| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Binnenland
Invoeringsprogramma's
In Basisbulletin september 1987 aandacht voor het verschijnsel invoeringsprogramma's. Dat zijn beschrijvingen van mogelijke onderwijsverrichtingen, die tot doel hebben het Nederlandse onderwijs te verbeteren (te vernieuwen, heet dat in het onderwijs). Ze worden geschreven door onderwijsbegeleiders of medewerkers van de drie landelijke pedagogische centra in Nederland, en het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum in Amsterdam doet dienst als regelcentrum. Een en ander is opgestart om van basisonderwijs ook echt basisonderwijs te maken (in plaats van kleuter- en lager onderwijs). Er staat een overzicht in het nummer, en er worden enkele beschreven, zoals bijvoorbeeld het invoeringsprogramma voor zakelijk lezen, door Wim Post en Kees Vernooy, Individualiseren van het leren lezen van Kees de Baar (dat zich vooral op het niet methodegebonden onderwijs richt), en een verslag van derdegroepsleerkrachten Kitty Hooikaas en Elfriede Vonhof over het werken met Differentiatie in het methodegebonden aanvankelijk leesonderwijs.
| |
Geschiedenis van de kinderliteratuur
Documentatieblad kinder- en jeugdliteratuur oktober (nr. 4/5) 1987 bevat een fiks aantal bijdragen over het dubbele thema van dit nummer, geschiedenis van en geschiedenis in kinderliteratuur. Bijdragen van Rokus Verwoerd (late 18e eeuw), Staf Loots (19e-eeuwse Vlaamse kinderboeken), Herman Hotho (almanakken) en Gerard Brantas (Ot en Sien, met veel illustraties) over de geschiedenis van, bijdragen van Cees van der Kooij, Tonny Vos Dahmen von Buchholz, Thea Beckman en Jessy Marijn over geschiedenis in. Daarnaast Leo van Maris over dagboekliteratuur, en een inleiding van Toin Duijx, tevens een handige samenvatting van wat er op volgt. Toin Duijx stelt overigens vast dat het met de bestudering van de geschiedenis van het kinderboek droevig gesteld is. Er is rond dit onderwerp een werkgroep ingesteld in het Platform voor Kinderen Jeugdliteratuur (waarvan dit documentatieblad het orgaan is), die hoopt die bestudering te gaan stimuleren en coördineren.
| |
Er bestaan geen kinderen
Ton van Reen gaat er in Elke dag schrijf ik het boek november-december 1987 (2e jaargang nummer 1) stevig tegenaan. ‘De hele wereld zou geregeerd moeten worden door kinderen. Dat zou prima gaan. Alle mensen boven de 14 + zijn bevooroordeeld over alles. Die willen winst maken, die willen gelijk hebben.’ Enzovoort. Toch zou dat volgens Ton van Reen eigenlijk geen verschil moeten uitmaken, want een paar passages eerder staat er: ‘Er bestaan geen kinderen. Er zijn mensen die lichamelijk kleiner zijn en wat minder ervaring hebben, maar het begrip kinderen is een uitvinding van pedagogen.’ Enzovoort. Wij begrijpen dat Ton van Reen eigenlijk vindt dat de hele wereld geregeerd dient te worden door mensen die wat klein van stuk zijn en niet zo veel ervaring hebben. Of begrijpen we dat verkeerd?
Elke dag schrijf ik het boek is een tweemaandelijks verschijnend tijdschrift voor mensen die van lezen houden. Redactie en secretariaat: Killa Rossa, postbus 976, 6800 AL Arnhem, telefoon (Nederland) 085-817802.
| |
The Tjong Khing, Ted van Lieshout
In Elke dag schrijf ik het boek januari-februari 1988 een interview van redactrice Maria van der Aalsvoort met The Tjong Khing, die uitlegt dat van strips overschakelen op illustreren niet vanzelf gaat, en dat hij allerminst zekerder van zijn kunnen is geworden. Als de interviewster verbaasd wijst op de grote waardering voor zijn werk, zegt The laconiek: ‘Ik heb twee gouden penselen gekregen, maar het is niet zo dat ik daardoor beter ben gaan tekenen.’ En een dilemma: ‘Ik wil graag goed geschreven boeken en weet tegelijkertijd dat ik daarmee de strop om m'n eigen hals doe. Het wordt dan namelijk des te moeilijker om die eerste lijn op papier te krijgen. Ik wil niet onder het niveau van de schrijver uitkomen, en die druk voel ik echt!’ In hetzelfde nummer een interview van Victor Frederik met Ted van Lieshout, die het verdwijnen van Karel Eykman bij De Blauw Geruite Kiel betreurt: ‘En daarmee denk ik dat de opleving van poëzie voor jongeren voorbij zal zijn.’
| |
Literatuuronderwijs in vogelvlucht
Willy van Peer liet in Forum der Letteren september 1987 zijn licht schijnen over het literatuuronderwijs. Hij verdeelt dat in vier stromen of benaderingen (technisch, cultuuroverdrachtelijk, structuur-analytisch en ervaringsgericht) en vindt dat geen van vier benaderingen helemaal fout is, en ook geen helemaal juist. Vervolgens vindt hij het wiel uit, door vast te stellen dat je moet weten wat literatuur is en waarom daarin onderwijs gegeven wordt voordat je er verder iets over zegt. Zeker dat oeverloos geleuter van moedertaaldidactici vergeten. Willy van Peer biedt een definitie van literatuur waarin handelen erg belangrijk is, en knoopt die vervolgens aan een handelingsgericht literatuuronderwijs.
