur van onroerende goederen in het algemeen: huurovereenkomst, waarborg, plaatsbeschrijving, rechten en plichten van de betrokken partijen, onderhoud en herstellingen, huurprijs, kosten en lasten, einde van de huurovereenkomst. Daarna behandelen ze specifiek de woninghuurwet: het ontstaan van de wet, kwaliteitsnormen en renovatiehuurcontract, duur en beëindiging van de huurovereenkomst, huurprijs, kosten en lasten, waarborg, onderhuur en overdracht. Wie huurt, kan problemen krijgen en betwistingen: er zijn diverse mogelijkheden om betwistingen aan te pakken en te beslechten. Tenslotte biedt de Vlaamse Woningcode mogelijkheden om wat te doen aan de kwaliteit van de woningen.
Het huurboek is een degelijk naslagwerk voor al wie met huurproblemen te maken krijgt. Als bijlage bevat het de indexcijfers, de artikelen uit het burgerlijk wetboek, een aantal modelbrieven, adressen van en inlichtingen over de huurdersbonden. Een werk dat zeker beschikbaar moet zijn in elke openbare bibliotheek en op de werkplek van wie professioneel met huren te maken krijgt.
[Louis de Groof]
EPO, 391 p., 698 F
ISBN 90-6445-068-4
| |
Mike de Mulder, Mark Morren
De zaak-Dutroux van A tot Z
395.69 / Zaak-Dutroux
Iets meer dan twee jaar geleden, nl. op 12 augustus 1996, werd Marc Dutroux opgepakt samen met zijn echtgenote Michèle Martin en zijn handlanger Michel Lelièvre. Het was het begin van een schokgolf die heel België deed daveren. De Belgische instellingen en meer bepaald de werking van de gerechtelijke wereld en de politiediensten, worden sindsdien steeds meer in vraag gesteld. In dit boek over de zgn. zaak-Dutroux brengen twee radiojournalisten alle gebeurtenissen nog eens minutieus in kaart. Door alle feiten op een rij te plaatsen, zetten ze nog meer het falen van de politiediensten in de verf. Het is werkelijk onvoorstelbaar hoeveel grove fouten er werden gemaakt in de respectieve dossiers van de verdwenen en vermoorde kinderen. In hun boek behandelen de auteurs niet alleen de affaires rond Dutroux, maar ook de verdwijning van en moord op Loubna Benaïssa. Uiteraard komen de twee rapporten van de parlementaire commissie-Dutroux eveneens uitvoerig aan bod. Vooral de conclusies van het tweede rapport, waarin de mogelijke bescherming werd onder- | |
| |
zocht, stelden de publieke opinie zwaar teleur. Er waren verwachtingen gecreëerd dat er namen gingen vallen. Toch wijzen de auteurs er terecht op dat de commissie het niet mocht hebben over strafrechtelijk gedefinieerde begrippen zoals corruptie. Als ze aanwijzingen of bewijzen daarvan vond, moest de commissie die doorspelen naar het gerecht. De auteurs stellen dan ook zeer terecht: ‘Het betekent ook dat het tweede rapport van de commissie-Dutroux niet de hele waarheid kan blootleggen’. Daarvoor moet immers eerst het proces plaatsvinden, waardoor er nog andere zaken naar voren kunnen komen. Bovendien worden in het tweede rapport van de commissie toch nog een aantal pertinente vragen gesteld, waarop nog steeds geen duidelijk antwoord is gegeven. Het is bv. intrigerend hoe tipgever J.J. Feron reeds in 1995 aan de gerechtelijke politie van Brussel signaleerde dat
hij Mélissa Russo had herkend in een fotoboek van een Duitse pedofiel. De zgn. ‘connexe’ dossiers van de X-getuigen - Regina Louf is de bekendste - komen in dit boek eveneens uitvoerig aan bod. De auteurs hebben dit kluwen dat doordrongen is van desinformatie, vrij helder uit elkaar gerafeld. Tenslotte gaan Mike de Mulder en Mark Morren het delicate onderwerp van de persreacties niet uit de weg. Dat heel wat journalisten zich in deze dossiers vergaloppeerd hebben, staat buiten kijf. Tot slot behandelen de auteurs de maatregelen die door de regering werden genomen als gevolg van aanbevelingen van de commissie-Dutroux (o.m. de politiehervorming). Het boek rondt af met een handig chronologisch overzicht. Dit vlot leesbaar en vrij volledig overzicht van de zaak-Dutroux is een zeer praktisch en nuttig werkinstrument voor al wie deze zaak op de voet wil volgen.
