| |
Uit de tijdschriften
Gesignaleerde tijdschriftartikelen zijn ter inzage bij het NBLC, boek en jeugd. Op aanvraag worden kopieën verstrekt, tegen een tarief van ƒ 0,50 of Bfr 10 per kopie als het aantal kopieën meer dan vijf is. Ook in de grotere openbare bibliotheken en in universiteitsbibliotheken zijn sommige tijdschriften aanwezig.
| |
Binnenland
Vaste prijs
Boekblad 24 (17 juni) 1988 meldt dat er opnieuw en op internationaal niveau discussie is over de voor- en nadelen van de vaste prijzen voor boeken. In het Engelse The Bookseller is het thatcherisme toegetreden middels het pleidooi van grootboekenhandelaar (Pentos) Terry Maher, een van die lieden met een rotsvast geloof in de zegeningen van de vrije markt, met aan zijn zijde de Zweed Per Gedin die er op wijst dat het loslaten van de vaste prijs in Zweden en Finland (in 1970) allerminst tot inzakken van de markt heeft geleid. Hun tegenstanders, waaronder de grootboekenhandelaar (Hatchards) Stewart Binnie, wijzen er op dat het loslaten van de vaste prijs leidt tot vermindering van het aantal boekwinkels, en vooral van goed gesorteerde boekwinkels. John Kraakman wijst in zijn artikel in Boekblad op de ontwikkelingen in Frankrijk, waar de boekenbranche dolgelukkig is met het opnieuw instellen van de vaste prijs.
| |
Annie M.G. Schmidt
was het onderwerp van Bzzlletin 149 (september 1987). Jeanne Roos haalt herinneringen op aan de Parool-tijd. Simon Carmiggelt haalt herinneringen op aan gezamenlijk optreden. Wim Ibo haalt herinneringen op aan eerste successen. Bregje Boonstra haalt andermans herinneringen op aan Annie M.G. Schmidt als directrice van de leeszaal te Vlissingen. Joke Linders-Nouwens interviewt haar (‘Ik wil nergens bijhoren’). Peter van den Hoven doet iets wat hij tien jaar geleden niet zou hebben gedaan: hij prijst Jip en Janneke. Guus Kuijer legt verband tussen Annie M.G. Schmidt en de zondeval, en Anne de Vries zoekt naar de moraal in haar werk (‘wie de moraal wil samenvatten, heeft hem niet begrepen’). Willem Wilmink en Jacques Klöters belichten haar als musical-schrijfster. En Hugo Verdaasdonk verklaart helemaal vooraan dat dit nummer een eerbetoon is van het Platform Kinder- en Jeugdliteratuur, een beetje laat voor haar 75ste verjaardag (die in 1986 viel), maar toch een knappe greep als je bedenkt dat nog net voor verschijnen van het nummer de Constant Huygens Prijs en luttele tijd nadien de Andersen medaille aan Annie M.G. Schmidt werden toegekend.
| |
| |
| |
Strips
Als een soort afgeleide van het wekelijkse mededelingenblad Infobulletin, dat het NBLC voor zijn leden uitgeeft, verschijnen er diverse andere bulletins bij het NBLC. Ook Leesgoed is ooit zo begonnen. Kort na het leesbevorderingsnummer komt nu het CLC-KLC bulletin (april 1988) met een themanummer ‘beeldend vertellen’, over strips. (CLC en KLC zijn de afkortingen van Christelijk Lectuur Centrum en Katholiek Lectuur Centrum.) Naast een overdruk uit Boekengids 1987/10 van Manu Manderveld en een literatuuropgave onder meer een interview met stripfreak Hans Matla, een stukje over bijbelstrips, en een uiteenzetting van Bert Meppeling over geweld in strips. Boodschap van de stripliefhebbers: er zijn ook àndere strips.
| |
Ontcijferen of uitleggen
Marc Spoelders vat in Didactief maart 1988 samen wat de Amerikaanse geleerde David Olson december 1987 zei tijdens een congres in Gent. Olson maakt het verschil tussen lezen als ontcijferen en lezen als uitleg tot een essentieel verschil tussen twee denkwijzen. Het maakt volgens Olson veel uit of een cultuur ervan uitgaat dat de betekenis van een tekst er al is, namelijk verborgen in de tekst (lezen als archeologie), of dat de betekenis van een tekst er tijdens het lezen aan toegekend wordt, en er dus nog niet in zit. De laatste denkwijze laat meer dan één uitleg van een tekst toe. Olson verricht onderzoek naar de mate waarin kinderen dit verschil zien.