| |
Beeldverruimende middelen
Met dit motto, ‘Beeldverruimende middelen: lezen, schrijven en reizen’, stuurde het Humanistisch Verbond het dubbelnummer december-januari 1987-1988 van Humanist de wereld in. Hierin ook, zij het bescheiden, aandacht voor de leeftijd waarop iedereen begint te lezen, de kindertijd, middels een aangeklede bespreking van Waarom zou je lezen? van Saskia van Tellegen en Ineke Catsburg. De aankleding bestaat uit een interview met de kinderboekbesprekers van ‘Zanzibar’ (Trouw), alle drie jong genoeg om nog van het voortgezet onderwijs te mogen genieten.
| |
Leon Garfield
is onderwerp van het gebruikelijk auteursportret achterop en -in Jeugdboekengids november-december 1987. Geboren 14 juli 1921 in Brighton. Tot 1966 biochemicus, daarna levend van de pen. Gehuwd met Vivien Alcock. Eén dochter, geadopteerd. Portretteur Robert Baccarne citeert veel, en beschrijft ‘de vier componenten die voortdurend in zijn jeugdboeken samenkomen’: de ‘vaak ingenieuze plotsetting’, de ‘rake sfeertekening’, de ‘beeldende en humoristische verwoording’ en ‘de “sociale” factor’. De vaak gehoorde omschrijving ‘Dickens van de jeugdliteratuur’ is terecht, vindt Robert Baccarne, maar hij vergeet niet Garfields sceptische reactie op die titel te noemen. Voorin dit nummer Manu Manderveld over kinderen en strips. Kan strips lezen kwaad? Hangt van de strip af, is het verstandige antwoord.
| |
Thea Dubelaar
komt aan bod in Jeugdboekengids januari 1988. Geboren in Ilpendam (Noord-Holland) op 26 januari 1947. Journalistencursus, redactiewerk voor de kindertijdschriften van Malmberg en voor ‘een vrouwenblad’. Trouwt in 1972 met een Fransman en verhuist naar Parijs, later naar Compiègne. Geeft cursussen creatief werk (toneel, mime, pottenbakken) en maakt zelf ook mooie dingen. Debuut was Sjanetje, 1979, laatst verschenen boek Een ander verhaal, 1987. Ria de Schepper zegt onder meer: ‘Kinderen staan steeds centraal in haar werk. Hun emoties, onder andere eenzaamheid, woede, verzet, zijn doorgaans de motor tot de actie. De ontwikkeling van de verhalen zit af en toe eivol en wordt soms geloofwaardig, maar toch slaagt Thea Dubelaar er meestal in een vlot leesbaar en spannend verhaal te brengen.’
| |
Ik ruik mensenvlees!
En is dat erg? Nee, legt Lily Clerkx in De kleine wereld september 1987 (nummer 190) nog eens uit, blijf maar vertellen ‘omdat kinderen zo leren met hun eigen angsten om te gaan, maar ook maatschappelijk. Later zullen ze horen dat nog veel volwassenen en kinderen in de wereld honger lijden en dat meer eensgezindheid en zevenmijlslaarzen nodig zijn om de schatten onzer aarde over alle mensenkinderen te verdelen.’ Aan deze slotsom ging een bespreking van diverse bewerkingen van ‘Klein Duimpje’ vooraf.
| |
Begrijpelijke leesboekjes
A.J. Bus en M. Lunter, medewerker en student onderwijskunde Rijksuniversiteit Groningen, onderzochten ‘in hoeverre het tekstmateriaal bij Veilig leren lezen en Letterstad coherent is’, ofwel ‘in hoeverre gebeurtenissen en de relaties daartussen helder zijn’. Ze deden dat met behulp van ‘fijnmazige inhoudsanalyses’ en het resultaat staat samengevat in Pedagogische Studiën november 1987. Die helderheid blijkt niet altijd aanwezig te zijn. Met name in de bij Veilig leren lezen horende tekstboekjes vonden zij vaak een fout gebruik van verwijswoorden, incorrect taalgebruik en het weglaten van voegwoorden. Hun bleek bovendien dat niet alleen technische aspecten maar ook tekstuele problemen aandacht verdienen, terwijl daarover nauwelijks aanwijzingen in de bij de leesmethodes horende handleidingen te vinden zijn.
| |
Leren lezen en schrijven in het Turks
In Pedagogische Studiën 1987 (64) p. 16-27 leggen L.Th. Verhoeven en K. van der Zouw uit waarom en hoe er een structuurmethode voor het Turks op Nederlandse (en Vlaamse) scholen moest komen. Achtereenvolgens beschrijven ze de organisatie van het lees- en schrijfonderwijs voor Turkse kinderen in Nederland, welke moeilijkheden het Turks hierbij oplevert, hoe de nieuwe methode ontwikkeld werd en hoe die gebruikt zou kunnen worden. De betreffende methode, Turkce abece, is verschenen bij Zwijsen.