[Jan Geeraerts]
Icarus, 238 p., 695 F
ISBN 90-02-20662-3
| |
Ivo De Weerdt e.a. (red.)
Zeerecht, grondbeginselen van het Belgisch privaatrechtelijk zeerecht, deel 1
396.23 / Zeerecht
Het is reeds vele jaren geleden dat het Nederlands zijn intrede deed in de maritieme rechtspraak. Toch is dit werk - ondanks het feit dat zeerecht ook aan de Vlaamse universiteiten wordt gedoceerd - het eerste Nederlandstalig algemeen standaardwerk over het Belgische zeerecht. In de algemene inleiding bestempelt prof. L. Tricot het verschijnen van dit boek dan ook terecht als een mijlpaal in de geschiedenis van het Belgische zeerecht. Het feit dat het werk verschijnt op een ogenblik dat de Belgische zeevaartwetgeving vrijwel volledig is afgestemd op de internationale normen, maakt de publicatie nog interessanter, vooral omdat de behandelde materie als een coherent en enigszins afgerond geheel kon worden behandeld. De inhoud van het eerste deel werd zelfs up-to-date gehouden tot 1 december 1997, hetgeen de actualiteitswaarde van dit voortreffelijke werk meteen ten goede komt.
De algemene inhoud van dit tweeluik werd opgedeeld in 24 hoofdstukken, waarvan er reeds negen worden behandeld in deel één. Voorafgaand aan deze hoofdstukken bevat het eerste deel zowel een handige lijst met definities, als een lijst met de gehanteerde afkortingen. De algemene bibliografie (achteraan), die de specifieke bibliografieën per hoofdstuk en/of per afdeling aanvult, bevat uiteraard ook de verwijzingen naar de (Franstalige) standaardwerken van de auteurs De Smet, Smeesters en Winkelmolen, waarover prof. Tricot in de inleiding opmerkt dat deze hun referentiewaarde, ook met het verschijnen van deze uitgave, zullen blijven behouden.
Aangaande de inhoud zelf kan enkel gezegd worden dat deze zowel in concept (inhoud beide deelwerken), als in de concrete uitwerking ervan (voorlopig deel één) erg volledig en zeer degelijk overkomt. De degelijkheid van het werk wordt trouwens voldoende gegarandeerd door de schare eminente co-auteurs die de redactionele auteur, Ivo de Weerdt, hebben bijgestaan bij de totstandkoming van deze uitzonderlijke uitgave. Naast de bibliografieën, de opsomming van de gepubliceerde overzichten van de desbetreffende rechtspraak en de veelvuldige voetnoten die verwijzen naar de geciteerde rechtspraak (1930-1997) - ook van niet gepubliceerde arresten en vonnissen! -, geeft het werk ook nog de volledige opgave van alle wetten en verdragen die betrekking hebben op de materie. Tenslotte gebeurt de algemene ontsluiting via een behoorlijk uitgewerkt register, waarbij de cijfers achter de trefwoorden verwijzen naar de nummers van de verschillende paragrafen in de tekst.
Met deze uitgave werd een kwalitatief hoogstaand referentiewerk voor de toekomst gerealiseerd, hét Nederlandstalige naslagwerk voor juristen, maritieme experts en studenten maritieme wetenschappen. Maar ook leken, die vertrouwd willen geraken met het Belgische zeerecht, kunnen erin terecht.
[Flor Franssens]
ETL, 5088 F
| |
Dirk De Wilde
Hoe ziek is de Belgische gezondheidszorg
396.83 / Ziekte- En Invaliditeitsverzekering; België Gezondheidszorg; België
Journalist Dirk de Wilde volgt reeds sinds 1991 de evolutie van de ziekteverzekering in ons land, eerst vanuit de politieke redactie van de ‘Financieel Economische Tijd’ en daarna vanuit die van ‘De Morgen’. Met zijn boek heeft hij twee ambities. In deel één wil hij een gids zijn voor mensen die in de ziekteverzekering terechtkomen als zieken of als werkenden. In deze optiek legt hij niet de administratieve voorschriften uit die men moet volgen, maar wel de logica die achter het systeem schuilgaat. In deel twee wijst hij de grote lijnen van het systeem aan en op deze manier maakt hij je wegwijs in dit hopeloos ingewikkelde systeem zodat je je in discussies niet laat beetnemen door valse argumenten of standpunten.
