Over het ontstaan van het huisdier
Wanneer je een biefstuk aan je vork prikt, maak je jezelf dan wijs dat deze laagstaande diersoort dankzij de nobele mens een goed leven heeft gehad? Of heb je toch maar de eerste beet ritueel geofferd om de goden gunstig te stemmen bij het verlies van deze ziel? Domesticatie houdt in dat we de oorspronkelijke versie van dit dier getransformeerd hebben en aangepast aan onze behoeften. De neolitische mensen selecteerden uit het wilde oerrund stapsgewijs die exemplaren die ze met steeds meer zekerheid en gemak in hun maag konden krijgen. Het huidige resultaat ligt in cellofaanpakjes in de supermarkt.
Achilles Gautier beschrijft alle aspecten van domesticatie in De gouden kooi. De dienstbaarheid aan de mens kende weinig grenzen. De Romeinen kweekten om ter dikste zevenslapers als delicatessen. Zweedse postbodes reden ooit hun ronde op elanden. Een stel Russische wetenschappers fokt zilvervossen als schoothondjes en er wordt gepoogd gedomesticeerde zebra's te fokken, die al wat van hun strepen aan het verliezen zijn. In de meest uiteenlopende gebieden en culturen komt er wel altijd iets van het dier te pas, dood of levend, volgens de heersende behoeften en inventiviteit van de mens en volgens de flexibiliteit van het dier. Ook planten zijn op specifieke eigenschappen geselecteerd, zoals bv. het gelijktijdig tot rijping komen van zaadkorrels, die op de aren blijven zitten, waardoor ze makkelijker te oogsten zijn. Gedurende de domesticatie gaat een dier typische verschillen met de wilde variant vertonen qua gedrag, hormonenhuishouding, metabolisme en vorm. Een gedomesticeerd dier is meestal sneller seksueel rijp, het groeit sneller, heeft brozere beenderen, meer variabele kleur van huid, pels en pluimen, een verminderd hersenvolume, meer vet in de spieren, toont minder intense gedragingen en meer pathologieën. Meestal kunnen ze grotere hoeveelheden voedsel opnemen en er meer profijt uit halen. En ze zijn gespecialiseerd in hetgeen waarin wij geïnteresseerd zijn: vlees, melk, wol, eieren, werkkracht, gezelligheid enz. Er wordt nu her en der gepoogd om uit verschillende gedomesticeerde vormen van het rund een benadering terug te fokken van het oerrund, met een relatief bevredigend resultaat. Dergelijke pogingen tot behoud van het genetisch materiaal van de rustieke huisdierrassen en hun vroegere vormen, is allicht een antwoord op het dreigende monopolie van koeien die enkel nog via een ritssluiting kunnen bevallen.
Hoe het hele domesticatieproces juist verlopen is, is slechts door enkele ingewijden te achterhalen, en dan nog met brokjes. De trukendoos die de archeozoölogen hierbij hanteren, is niet zo groot. Het komt erop aan de schaarse overblijfselen van een gedomesticeerd dier van een wilde variant te kunnen onderscheiden. Hiertoe worden de restjes nauwkeurig onderzocht op een reeks kenmerken die duiden op domesticatie: kleinere exemplaren, veranderingen in de horens van herkauwers, toename van de morfologische variabiliteit, frequenter voorkomen van pathologische symptomen (zoals overtollige tanden bij honden), brozer en minder compacter worden van de beenderen, een specifieke leeftijds- en geslachtsstructuur wat bv. wijst op selectie voor het eten van de mannetjes en behoud van de rest van de kudde, het transport van bepaalde bruikbare skeletonderdelen van een groot dier waarvan men weet dat het niet geleefd kan hebben in de onmiddellijke omgeving van de mensen, het aantreffen van dierenresten op een plaats waarvan men aanneemt dat ze van nature niet voorkwamen, afbeeldingen van dieren, werktuigen om de dieren te benutten zoals kluisterstenen enz.
De vroegste overtuigende bewijzen van domesticatie gaan zo'n 12.000 jaar terug. De hond was inderdaad onze eerste gezel en werd allicht benut als waker, warmtekachel, vleesbron. Overtuigende bewijzen van de domesticatie van geiten, schapen, varkens en runderen vinden we zo'n 7.500 à 6.000 jaar terug. Het paard en de ezel zijn recente aanwinsten sinds 3.500 jaar en de poes slechts sinds 2.500 jaar. Uiteraard zijn de prehistorische reconstructies niet erg precies, maar toch kunnen we stellen dat neolitische domesticaties, rekening houdend met de trage levenswijze tijdens het paleolithicum, relatief snel verliepen. Afhankelijk van de sterkte van de menselijke selectiedruk kan een dier op een beperkt aantal generaties duidelijk veranderen. Tijdens de neolitische revolutie veranderde het leven van de mens in minder dan twee millennia meer dan in twee miljoen jaar tevoren. Het ontstaan van permanente vestigingen, een toenemende domesticatie van allerhande dieren- en plantensoorten en een felle toename van het aantal mensen gingen hand in hand. Inmiddels is de overgrote meerderheid van de volkeren sinds decennia volledig afhankelijk van landbouw en veeteelt. Domesticatie heeft dus een overweldigende invloed gehad op onze cultuur. De meningen hierover zijn nu eens pessimistisch, dan weer optimistisch: ofwel leg je de nadruk op het vermogen van de mens om de wereld te veranderen ofwel zie je de mens als afhankelijk van de krachten van de natuur en meen je