| |
Leessimulatie
Vooral na invoering van de basisschool is men gaan kijken hoe je kleuters het best kan voorbereiden op de komende leeslessen. Nee, niet hoe ze de tergende saaiheid van sommig leesmateriaal zouden kunnen verdragen (kinderen zijn taai), maar hoe ze het snelst er in zou- | |
| |
den kunnen komen. Daartoe worden de oudste kleuters onderworpen aan allerlei toetsjes. Nu hebben A.J.J.M Ruijssenaars en J.H.L Oud (wij kunnen er ook niets aan doen dat auteurs in Pedagogische studiën zulke saaie voornamen hebben) ontdekt dat net doen alsof je leest voor zulk soort onderzoek heel geschikt is. Leessimulaties, dus, ofwel ‘leesleertest via leessimulatie volgens twee didactische methoden’, uiteengezet in Pedagogische studiën 1987 (64) p. 97-103.
| |
Dyslexie-congressen
De Stichting Dyslexie had veel succes met de afgelopen congressen. Het onderwerp kan op veel belangstelling rekenen, de vervolgens bij Swets & Zeitlinger verschenen bundels ook. In Pedagogische studiën 1987 (64) p. 262-266 bespreken J. Hamers en J. Castelijns deze bundels, althans, ze vatten ze samen, met als conclusie dat dyslexie een onderschat probleem is, maar dat op de congressen aan een reeks onderwijsproblemen aandacht besteed wordt, die ‘het probleem van dyslexie overstijgt’.
| |
Dyslexie
Van remedial teacher Kees van Kempen en schoolbegeleider Ard Nieuwenbroek in School mei 1987 een wat rommelige en oppervlakkige notitie over dyslexie in de praktijk van het onderwijs. Voorbeelden van verkeerde (want schreefloze) lettertypes en verkeerde (want verwarring scheppende) oefeningen, het nadeel van een kopieermachine (vermindert leesbaarheid), een aanbeveling, en klaar is uw artikeltje.
| |
Hoe leer je een natie lezen?
In 1985 verscheen van de Amerikaanse Commission on Reading het rapport Becoming a Nation of Readers, samengesteld door R.C. Anderson, E.H. Hubert, J.A. Scott en I.A.G. Wilkinson. Een belangrijk werkstuk, in een land waar men zich ernstig zorgen maakt over de leesvaardigheid van burgers en buitenlui, en zo nu en dan ook over die van presidenten.
M.J.C. Mommers (vader van de methode Veilig leren lezen) bespreekt het in School december 1987. De commissie moest onder meer verricht onderzoek samenvatten op het gebied van ontywikkelingspsychologie, de invloed van omgevingsfactoren, en het leesonderwijs zelf, en leverde een groot aantal aanbevelingen, waarvan Mommers er enkele noemt. Zo blijkt uit het onderzoek dat kinderen die vroegtijdig met geschreven taal in aanraking komen een blijvende voorsprong hebben op minder beletterde kinderen. De aanbeveling ligt voor de hand: aanbieden van leuke boeken, want dat bevordert onweerlegbaar de leesprestaties. Dat aanbieden moet zowel thuis als op school plaats vinden: een goed voorziene schoolbibliotheek is een voorwaarde voor goed leesonderwijs. En bij het leesonderwijs moeten boekjes gebruikt worden die de leerlingen belangstelling inboezemen; het leren begrijpen van verhalen is eveneens van gunstige invloed op de leesprestaties. Zo bevestigt onderzoek weer eens wat verstandige mensen toch al dachten.
| |
Documentatiecentrum en projectonderwijs
De Schoolmediatheek januari 1988 opent met een simpel handleidinkje voor het gebruik van het documentatiecentrum bij projectonderwijs. Blijkbaar nog nodig? Verder een korte impressie van een klassebezoek, een mening van Gees Bartels-Martens over triviale kinderliteratuur (veel is bruikbaar om kinderen aan het lezen te brengen), en veel lijsten.
| |
Stan en Ollie op de tekentafel
De geheel eigen wereld van de strip komt voor de 216e keer tot uitdrukking in de bladzijden van Stripschrift. De geheimen van striptekenaar Paul Bodoni (zie ‘Zosimus’ in Ezelsoor, en zijn albums Twee alfredo's op een groene prairiewolf, Het verhaal van het verhaal en andere verhalen en Het scheepsjournaal van de Eureka). Bodoni wil ooit nog eens een ‘heel groot en heel mooi kinderboek maken’. Een interview met Danny Dewilde en Jan Hoet, de breinen achter de tentoonstelling Ninth Art, strips dus, die zomer 1987 in het Museum voor Hedendaagse Kunst te Gent hing. Uit het filmagazine Blotto overgenomen: een artikel over Stan en Ollie op de tekentafel, ofwel Stanley Laurel en Oliver Hardy als striphelden en tekenfilmhelden.
| |
Sprookjes
Triangel december 1987 is een themanummer sprookjes, een opmerkelijk thema voor een blad voor jeugdwelzijnswerk. Hoofdredacteur Gerard Straathof legt in twee artikelen uit welke soorten sprookjes er zijn en waar ze volgens diverse theorieën vandaan komen. Hij vertelt in andere artikel iets over de gebroeders Grimm en over Andersen. Daarop volgt een wazig interviewtje met mevrouw Boele van Hensbroek, en twee uit En nu over jeugdliteratuur 1981/5 geleende artikelen over sprookjes in Vrije Scholen en in het Montessorionderwijs.
| |
Buitenland
KJuJuK
is de afkorting voor Klub der Jugend für Jugendbuchkritik, en dat is een (of de) Oostenrijkse kinderjury, sinds het begin (april 1982) gesteund door het Weense Internationale Institut für Jugendliteratur und Leseforschung. In 1000und1Buch 5/1987 schrijft Hermann Kupfer over deze en andere kinderjury's in Oostenrijk, de Bondsrepubliek en Italië (de Critici in Erba). En ook in Oostenrijk oordeelt de kinderjury wel eens anders dan volwassenenjury's. In hetzelfde nummer onder meer een artikel over kindertijdschriften in het negentiendeeeuwse Oostenrijk-Hongaarse rijk.