In het eerste deel gaat het over de huidige plaats van de ziekteverzekering in het geheel van de sociale zekerheid en hoe het systeem gegroeid is. In het tweede deel heeft de auteur het over de toekomst van de Belgische gezondheidszorg: welke uitdagingen zich aandienen en de verschillende mogelijkheden om ze te beantwoorden. Het omvangrijkste hoofdstuk is het laatste, waarin uiteengezet wordt wat er in ons land reeds gebeurd is en wat er nog
| |
| |
moet gedaan worden om de gezondheidszorg efficiënter te maken.
De uiteenzetting is in een vlotte journalistieke tekst gegoten zonder statistische gegevens en grafieken. Zelfs de bronvermeldingen ontbreken doorgaans. Cruciale begrippen worden achteraan verklaard.
[Edgard Andries]
Van Halewyck, 165 p., 598 F
ISBN 90-5617-146-1
| |
410 - Psychologie
Guy Claxton
Hazenbrein en schildpadgeest
415.4 / Intelligentie / Intuïtie
De ondertitel van Hazenbrein en schildpadgeest vat de doelstelling kort en duidelijk samen: ‘intelligenter worden door minder te denken’. Waarom zou dit geen interessante opgave zijn? Het boek spoort dus meteen aan om te onderzoeken in hoeverre het praktisch haalbaar is en wat onmiddellijk of op termijn de voordelen kunnen zijn. Claxton gaat ervan uit dat we meestal weinig vertrouwen hebben in vaagheid, dubbelzinnigheid en intuïtie. We kiezen er in veel situaties voor om een helder, eenduidig oordeel te geven, gebaseerd op rationele argumenten. Wat we willen is controle en snel resultaat. Dankzij dit hazenbrein zijn we verantwoordelijk voor wat we ‘intelligent gedrag’ noemen. Dit vinden we de beste manier om ons te handhaven in deze snel veranderende, veelzijdige en ingewikkelde wereld. Niettemin ervaren we situaties waarin we, ondanks ons intelligent gedrag, falen. We weten allemaal dat er ook problemen bestaan waar harde logica niet de beste oplossing biedt, als ze al een oplossing oplevert? Je kunt ook te veel denken.
Dit boek is een pleidooi voor een andere denkhouding: laat het onderbewustzijn en de intuïtie meer meespelen in het dagelijks leven, waarin je voortdurend moet kiezen en beslissen. Neem meer afstand van het hazenbrein en doe beroep op de schildpadgeest. Geduld en intuïtie primeren zo op logica en argumentatie. Gewoon eens wachten op een antwoord blijkt soms meer op te leveren dan het forceren ervan. Aan de hand van wetenschappelijk onderzoek en vele voorbeelden toont auteur Guy Claxton aan dat de schildpadgeest superieur kan zijn.
Onderwerpen die in dit boek aan bod komen: snel en langzaam denken, basisintelligentie via het leren door osmose, hoe het denken het leren in de weg kan staan, intuïtie en creativiteit, de schone kunst om een idee voldragen ter wereld te brengen, ratio en intuïtie als tegenstanders en bondgenoten, de onbewuste perceptie, het hinderlijk zelfbewustzijn, het brein achter de operatie, de bewustwordingsdrempel en de elementaire wijsheid. Hazenbrein en schildpadgeest is een leesbaar, intrigerend, geestig en inspirerend boek.
[Patrick Vanhaecke]
Contact, 336 p., 995 F
ISBN 90-254-2409-0
| |
Kate Figes
En dan ben je moeder
418.12 / Moederschap
Zwangerschap is een geliefd onderwerp in boekenland. Elke maand verschijnen er weer nieuwe uitgaven over het wel en wee van een zwangere en ook baby- en kinderverzorging wordt breeduit beschreven. Maar de essentie van al deze veranderingen, het moederschap, komt er meestal maar bekaaid af. Behalve de obligate opmerkingen dat ‘het nog even zal duren voordat je lijf zich weer hersteld heeft’ en enkele vage verwijzingen naar postpartumdepressie, blijft het meestal een onaangeroerd onderwerp. En dan ben je moeder van Kate Figes is dan ook de langverwachte aanvulling op alle baby- en kinderboeken. Moeders met angsten, frustraties, paniekaanvallen, berusting, moeders die genieten, gelukkig zijn, zich eindelijk in evenwicht voelen met zichzelf en de wereld. Alle aspecten van het moederschap komen aan bod, zonder in roze wolken te verdwijnen of ten onder te gaan aan zielig zelfbeklag. Moederschap is werken, hard werken, maar de uiteindelijke conclusie is ook dat het zeer de moeite waard is. In 10 hoofdstukken behandelt Figes alle facetten van het leven die veranderen na de komst van een kind (gezondheid, werk, emoties, uitputting, seks, relatie met je partner, vriend(inn)en, familie enz.): op onderhoudende wijze wordt het eeuwige verhaal van het moederschap verteld door honderden vrouwen. Figes zelf vult aan met historisch-sociaal commentaar, om moederschap, werkende moeders, borstvoeding en wat dies meer in een bredere context te plaatsen. Door haar verwijzingen naar situaties in andere landen of andere tijden, wordt alles correct gerelativeerd, zonder daarmee te willen zeggen dat vrouwen in het westen alleen maar verwende poppetjes zijn die niet zouden moeten zeuren. Het boek bevat een uitgebreide lijst noten en aanbevolen literatuur, en een aantal adressen (helaas allemaal in Nederland), zodat verdere zelfstudie ook tot de mogelijkheden behoort.