| |
Leren lezen in Peru
Veel mensen in Peru spreken Quechua. Niettemin is het onderwijs daar ingericht alsof iedereen Spaans als moedertaal heeft en in Lima woont. Gevolg is dat kinderen op het platteland, en dan vooral Quechua sprekende kinderen, een grote achterstand in het onderwijs oplopen ten opzichte van Spaans sprekende stadskinderen. Aldus Annelies Merkx in Didactief april 1988. Zij verrichtte onderzoek in Peru. In hetzelfde nummer een artikel van Jan Neuvel over (met zijn hoofdletters) Functioneel Aanvankelijk Leesonderwijs, met voorgaande artikelen een reactie op het vorig jaar afgeronde onderzoek van de Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek naar de effectiviteit van zulk leesonderwijs. Het functionele van dit aanvankelijk leesonderwijs zit 'm in de meer dan gebruikelijke aandacht voor de instelling van het kind ten aanzien van lezen (in jargon: leesattitude). Over die effectiviteit staat overigens nog niets vast.
| |
Beter leesonderwijs
staat er pontificaal boven een artikel van C.A.J. Aarnoutse in Jeugd in School en Wereld maart 1988. Aarnoutse bestudeert al jaren het leesonderwijs. Nu heeft hij ontdekt dat tekstbegrip er in het basisonderwijs bekaaid van afkomt. Terwijl kinderen dat juist erg nodig hebben, bijvoorbeeld om de povere teksten van schoolboeken in andere vakken te begrijpen.
Dat is mede een reden dat hij tevens voorstelt vaker informatieve in plaats van verhalende teksten te gebruiken. Hoe dat moet, schetst hij aan de hand van tien voorbeeldlessen, in dit artikel niet uitvoerig beschreven, en met de hoop (onder verwijzing naar de volledige tekst, die in 1985 verscheen) dat die lessen door deze of gene leerkracht eens uitgevoerd zullen worden.
| |
Bewegingsverhalen
In Jeugd in School en Wereld april 1988 een artikel van Henk Manders, Hans van Dijck en Mart Corsius over ‘bewegingsverhalen’. Dat zijn verhalen die verteld worden terwijl anderen het verhaal uitbeelden. Bij uitstek een werkvorm voor het onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, betoogt het trio, want zo kunnen diverse ervaringen op een leuke manier verwerkt worden. Het is de bedoeling dat de leerkracht vertelt, terwijl de leerlingen uitbeelden.
| |
Margaret Mahy
is onderwerp van het gebruikelijk auteursportret achterop en -in Jeugdboekengids april 1988. Geboren 21 maart 1936 in Whakatane (Nieuw-Zeeland). Bibliotheekopleiding, loopbaan als jeugdbibliothecaris, leeft nu van de pen. Bespreker Ria de Schepper is (begrijpelijk) zeer van haar werk te spreken.
| |
Hans Henkes
is onderwerp achterop en -in Jeugdboekengids mei 1988. Geboren 14 november 1931, studeerde geologie, informatica. Schrijven voor kinderen begon met schrijven van computerprogramma's, -cursussen en -spelletjes voor kinderen. ‘Over de boeken van Hans Henkes lopen de meningen sterk uiteen’, concludeert portrettist Robert Baccarne voorzichtig.
| |
Jan de Zanger
prijkt achterop Jeugdboekengids juni 1988. Geboren 4 juli 1932 te Schiedam. Sterkte na hongerwinter aan in Denemarken, ging daar later vaak op vakantie naar toe, leerde Deens. Studeerde Nederlands, vanaf 1957 leraar voortgezet onderwijs, 1977 medewerker Stichting voor de Leerplanontwikkeling (SLO) in Enschede, voor lees- en literatuuronderwijs in de basisschool. Vertaalde veel kinderboeken uit het Deens, Noors, Zweeds en Duits.
Bespreekster Ria de Schepper vindt zijn werk ‘heel leesbare verhalen, in een stijl en toon die adolescenten blijkbaar ligt’.
| |
Woordenwinkel in praktijk
In Ida stak een zebra over van Nicolaas Matsiers is het verhaal ‘De Woordenwinkel’ te vinden. Op grond van dit verhaal richtte pabostudent Joyce Postma in haar stageklas een woordenwinkel in. Een kort verslag, ook van wat er mis ging, staat in Montessori mededelingen 11-3-1988, van de hand van Joyce Postma en Ed Leeflang.
| |
Rudie van Meurs
Een kort interview van Piet Augustijn met Rudie van Meurs is te vinden in De schoolmediatheek mei 1988. Het schrijven voor kinderen is voor deze auteur een soort adempauze. ‘Hierin kan ik mezelf vertreden, buiten de paden gaan. Aan de ene kant een compensatie, anderzijds ook een bespiegeling.’ Verder in dit nummer onder meer enkele ideeën van Julia Tiel Groenestege over werken met boeken in de groep, en van Herman Kakebeeke voor het voorlezen in de kring. Thera Coppens legt uit hoe de Pluim van de Maand tot stand kwam; daarbij uiteraard een overzicht van alle Pluimen van de start (september 1984) tot en met mei 1988. Julia Tiel Groenestege bespreekt een dertigtal boeken die bruikbaar zijn voor het onderwijsgebied geestelijke stromingen.