| |
De Hobbit
Op 21 september 1987 was het precies vijftig jaar gelden dat de eerste uitgaven van Tolkien's The Hobbit verscheen, bij Allen & Unwin. The Hobbit ontstond, zoals meer goede verhalen, uit de verhalen die een vertelgrage ouder aan zijn kinderen vertelde. Dat het uitgegeven raakte is nog betrekkelijk toevallig. Zoals Rayner Unwin in Books for keeps september 1987 vertelt: ‘Outside his immediate family few knew about The Hobbit. But an Oxford colleague, Elaine Griffiths, had read it and mentioned it to one of her pupils, Susan Dagnall, whose first job was with Allen & Unwin, and she suggested that we should ask to see the manuscript.’ Rayner Unwin is de zoon van uitgever Sir Stanley Unwin. Hij was een van de eerste lezers van Tolkien's verhaal; papa vroeg zoon om een oordeel. En in zijn bijdrage vertelt zoon meer over het totstandkomen van de eerste uitgave. Verder in dit nummer in de rubriek Authorgraph aandacht voor Diana Wynne Jones: ‘She hates people who say: “I haven't read any of your books for children, of course.” It's the last two words that enrage her.’ Gelijk heeft ze.
| |
Talking books
Books for keeps november 1987 bevat een persoonlijke selectie kinderboektitels van hoofdredacteur Pat Triggs, waaronder The Tooth Ball van Philippa Pearce en British Folk Tales van Kevin Crossleu-Holland. Chris Powling wijdt kritische woorden aan verhalen op cassette, waarvan er steeds meer op de Britse markt verschijnen. Sommige bevatten ingekorte, dus bewerkte verhalen, anderen geven de hele tekst van een boek gesproken weer, zoals die van Helen Nicoll's Cover to Cover reeks (kort geleden overgenomen door Puffin). Met overzicht. De rubriek Authorgraph in dit nummer is besteed aan Erroll Le Cain.
| |
Reviewers Top Choice
In Books for your children herfst/winter 1987 de selectie van de recensenten van dit tijdschrift, verdeeld over leeftijdscategorieën, waarbij vreemd genoeg de kinderen van 9 tot 12 jaar worden overgeslagen. En Kevin Crossley-Holland legt uit hoe hij zijn in Groot-Brittannië alom bejubelde British Folk Tales samenstelde. Let daarbij op dit mooie refrein:
Yr hên wr llwyd o'r cornel
Gan ei dad a glywodd chwedel,
A chan ei dad fe glywodd yntau
Ac ar ei ôl mi glfiais innau.
Het is Wels. De grijze oude man in de hoek hoorde van zijn vader een verhaal dat die van zijn vader had gehoord, en daarna heb ik het onthouden.
| |
Kurt Held
De naam is in het nederlandstalig gebied vooral bekend van De bende van Rode Zora, en is een pseudoniem van Kurt Kläber, echtgenoot van Lisa Tetzner. Hij werd geboren op 4 november 1897, en ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag geeft Erich Eberts in Fundevogel november 1987 een overzicht van zijn leven, dat op 9 december 1959 eindigde. Dan volgen herinneringen van Walter Fabian en Hans Alfken, en stukjes van Kurt Kläber zelf.
| |
Wer nicht lesen will, soll hören
En dan ga je naar de winkel om Tonkassettenprogrammen te beluisteren. Aandacht voor Toncassetten en Schallplatte in Fundevogel oktober 1987, want ook in de Bondsrepubliek rukken die op. Zo is bijna al het werk van Helme Heine op cassette te horen: niet die van Middelhauve kopen, maar die van de Deutsche Grammophon Gesellschaft, is de ervaring van Petra Diebold. In dit nummer ook een ‘Beispiel aus der Praxis’ van de kinderboekhandel. Het in vakwerk gedacht Bücherhaus Rüsselsheim wordt uitvoerig beschreven. Deze boekwinkel verkoopt voornamelijk kinderboeken.
| |
Paul et Virginie
In Fundevogel januari-februari 1988 een lang artikel van Bernd Wegener over dit klassieke boek (1788) van Bernard de Saint-Pierre over twee halfwezen die met hun moeders opgroeien in een vergeten uithoek van Mauritius. Rousseau met een flinke scheut romantiek. Het artikel biedt een grondige inleiding. Even grondig schrijft Erhard Dahl over ‘“Kindheit” im englischen Kinderbuch’: vrij samengevat van het puriteinse zorgenkindje naar de zelfstandigheid van het twintigste-eeuwse kind.
| |
Nationaal-socialisme
Een uitgebreide bespreking van Warum warst du in der Hilterjugend? Vier Fragen an meinen Vater van Horst Burger is te vinden in Fundevogel december 1987. Probleem is dat het een verhaal is met informerende bedoelingen, maar de bedoelingen zijn goed. Verder in dit wat magere nummer een lijst duitstalige kinderboeken waarin het nazidom een rol speelt, en het juryrapport van de Gustav-Heinemann-Friespreis (die was voor Rosa Wei van Roberto Innocenti, van welk boek ook een Nederlandse uitgave bestaat).
| |
Verhalen schrijven
Jan Mark zegt in The Horn Book Magazine januari-februari 1988: ‘In fact, writing short stories is harder than writing novels.’ En legt
| |
| |
vervolgens uit waarom: je kunt je absoluut geen zwakke plekken veroorloven. In een lang verhaal, een roman dus, horen natuurlijk ook geen zwakke plekken te zitten. Maar als er genoeg mooie stukken zijn, bepalen die het oordeel, en om de zwakke plekken leest men heen. Dat kan niet met een kort verhaal.