[Sophie van de Wouw]
Kosmos-Z & K, 287 p., 700 F
ISBN 90-215-3383-9
| |
Renée Maas
Runen, het eeuwige orakel
427.9 / Runen / Waarzegging
Runen zeggen de doorsnee mens niet veel. Hoogstens denkt hij erbij aan dobbelstenen. Nochtans ligt de basis van de runen in onze eigen bodem. Zij werden gebruikt door de Germanen, de Gothen, de Vikingen en de Angelsaksen. De runen zijn in de eerste plaats schrifttekens, net zoals ons alfabet. Daarnaast heeft ieder teken ook een eigen magische waarde. Elke rune geeft dus iets weer van wat in die tijd belangrijk was. Dit geeft een uniek beeld van een volk waarvan nauwelijks geschriften bewaard zijn gebleven.
Net zoals tarot en de I Ching worden de runen gebruikt als orakel. De auteur leert hoe je zelf die runetekens kan maken en hij laat niet na om te benadrukken dat daar niet overdreven moeilijk moet over gedaan worden. De gemakkelijkste manier blijkt met hout te zijn. Vervolgens toont zij aan op welke wijze de runen dienen gelegd of geworpen te worden. Daarna komt het moeilijkste: het lezen van de runen. De modale westerling ziet doorgaans geen verband
| |
| |
met de huidige gangbare tekens. Ook de benamingen zijn ongekend en zelfs onuitsprekelijk. Daarom lijkt alles zo vreselijk moeilijk. Gelukkig spant de auteur zich in om alles structureel en in verstaanbare taal weer te geven, waarin zij doorgaans wel slaagt. Er worden uiteindelijk enkele voorbeelden van leggingen en worpen weergegeven, zodat je meer inzicht krijgt in de werking. Het boek geeft niet alleen een duidelijk beeld weer van de betekenis van deze tekens, maar het geeft ook een historische bagage mee. Of runen ooit zo populair worden als tarot of I Ching, valt te betwijfelen. Voor wie het niet altijd gemakkelijk moet zijn, zijn de runen echter een aanrader.
[Paul van den Ouweland]
Kosmos, 176 p., ill., 700 F
ISBN 90-215-3110-0
| |
Frank J. Sulloway
De rebel van de familie
418.2 / Gezin; Ontwikkelingspsychologie
Als wetenschapshistoricus heeft F.J. Sulloway heel wat gepubliceerd over Darwin. Ook in dit boek over de invloed van de plaats in de kinderrij heeft Darwin een centrale plaats. Waarom hebben sommige radicale denkers het talent om de in hun tijd heersende meningen af te wijzen? Waarom zetten sommigen tijdens radicale revoluties snel hun oude, onjuiste denkwijzen aan de kant, terwijl anderen koppig vasthouden aan het heersende dogma? De verschillende plaats in de kinderrij en de gezinsdynamiek die daarmee samenhangt, is volgens de auteur de beslissende factor. Vanuit een darwinistisch standpunt is persoonlijkheid het repertoire van strategieën dat ieder individu ontwikkelt bij zijn pogingen om zijn jeugd te overleven. De meeste van deze strategieën zijn van broers en zusters die op het vergroten van de aandacht van de ouders zijn gericht. Kinderen reageren niet hetzelfde op de wereld om zich heen. Bij eenzelfde gezinsachtergrond en dezelfde historische omstandigheden conformeren sommige kinderen zich aan de status quo, terwijl anderen besluiten in opstand te komen. De auteur vindt bewijsmateriaal voor deze visie in psychologische onderzoeken, maar ook in de algemene geschiedenis (o.a. de Franse Revolutie en de protestantse Reformatie) en de wetenschapsgeschiedenis. In de laatste vijf eeuwen blijkt plaats in de kinderrij de constantste voorspeller van revolutionaire geneigdheid te zijn. Hier ligt de originele invalshoek van deze studie.
