Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesgoed. Jaargang 14 (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesgoed. Jaargang 14
Afbeelding van Leesgoed. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Leesgoed. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.72 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesgoed. Jaargang 14

(1987)– [tijdschrift] Leesgoed–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Goed gelezen
Uit de C-kast
Door Max Verbeek
Boeken voor lezers van 12-16 jaar

In aansluiting op het thema van dit nummer bespreek ik dit keer een vijftal jeugdboeken waarmee een leraar Nederlands zijn leerlingen een paar aardige en zinnige lessen zou kunnen bezorgen, hoe verschillend ze ook zijn.

Een van de klassieken uit de Nederlandse literatuur is de middeleeuwse dierenroman Van den vos Reinaerde. Nog steeds een leerzaam en vermakelijk verhaal over een sluwe vos die alle wetten overtreedt, maar zijn huid redt door listig gebruik te maken van de zwakheden van zijn vijanden.

Zoals waarschijnlijk elke leraar Nederlands las ik het verhaal tijdens mijn studie in de diplomatische editie van Hellinga, waarin verschillende redacties naast elkaar afgedrukt zijn, want ‘de’ Reinaart bestaat niet. Welke redactie je echter ook leest, het satirische verhaal wordt onverbloemd, inclusief alle toen gebruikelijke obsceniteiten verteld.

Eenmaal voor de klas merkte ik dat de Reinaart het trieste lot heeft ondergaan van zoveel klassieke verhalen: in de schooleditie was geschrapt en gekruist. Met name de schitterende scène waarin de in het nauw gedreven Tibeert de kater de pastoor in zijn kruis springt en één van zijn ballen op de grond doet rollen, waarop zijn vrouw in geweeklaag uitbarst, omdat zij niet niet langer met hem ‘het zoete spel kan spelen’. De acht schooledities, waaronder die van Zaalberg en van Tinbergen/Van Dis, die ik samen met een klas op deze passage heb nageslagen, laten alle de oorspronkelijke tekst achterwege en vatten de passage in eufemistische, nietszeggende frasen samen. (De pastoor wordt ‘toegetakeld’ of ‘afschuwelijk verwond’.)

Des te verheugender waren we toen we merkten dat de beide kinderboekedities, die van Ernst van Altena en Paul Biegel, deze episode integraal en smakelijk naverteld weergeven. Verheugend, omdat kinderboekuitgevers kennelijk niet in de fout vervielen uit angst voor beschadiging van de kinderziel een klassiek verhaal te steriliseren. Verwonderlijk, omdat de edities Biegel en Van Altena op veel jongere

[pagina 247]
[p. 247]

lezers mikken dan genoemde schooledities.

In de serie Woordbeeld heeft Jur Algera Reinaart de Vos voor moeilijke lezers bewerkt (Thieme, ƒ 19,50 / Bfr 390). In tegenstelling tot Biegel en Van Altena heeft Algera zijn best gedaan alle scherpzinnigheid en virtuositeit van de middeleeuwse verteller af te zwakken en te vervlakken tot zomaar een verhaaltjes over sprekende, kibbelende dieren, zoals die er zoveel zijn. Algera maakt het echter nog veel bonter dan die schooleditiebezorgers: hij maakt van de pastoor een boer en laat Tibeert het puntje van de neus van de boer afbijten! Uiteraard blijft vervolgens de klacht van de vrouw achterwege. Wat bezielt Algera?! Als hij vindt dat de Reinaart voor moeilijke lezers te scabreus, te hard, te wreed is, waarom blijft hij dan niet van zo'n prachtig verhaal af? Op dit manier maak je van klassieken uit de literatuur krachteloze aftreksels, zonder ballen. Nee, dan hebben H. van den Bergh, Eep Francken, G.A. van Oorschot en Sander Blom jonge lezers een betere dienst bewezen met hun bloemlezing uit Multatuli's werken, Multatuli! (CPNB, ƒ 7,90). Een royale keus uit de Ideeën, de Max Havelaar, en Woutertje Pieterse (‘het mooiste ooit over een kind geschreven boek’ volgens Van Oorschot).