Bovendien gaat het in de roman om ontwikkeling; daarvoor is ook de ruimte. In een kort verhaal gaat het om het ene moment van verandering. Dat is moeilijker.
| |
Zaire
Ja, ook daar willen kinderen wel eens lezen, of willen volwassenen dat kinderen gaan lezen. In IJB-Report 1988/1 een grondige inleiding, ‘Pour une promotion de la Littérature pour l'enfance et la jeunesse au Zaire’, van Dimwany eso Engea. Willen lezen is één, boeken is twee, en daar ligt een probleem. IJB-Report is het bulletin van de Internationale Jugendbibliothek in München.
| |
Prijzen, prijzen
In Informationen des Arbeitskreises für Jugendliteratur 5/1987 een verslag van de prijsuitreiking van de Deutsche Jugendliteraturpreis 1987, met alle redevoeringen, en een overzicht van prijzen voor duitstalige kinderboeken. Het zijn er veertien, en het best ben je af als Atrium Verlag je manuscript goed genoeg vindt voor de Erich Kästner Preis: 20.000 DM, en ook nog uitgegeven worden. Verder in dit nummer, zoals altijd, verslagen van seminars.
| |
Leren lezen met prentenboeken
Patricia Cianciolo somt in Journal of Youth Services in Libraries herfst 1987 op welke bijdragen prentenboeken kunnen leveren aan het leren lezen. ‘Picture books have the potential to provide six benefits that constitute the major attitudes and skills esssential to the beginning reading process. These include: offering a store of experience, exemplifying standard english, learning the possibilities of language, gaining an understanding and appreciation of one's cultural heritage and the cultural heritage of others, helping te develop imaginative and creative thinking powers, and learning about literature.’ Deze zes voordelen bespreekt ze. In hetzelfde nummer door Marilyn Karrenbrock een kleine geschiedenis van veertig jaar Top of the news: dat was de oude naam van dit tijdschrift. De naam is veranderd omdat het tijdschrift niet meer alleen spreekbuis van de Association for Library Service to Children, maar ook van de Young Adult Services Division. Beide clubs zijn secties van de American Library Association.
| |
Recenseren van kinderliteratuur
In Zwitserland wordt jaarlijks in het idyllisch aan de Thunersee gelegen plaatsje Gwatt de Schweizerische Jugendbuchtagung gehouden. Zo te zien aan de foto's in Jugendliteratur 3/1987 was het mooi weer, en het onderwerp was recenseren van kinderboeken. In dit nummer de verslagen, de lezingen, de inlichtingen omtrent instellingen. Ter bemoediging van de discussie in Nederland en Vlaanderen de stelling van Johannes Gruntz-Stoll, die zoveel bijval kreeg: ‘Objektive Massstäbe zur Beurteilung von Kinder- und Jugendbücher gibt es so wenig wie zeitlose Beurteilungskriterien: Subjektivität von Urteilen auf der einen und geschichtliche und gesellschaftliche Bedingtheit von Beurteilungsgesichtspunkten auf der anderen Seite stellen konstitutive Merkmale auch der Kinder- und Jugendliteratur dar.’
| |
Beter worden van boeken
In Jugendliteratur 4-5/1987 beschrijft Regine Schindler op welke wijze kinderen volgens haar van boeken beter kunnen worden. Ze richt de blik meteen op boeken over sterven en bespreekt vele titels. Vervolgens biedt ze vier manieren waarop het boek zielzorgend zou kunnen werken: als ‘gesprekspartner’, om er moed uit te putten, als raadgever, en door de fantasie aan het werk te zetten. In hetzelfde dubbelnummer ook een portret van kinderboekenauteur Paul Maar, een ‘kinderliterarisches Multitalent’. En zoals altijd veel berichten over de Zwitserse kinderliteratuur: Jugendliteratur is het tijdschrift van de Schweizerische Bund für Jugendliteratur.
| |
Jugendmedienschutz
Geen argwaan krijgen: al speelt het zich in de Bondsrepubliek Duitsland af, het is goed bedoeld, allemaal ter bescherming van de kinderziel. Er is daar een instelling die voor kinderen bedoelde drukwerken of beeld- en geluidsdragers beoordeelt. De Bundesprüfstelle für jugendgefährdende Schriften, waarbij tegenwoordig geldt: ‘den Schriften stehen Tonund Bildträger, Ablichtungen und andere Darstellungen gleich.’ Als de Prüfung erg belastend uitvalt, mag het beprüfte artikel niet verspreid worden. Dieter Fischer maakt deel uit van die Prüfstelle, en hij is niet ontevreden, blijkt uit zijn bijdrage aan Jugendliteratur und Medien 3/87. Horst Heidtmann, geen lid van de club, toont zich in een veel grondiger artikel niet zo gelukkig. De Prüfstelle is preuts, en valt voornamelijk over sex; tegenwoordig weer wat vlugger. En ook Hans-Dieter Kübler en Jörg Knobloch zijn sceptisch. Een boeiend nummer voor wie zich met censuur of kinderbescherming bezig houdt.