Sulloway slaagt erin historische feiten psychologisch te duiden en psychologische wetmatigheden historisch te illustreren. Hij gelooft overigens dat binnen de geschiedeniswetenschap winst kan worden geboekt door methoden van de gedragswetenschappen te gebruiken voor het toetsen van historische hypothesen, die eerder grotendeels op basis van geloofwaardigheid zijn aanvaard. In een bijlage wordt een korte inleiding in de statistiek gegeven, die het mogelijk moet maken de talrijke tabellen met correlaties tussen plaats in de kinderrij en revolutionaire gezindheid te begrijpen. Al kan met statistiek alles bewezen worden, toch is dit een overtuigende studie. Dit boek heeft ook een cultuurhistorische betekenis.
[Rik Belmans]
Prometheus, 534 p., ill., 1300 F
ISBN 90-5333-591-9
| |
Elizabeth Wurtzel
Bitch
418.12 / Vrouwen; Psychologie / Rollenpatronen; Vrouwen
Dit boek is afwisselend vervelend, herhalend, aangrijpend, irriterend, rauw, ontroerend, gewelddadig, maar onwaarschijnlijk eerlijk. Wurtzel mag dan overal afgebeeld worden als een seksbom, een hoer, een orkaan, een prozacpromotor; ze heeft één enkele hartstochtelijke boodschap, die ze in alle toonaarden, kleuren en geuren vertelt. Leven als vrouw is alle keuzes durven nemen, alle consequenties daarvan durven doortrekken, je niet laten leven. Dan ben je wel een bitch, een heks, een kreng, ga je misschien aan de drugs of tracht je zelfmoord te plegen, maar het leven is de moeite waard geleefd te worden. Jij zelf bent de enige aan wie je verantwoording bent verschuldigd. Het feminisme van de laatste decennia heeft veel goeds gedaan, maar is totaal voorbijgegaan aan de kracht - de positieve en de negatieve kracht van de seksualiteit. Vrouwen zijn seksuele wezens in een wereld die nog steeds toebehoort aan mannen. De seksestrijd is nog niet gestreden omdat vrouwen nog steeds geloven in de liefde en de verbinding, mannen geloven in seks en in het ontlopen van verbintenissen. Meisjes groeien op zonder vader. Tienermeisjes leren dat goede meisjes naar de hemel gaan, maar slechte meisjes overal komen. Ze willen alles, maar leven in angst, angst voor aids, angst voor geweld, angst voor de liefde.
Elizabeth Wurtzel is, net als deze tienermeisjes, gefascineerd door de godinnen van het scherm, de covergirls, de furies, de godinnen van de glamour, de bitches. Ze wil deze vrouwen analyseren, begrijpen, in een andere context plaatsen, zodat ze verschijnen als vrouwen die zichzelf en hun omgeving kunnen overstijgen, die steeds meer willen en er soms aan tenondergaan. De eerste bitch was Delila uit de bijbel: ze wordt beschreven als de eerste gewelddadige hoer, maar Wurtzel geeft ons een andere kijk op haar, evenals op vele andere ‘bitches’ van de geschiedenis. Ze doet dit aan de hand van een waterval aan materiaal, hoofdzakelijk uit Amerikaanse films, video's, glamourtijdschriften enz., 400 pagina's lang, soms moeilijk te volgen voor wie niet volledig vertrouwd is met de Amerikaanse scene. Wurtzel sluit dit overrompelend essay af met een bibliografie, enigszins verrassend voor iemand die eerder filmster en glamourgirl wil zijn dan schrijfster.
Ook als je alles uit dit boek vergeten bent, blijft haar slotbeschouwing nazinderen: ‘Het enige wat ik wil in mijn leven, wat ik zo ontzettend graag wil, is op een dag de kracht te hebben om vrij te zijn van het ressentiment en de woede die ik als het dekentje van Linus lang genoeg met me heb meegedragen, om een van de mensen te worden die beter is dan het ergste dat haar is overkomen. Wat zou ik graag die vrouw willen zijn’.
[Monika Triest]
Meulenhoff, 399 p., 900 F
ISBN 90-290-5264-3
|
|