De samenstellers willen met deze uitgave leraren en leerlingen ertoe bewegen het werk van Multatuli zijn verdiende plaats te hergeven op de literatuurlijsten. Ik betwijfel of het verwijt aan het adres van leraren Nederlands, dat zij Multatuli's werk zouden verwaarlozen, helemaal terecht is. Veel scholen hanteren namelijk geen lijst met verplichte titels, maar kunnen natuurlijk ruimschoots aandacht aan Multatuli besteden, zonder dat leerlingen vervolgens massaal de Max Havelaar voor hun lijst kiezen. Vermeend of niet, dat verwijt heeft wel uitstekend bruikbaar lesmateriaal opgeleverd.

Nog een speciale uitgave is het kinderboekenweek boek Die van hiernaast en van de overkant (CPNB, ƒ 8,95) van Paul Arnoldussen en Marja Baeten. In Leesgoed 1987/5, blz. 180, werden aan dit sympathieke boekje al enige lovende woorden gewijd. Het is een verzameling alledaagse gewoonten van kinderen uit heel Europa. (De aanleiding was dat Amsterdam dit jaar de culturele hoofdstad van Europa schijnt te zijn.) Je komt van alles aan de weer: wat ze als ontbijt eten (kaviaar in Zweden, chocoladereep op brood in Zwitserland), over snoep (de Engelsen gieten een scheut azijn over hun chips en laten het eten van de Engelse drop aan de Nederlanders over), enzovoort. Ik heb al die weetjes met plezier gelezen, hoe oppervlakkig en snel, ‘journalistiek’, ze vaak ook verteld zijn.



illustratie

Minstens zoveel plezier bezorgden mij trouwens de inventieve tekeningen van Joep Bertrams. Nieuwsgierig naar het oordeel van jongeren liet ik een stapel boekjes lezen door 120 dertien- en veertienjarige lezers. Tot mijn stomme verbazing bleek ongeveer de helft het helemaal niet zo'n leuk boekje te vinden. Een algemene klacht is dat Nederland zelf te weinig aan bod komt. ‘Als er wat over andere landen wordt verteld, staat er vaak niet bij hoe dáár over Nederland wordt gedacht, zodat je het niet kunt vergelijken.’ ‘Wij maken misschien wel net zulke stomme fouten in onze schoolatlassen als die Zwitsers die de Waddenzee alvast maar hebben ingepolderd.’

Velen vonden de inhoud niet interessant. ‘Beetje geschreven voor luitjes van ongeveer 10 jaar.’ ‘De hoofdstuktitels vond ik leuk, maar dan vielen de verhaaltjes tegen. Die zijn niet erg spannend of grappig. Het is allemaal informatie.’ ‘Alleen maar oppervlakkige informatie, niks wordt uitgelegd.’ Sommigen hadden veel liever een schoolboek gehad: ‘Ik mis informatie over dingen die we nog niet kunnen weten: cultuur, muziek, vriendschap, godsdienst, reizen, de regering.’ Anderen beweren het tegenovergestelde: ‘Ik vind dat de schrijvers ons niet les moeten gaan geven. Ze lijken wel leermeesters van aardrijkskunde!’ Welke onderwerpen worden gemist? ‘Hoe denken jongeren in andere landen over de liefde?’ ‘Er staan wel veel grappige dingen in, maar ernstige zijn weggelaten: bijvoorbeeld doodgaan, vervuiling, sex, trouwen, scheiden, oorlogen, martelen.’ De meesten denken dat de feiten wel kloppen, op een paar details na (‘In Frankrijk kun je wel paprikachips krijgen!’ ‘Nederlandse kinderen slapen niet elf uur’), maar een enkeling gelooft er niks van: ‘Het meeste is niet waar. Het is meer een moppenboekje. Soms is het leuk wat ze verzinnen, maar soms is het erg.’ Tegenover alle negatieve kritiek staat minstens zoveel positieve, ‘Ik vind het leuk gevonden om de verschillen zo eens te laten zien, want wat je leest, daar heb je eigenlijk nooit van gehoord.’