| |
Kinderlied
Wie van oude Gothische lettertjes houdt, zoals onze oosterburen die vroeger gebruikten, kan zijn hart op halen aan Jugendliteratur und Medien 4/87, een themanummer over het Kinderlied. Hartmut Flechsig schrijft over ‘Alte und neue Kinderlieder’: de oude staan met melodie en al in die kriebellettertjes afgedrukt, de nieuwe, zeer onofficiële liedjes staan gewoon in de tekst, want die staan daar omdat ze op de melodie van die oude liedjes gezongen worden. Reinbert Tabbert schrijft over ‘Fredrik Vahles Märchenlieder im Deutschunterricht’; kennelijk worden op Duitse scholen soms liederen als ‘Frau Holle’ en ‘Sieben Raben’ gezongen. Het zijn lange liederen, arme kinderen. Siegfried Heinemann bespreekt cassettes met kinderliedjes.
| |
Onderzoek kinderliteratuur DDR
Kinderliteratur-Report 2/87 is een themanuumer over de bestudering van kinderliteratuur in de DDR. De geschiedenis van de kinderliteratuur, kinderboeken en onderwijs, kinderliteratuur en literatuurwetenschap, kinderliteratuur en leesonderzoek, de kinderliteratuur in de lesprogramma's van diverse opleidingen (waaronder veel Pädagogische Hochschulen), en ook nog een overzicht. Het is het resultaat van een conferentie die eind 1986 plaats vond.
Kinderliteratur-Report is het tijdschrift van het DDR-Zentrum für Kinderliteratur, Oranienburger Strasze 28, Berlin, DDR, telefoonnummer onbekend.
| |
Kinderen schrijven
en leren zo lezen, is het thema van Language Arts oktober 1987. Sharon Taberski bericht over het kinderen leren verhalen schrijven, Carla Rensenbrink over schrijven als spel, Marni Schartz over vertellen door kinderen, Carol Avery over het schrijven over boeken door kinderen, en zo verder. Veel praktijkervaringen. Language Arts is het tijdschrift van de (Amerikaanse) National Council of Teachers of English.
| |
Geletterdheid
Niet voor het eerst, vast niet voor het laatst: een themanummer geletterdheid (literacy) van Language Arts, december 1987. De nadruk ligt dit keer op de rol van overlevering: het gebruik van folklore, de rol van de eigen traditionele verhaalschat voor kinderen van taalminderheden (in dit geval vooral Spaans), de verhalen in een strenge protestantse secte (de Old Order Amish), het verschil tussen ‘Kultur’ (‘Julius Caesar in the eleventh-grade literature anthology’) en ‘culture’. En ook nog een overzichtsartikel over onderzoek naar geletterdheid, en een artikel over ‘childhood as rhetoric’, of hoe de visie van volwassenen op wat een kind is doorwerkt in het aanbod voor kinderen.
| |
Tendenzen in de Franse kinderliteratuur
Een stevig deel van het ‘dossier’ in Des livres et des jeunes herfst 1987 gaat over ‘les tendances de la littérature de jeunesse en France au cours de ces 15 dernières années’. Geschreven door Eudes de la Poterie, een bewerking van een eerder op een colloqium in Padua uitgesproken lezing. In die vijftien jaar verdrievoudigde het aantal voor kinderen uitgebrachte titels en verdubbelde het aantal boeken (van 31 miljoen in 1965 naar 66 miljoen in 1983). Die groei vond (en dat valt te herkennen) vooral plaats tussen 1970 en 1979. Na 1979 treedt stagnatie op. Van de jaarlijks uitgebrachte titels bestaat 60 % uit herdrukken, en het aandeel leesboeken liep op ten koste van het aandeel prentenboeken (‘albums’, ook strips). De distributie blijft zwak: van de 25.000 verkooppunten in Frankrijk hebben er slechts 2.000 ook een kinderboekafdeling, en daarvan hebben slechts 300 à 400 een redelijk aanbod, en zijn 40 à 50 gespecialiseerd. En hoewel er de laatste jaren pogingen tot verbetering zijn gedaan zijn de openbare bibliotheken erg ongelijk over het land verdeeld. ‘Il y a donc pour les jeunes un problème d'accès au livre.’ Des livres et des jeunes is overigens geen Frans tijdschrift, maar Frans-Canadees. Het wordt uitgegeven door de Universiteit van Sherbrooke (faculté d'éducation), onder auspiciën van de Conseil des Arts du Canada en het Ministerie voor Culturele Zaken van Québec, het is zeer fraai uitgevoerd en bevat behalve het ‘dossier’ (mooie naam voor enkele artikelen die soms geen enkel onderling verband tonen) ook recensies.
| |
Comics made in Germany
is het onderwerp van Mitteilungen des Instituts für Jugendbuchforschung oktober 1987, naar aanleiding van een tentoonstelling in genoemd instituut (Myliusstr. 30, Frankfurt am Main, telefoon BRD 069-798.3564) Uit de inleiding blijkt dat oorspronkelijk duitstalige comics bedoeld worden. Is daar iets specifieks aan? Nee, zo stelt Bernd Dolle-Weinkauff. ‘Einen “deutschen” Comic-Stil, so lässt sich rückblickend feststellen, gibt es ebensowenig wie eine zusammenhangende Geschichte deutscher Comics.’
| |
Franse kinderliteratuur
Een selectie van de Franse kinderliteratuur 1987 is te vinden in Nous voulons lire! december 1987. Wel veel vertalingen, maar niet uit het Nederlands. Verder, zoals gebruikelijk in dit periodiek, uitsluitend recensies, korte mededelingen, en lijsten, waaronder een lijst kerstboeken.
| |
Storytelling festivals
In de VS beginnen vertelfestivals in trek te komen. Die festivals duren één of twee dagen, er wordt voorgelezen, muziek gemaakt maar vooral verteld, en zijn bedoeld voor alle leeftijden ‘but usually attract preschool and elementary school-age children. Elderly adults and disabled children eagerly become part of the
| |
| |
audience.’ In Public libraries winter 1987 (volume 27 nummer 4) een kleine handleiding, met voorbeelden van brieven. Wel Amerikaans, uiteraard.
| |
Kinderboekkritiek
Een dankbaar onderwerp, we gingen er in Leesgoed 1988/1 ook weer tegenaan. La revue des livres pour enfants oktober 1987 ging ons voor. Professor Roger Fayolle, die niets van kinderliteratuur weet, zegt voorzichtig: ‘A vue de nez, et n'étant pas du tout spécialiste, réponse rapide et immédiate: la critique possible de la littérature enfantine est la critique dogmatique et idéaliste.’ Zo is het maar net, zegt wel ter zake kundige Isabelle Jan, de kinderboekkritiek is zeer normatief, wat wil zeggen dat van een ideaal kinderboek wordt uitgegaan. Zo komen er meer critici en geleerden aan het woord, en ze krijgen ook weerwoord, want deze reeks artikelen is de weergave van een congres dat 26 en 27 februari 1987 plaats vond in het Musée des Arts et Traditions Populaires in Parijs, georganiseerd door Joie par les livres, de Franse tegenhanger van de dienst boek en jeugd van het NBLC.
| |
Franse kinderliteratuur
De Sélection 1987 (360 livres nouveaux) staat in La revue des livres pour enfants november 1987, ingedeeld in ‘premiers albums’, ‘livres d'images’, ‘bandes dessinées’, ‘contes’, ‘premières lectures’, ‘romans’, ‘romans pour adolescents’, ‘poésie et chansons’, ‘sciences techniques’, ‘sciences sociales’, ‘activités, art, biographies’, met een index. Veel vertalingen, en de redactie stelt zonder geestdrift vast dat er steeds meer boeken verschijnen naar aanleiding van televisieseries. Een rustig en instructief nummer voor wie op de hoogte van de Franse kinderliteratuur wil blijven. La revue des livres pour enfants is het tijdschrift van Joie par les livres, de Franse instelling voor de documentatie en de promotie van het kinderboek. Adres: 8, rue Saint-Bon, 75004 Paris, telefoon (Frankrijk) 01-48.87.61.95. Openingsuren maandag, woensdag en vrijdag van 10 tot 18 uur.
| |
Japan
is het thema van La revue des livres pour enfants december (winter) 1987 (nummer 118). Geneviève Patte (grande vieille dame van de Franse kinderliteratuur) bracht een bezoek aan Japan (in verband met het IBBY-congres dat daar gehouden werd, zie En nu over jeugdliteratuur 1986/6 p. 265-266), en bericht daarover. Aandacht voor Japanse kunst, voor Japanse activiteiten met kinderboeken, het congres. Een overzicht van in het Frans vertaalde Japanse kinderboeken en van in het Japans vertaalde Franse boeken. Een interview met Anno Mitsumasa, die vertelt dat hij als kind al tekende, en ook veel las. Een artikel van Jean-Pierre Mercier over de Japanse strip, die een heel eigen karakter heeft. Colette Diény en Elisabeth Lortic schrijven over Japanse non-fictie voor kinderen, met onder meer het commentaar dat men kan betreuren dat de Franse uitgevers zich bij hun keus uit het overvloedige Japanse aanbod hoofdzakelijk door esthetische motieven lieten leiden.
| |
Hoe vertel ik het ze
Ofwel, ‘Teaching Teachers about Children's Books’, zoals de kop luidt van een artikel in The School Librarian augustus 1987. Dorothy Atkinson legt uit hoe (de boeken moeten er zijn, het lezen moet de kinderen niet worden tegen gemaakt door vervelende vragen, de leerkracht moet enige vaardigheid krijgen in het doen terechtkomen van het juiste boek bij het juiste kind) en waarom. In ‘Selling the Goods’ beschrijven Pam Cotterill en Paul Ratledge, onderwijzers van een primary school in Hackney, hoe zij, na het starten van een nieuwe bibliotheek, de boeken aan de leerlingen als het ware verkochten, en met succes.
| |
Lang leve Asterix
juicht Gillian Plummer in The School Librarian november 1987. Asterix is voor jong en oud, toont een wereld vol humor. ‘To watch children silently absorbed in these texts is a significant indication of their value, especially when a fair proportion of them previously had a very negative attitude towards books.’
| |
Chocoladeboeken
Iets voor een themalijst, bibliothecarissen? Boeken waarin chocolade een rol speelt, zowel fictie als non-fictie: School Library Journal augustus 1987 heeft alvast een begin gemaakt. Een artikeltje van Harold X, met hulp van James Howe, over chocoladeboeken. (Harold X, by the way, is een hond, de enige die van boeken en van chocolade houdt.)