Dankzij deze tegenstrijdige meningen leidde het lezen van dit boekje tot levendige klassegesprekken en uitwisselingen van eigen ervaringen in den vreemde. De samenstellers zullen vooral op iets jongere lezers gemikt hebben en dat zal het negatieve oordeel van een deel van mijn lezers veroorzaakt hebben. Oudere scholieren, uit de vierde, vijfde en zesde klas atheneum, waren opvallend milder in hun oordeel. Ook zij zagen het oppervlakkige van de informatie, maar waren toch vaak gecharmeerd door het unieke karakter van deze verzameling onschoolse weetjes.



illustratie

Een boek dat in de klas eveneens nogal wat discussiestof opleverde van Loop voor je leven van Rindert Kromhout (Leopold, ƒ 22,50 / Bfr 450). Dit semi-documentaire verhaal brengt verslag uit van een overlevingstocht die Nederlandse ‘randgroepjongeren’ in Noorwegen hebben gelopen. 2000 kilometer in 4 maanden, zonder drank, disco en drugs, teneinde over zichzelf na te denken en te praten en zo misschien op betere ideeën voor de rest van hun leven te komen. Een laatste redmiddel voor jongeren die anders kans lopen in een strafinrichting te komen. Kromhout schreef het boek in opdracht van de Stichting Haagse Hervormde Kindertehuizen, die verantwoordelijk is voor deze tochten. Kromhout heeft zich voorbereid middels gesprekken met een groep lopers in Noorwegen. Het resultaat is een boek dat het midden houdt tussen een feitelijk verslag en een verzonnen verhaal. De verteller blijft teveel waarnemer van buitenaf, verslaggever, ondanks het feit dat hij de lezer het verhaal grotendeels vanuit een van de jongeren laat beleven. Het was kennelijk moeilijk echt in de huid van een ‘randgroepjongere’ te kruipen. Toch is het een boeiend verhaal geworden, hoe eentonig zo'n tocht door kaal bergland op zichzelf ook is. Daarvoor zorgen de nodige spannende onderbrekingen. Bij de perspresentatie sprak ik twee jongens die zo'n tocht hadden gelopen. Een van hen had het manuscript gelezen en herkende daar veel in, al ging het er in de werkelijkheid heel wat ruiger aan toe. Mijn keurige Heemsteedse leerlingen, die een volledig verzorgde ‘overlevingstocht’ in de Ardennen hebben gelopen, waren zeer

[pagina 248]
[p. 248]

geboeid door dit verhaal over leeftijdgenoten, die in een heel wat minder bevoorrechte positie verkeren.

Tot slot het nieuwe boek van één van onze meest gelezen jeugdboekenschrijvers, Evert Hartman, Morgen ben ik beter (Lemniscaat, ƒ 24,50 / Bfr 490).



illustratie

Zoals ik vind dat een nieuwe Wolkers of Mulisch in de hoogste klassen niet onbesproken mag blijven, ook al valt de kwaliteit van hun bestsellers wel eens tegen, zo vind ik ook dat een nieuwe Hartman in de onderbouw ter sprake moet komen, al is deze vergelijking voor Hartman nogal flatteus. Een leraar Nederlands kan nu eenmaal niet, als een kieskeurige recensent, triviale literatuur negeren. Hij heeft immers te maken met leerlingen die, van MAVO tot en met gymnasiumniveau, elk boek van Hartman gretig en vaak kritiekloos lezen. Hij zal zich moeten hoeden voor al te ongezouten kritiek, wil hij zijn leerlingen niet van zich vervreemden. Hij zal dat wat zij in bijvoorbeeld Hartman bij uitstek waarderen, de spannende verteltrant, moeten onderkennen en hij moet heel voorzichtig zijn met zijn aanmerkingen op karaktertekening, voorspelbaarheid en moraal. In Morgen ben ik beter vertelt Hartman hoe een zestienjarig meisje met vage klachten in het ziekenhuis wordt opgenomen, daar veelvuldig en vruchteloos wordt onderzocht, aanvankelijk met zich laat doen, tot ze er genoeg van heeft, tegen de wil van dokters en ouders naar huis gaat en daardoor wonder boven wonder zichzelf geneest. Het boek heeft hier en daar trekjes van een doktersroman, zoals in voor dat genre kenmerkende zinnen als: ‘Christa gaf geen antwoord. Ze voelde zijn warmte door zich heenstromen toen hun lippen elkaar raakten.’, met dit verschil dat in deze jeugdroman een scholiere verliefd wordt op een, uiteraard lange, donkere, medicijnenstudent, in plaats van een verpleegster op een dokter. Hartman is een vaardig schrijver, met name van vlotte dialogen, op een enkele uitzondering na. ‘Beloof je dat jij je niet weer zo bang zult maken?’ is bijna Zuidafrikaans, op de dubbele ontkenning na. Hij weet ook aardige scènes te verzinnen, zoals het kostelijke tafereel op de kinderafdeling, waar een welbespraakte scholier alle zieke kinderen vermaakt en de zuster volledig inpakt.