| |
Drugsbestrijding per strip
Het is serieus bedoeld van Larry Dorell, in School Library Journal november 1987: voorlichting over drugs kan het best met strips, met medewerking van IBM, en als je maar leuke strips in de bibliotheek legt, komen er meer kinderen. Hij citeert met instemming een nog verbluffender uitspraak: ‘Why comic books? Because the kids are reading them. Do we need any other justification? If they were reading cereal boxes, that would be the most sensible thing to fill the YA department with.’ Deze uitspraak dateert overigens uit 1974, en is van een bibliothecaris, hoofd van een young adult department. Het plaatje bij het artikel toont Superman in gevecht met tandbederf.
| |
Drie decennia sexisme in schoolboeken
Alleen Pace Nilsen belicht in School Library Journal september 1987 over dertig jaar ‘of Sexism in School Science Materials’. Er is een aanwijsbaar begin: de National Defense Education Act, de wet waarmee geld beschikbaar kwam voor de ontwikkeling en aanschaf van schoolboeken op technisch gebied. En die wet was aangenomen uit schrik wegens de Spoetnik. De boeken kwamen er - en richtten zich tot jongens. Niet met opzet, maar uit gewoonte. De verandering komt langzaam. In hetzelfde nummer iets dat weer heel actueel is in de VS: ‘Censorship in Schools: Studies & Surveys’. Eileen Hansen beschrijft de beschrijvingen, en stelt vast dat de term censuur voor meer dan één uitleg vatbaar is. En tenslotte in dit nummer het eerste overzicht van Amerikaans voorlichtingsmateriaal over AIDS. Met enig zoeken zijn deze artikelen te vinden tussen de vele bladzijden advertenties en besprekingen.
| |
Strbk
Peter Neumeyer mocht studeren in de Internationale Jeugdbibliotheek in München, en werd gek van al die boeken. Hij besloot het kalmer aan te doen, en 's werelds enige expert te worden van de kinderliteratuur uit Kwzkn. ‘Kwzknl children's literature consists of the story, Strbk, written by Rrtr, illustrated by Ilstr, published for Kwzkn by the Bodley Head in 1936 and distributed in Kwzkn exclusively.’ En daarover gaat dus zijn stuk, in Signal 54 (september 1987). Er staan ook gewonere artikelen in dit nummer. Margaret Mahy, over hoe ze schrijfster werd; John Goldthwaite, met het tweede deel over Sis Beatrix (Potter), een voorproefje van het te verschijnen The Natural History of Make-Believe (Oxford University Press, waarschijnlijk 1988); Lissa Paul, over ‘What Feminist Theory Knows About Children's Literature’ (in ieder geval iets).
| |
Ideologie en het kinderboek
Niets meer en minder dan dat is het onderwerp van een artikel van Peter Hollindale in Signal januari 1988, dat begint met een lijst onderling soms tegengestelde maar vaak beluisterde uitspraken over kinderliteratuur. En vervolgens worden heersende opvattingen (en bijbehorende uitspraken) zorgvuldig in kaart gebracht, waarbij hij ook aandacht besteedt aan de mogelijke invloed van die opvattingen op auteurs. Een moo artikel, dat eindigt met acht moeilijke vragen.
| |
What makes books wonderful and how to say so
is het thema van een aantal artikelen in Top of the news zomer 1987. ‘Anyway, when Walt Disney died, I couldn't help breathing a most uncharitable sigh of relief,’ bekent Jo Carr (auteur van Beyond fact, 1982) in een artikel over ‘the pursuit of excellence in a Disney world’. Want zijn excellence is de hare niet. En ze biedt dan een credo aan dat bijna een programma voor een bepaalde vorm van leesbevordering is: ‘John Rowe Townsend once said that good books do not fall, as if by magic, into the hands of children. We have to give them what he called “a tender, loving push.” He's right. Our task is clear, it seems to me: to select good books and then push them - tenderly, lovingly. Perhaps with Disney World flickering on the screen we might add another verb: desperately.’ Elizabeth Howard vertelt daarna gelukkig wat goede boeken zijn: boeken die plezier verschaffen, maar niet zomaar: ‘something deeper, more profound, where our imagination is stretched, and our awareness heightened’. Elders in dit nummer een hogelijk modern artikel: ‘Kids, Computers, and Crime’ van Lesley Farmer. Het gaat over preventie van misbruik door kinderen. En on dit nummer ook de Caldecott en Newbery Acceptance Speeches van respectievelijk Richard Egielski en Sid Fleischman. Het was het laatste nummer van Top of the news. Met ingang van het volgende nummer veranderde de naam in Journal of Youth Services in Libraries.
| |
Over lezen
Nummer 20 (oktober 1987) van La voz del libro bevat het verslag van de 5e Europese Conferentie over lezen, die in juli 1987 plaats vond in Salamanca. De conferentie was georganiseerd door de International Reading Association en de Fundación Germán Sánchez Ruipérez. Die laatst genoemde instelling heeft als doel het bevorderen van het lezen in Spanje, en werd in 1981 door de Spaanse regering in het leven geroepen. Er is, zoals dat hoort, een Centro de Estudios y Promoción del Libro aan verbonden, en een tijdschrift, La voz del libro (de stem van het boek). Adres: Paseo de la Castellana 178, 28046 Madrid, telefoon (Spanje) abonneenummers 259.95.63 en 259.97.27. Er werd op de conferentie gesproken over wat in diverse landen aan leesbevordering gebeurt, over nieuwe ontwikkelingen in het leesonderwijs, en over het lezen en de moderne techniek. En er werd een pleidooi gehouden voor meer samenwerking in Europees verband.
|
|