Handig wisselt hij het vertelperspectief van Marielle, de hoofdpersoon, naar Christa, haar vriendin, en weer terug. Zo voorziet hij de lezer van getuigeverslagen plus bijbehorende gedachten over wat er tegelijkertijd in het ziekenhuis, op school en thuis gebeurt.

Zijn verhaalfiguren zijn ook heel herkenbare typen. Geen wonder, want ze zijn samengesteld uit de leerlingen van aardrijkskundeleraar Hartman. Op de Uitmarkt vertelde hij me dat hij zijn leerlingen gevraagd had naar hun ziekenhuiservaringen. Bovendien kon hij gebruik maken van zijn eigen ervaringen, omdat hij tijdens het schrijven van het boek enige tijd zelf in het ziekenhuis lag. Verder heeft hij zich, gezien de literatuurlijst, grondig verdiept in kritische besprekingen van de moderne geneeskunde. Die kennis van zaken laat hij goed marken. Net als in de doorsnee doktersroman krijgt de lezer heel wat medische vaktermen voorgeschoteld, zij het niet zo would be.

Zijn bedoeling was het heilig geloof in de geneeskunde van nuchtere vraagtekens te voorzien en net name die artsen te kritiseren, die gebruik maken van de onzekerheid van veel patiënten en die hen maar blijven onderzoeken. Daarbij lijken persoonlijk prestige en de medische wetenschap vaker gediend dan de gezondheid van de patiënt. Mijn bezwaar is dat die bedoelingen er te dik bovenop liggen. Je krijgt een standpunt ten aanzien van kwesties als de toelaatbaarheid van medisch onderzoek en euthanasie opgedrongen, dankzij de sym- of antipathie waarmee hij zijn verhaalfiguren schetst. Daarbij komt nog de godsdienstige strekking: hoe minder de mensen in God geloven, hoe meer zij in dokters geloven en het is duidelijk dat Evert Hartman dat liever andersom zag.

Overigens overtuigde Hartman mij in voornoemd gesprek wel degelijk van zijn goede bedoelingen. Hij wilde ‘beide kanten laten zien: aanval en verdediging van de medische wetenschap. Daar zal de medische wereld, volgens sommigen de medische maffia, over stijgeren.’ Hij wilde zijn lezers geen standpunt over euthanasie opdringen, zo min als hij dat zijn leerlingen wilde tijdens een klassegesprek. Hij merkte echter hoe geschokt die laatsten op euthanasie reageerden en hij heeft diezelfde emotionele reactie aan zijn met sympathie beschreven figuren meegegeven. Ook al laat hij vervolgens in het midden of er in het verhaal wel of niet van euthanasie sprake is, de lezer wordt duidelijk één kant uit gestuurd. Evert Hartman slaagt er steeds weer in een boeiend maar controversieel boek te schrijven. Alleen al daarom verdient hij het telkens weer besproken en beoordeeld te worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Die van hiernaast en van de overkant. Over Engelse drop, straf en beesten in Europa


auteurs

  • Max Verbeek

  • over Evert Hartman