| |
Wisselrijen of losse woorden
Wisselrijtjes, rijtjes woorden met steeds een zelfde woorddeel, komen voor in leesmethodes (bijvoorbeeld Veilig leren lezen en Letterstad) om kinderen te helpen oefenen met het in één keer verklanken van lettercombinaties. In een onderzoek (je moet tenslotte toch iets onderzoeken), samengevat in Tijdschrift voor Orthopedagogiek mei 1988 tonen P. Reitsma en J. Dongelmans (van het Paedologisch Instituut te Amsterdam) dat het gebruik van wisselrijtjes niet aantoonbaar zin heeft.
| |
Robinson en de geschiedenisles
In Vernieuwing, tijdschrift voor onderwijs en opvoeding maart 1988 een artikeltje van Saskia van Oenen over de pogingen die ondernomen zijn om geschiedenis te geven met Robinson Crusoe of robinsonades. Een zekere Boterenbrood bracht het heel ver.
| |
Literatuur voor het voortgezet onderwijs
Werkblad voor Nederlandse didactiek mei 1988 is een themanummer ‘Geannoteerde lectuurlijsten’, waar anders dan het motto zou doen vermoeden geen geannoteerde lectuurlijst in te vinden is, maar wel veel artikelen over het literatuuronderwijs in het middelbaar onderwijs. Ze zijn bedoeld als ‘pedagogisch-didactische ondersteuning’ bij één lijst, die in het volgend nummer gepubliceerd gaat worden. De ondersteuning is nogal breed uitgevallen, en hier en daar erg theoretisch. Artikelen van Willie van Peer (over cultuuroverdracht; hij begint met Demosthenes), van Armand van Assche (over criteria bij de keuze van boeken), van Sjef Klinkenberg (over beeld- en leescultuur), van Cor Geljon (over engagement in onderwijs en leesboeken), van Jan van der Vliet (over enkele doelstellingen van het literatuuronderwijs in de eerste graad), van Myriam Paquet en Jos Martens (over jeugdboeken in de hoogste jaren van het onderwijs), van Jan Uyttendaele (over benaderingswijzen van literatuur: structuuranalytisch, literair-sociologisch of receptie-esthetisch), van Eddy Gilté (over gedifferentieerd lezen in het beroeps secundair onderwijs), en van Mark Smolenaers (een piepklein artikeltje over boeken kiezen voor de eerste graad). Het Werkblad voor Nederlandse didactiek is een driemaandelijkse losbladige gestencilde uitgave van het Instituut voor Didactiek en Andragogiek van de Universiteit van Antwerpen, Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen, telefoon (België) 03-2327935.
| |
Buitenland
Doorbreken
Ofwel, hoe krijg ik uitgevers warm voor mijn tekenwerk, een vraag die veel beginnende illustratoren zich stellen. Een (niet het) antwoord geeft Margaret Carter in Books for keeps mei 1988, die met diverse beginnende illustratoren ging praten. Tentoonstellingen, ‘artists’ agents’, Bologna: dat zijn de trefwoorden. Makkelijk is het niet; maar merkwaardig genoeg vinden uitgevers dat ook. Elders in dit nummer de rubriek ‘Authorgraph’ over Ruth (Niet voor de poes) Brown, en het verslag van een bezoek aan een school door Roald Dahl, een verslag dat eerder in een schoolkrant thuishoort.
| |
Feit en fictie
Het blijft met enige regelmaat onderwerp van artikelen, de verhouding tussen waarneming en verbeelding, tussen wat men als reëel (‘echt’ zeggen kinderen) en fantasie ervaart. In Canadian Children's Literature nummer 48 schrijft Jill Paton Walsh over feit en fictie in geschiedenis, aan de hand van voorbeelden uit en rond Robinson Crusoe, en ook good old John Rowe Townsend buigt zich in dit nummer over realisme en fantasie, in ‘Border Country’, en samen met hen Monica Hughes en Tim Wynne-Jones, die ‘an eye for thresholds’ open houdt. De artikelen zijn bewerkingen van lezingen, gehouden tijdens het First Summer Institute van het Children's Literature Centre in Ontario.
| |
Informeel praten over boeken
In Children's literature in education nummer 68 (jaargang 19, nummer 1) een met veel geleerde citaten en enige praktijkvoorbeelden gestaafd betoog van Shirley Koeller voor het
| |
| |
informeel houden van praten over leeservaringen. Want dat helpt kinderen vooruit, en formaliseren van zulke gesprekken (zodat ze dus op lessen lijken) slaat leerkracht en leerling dood. Soms bevestigt wetenschap wat we al wisten. Verder in dit nummer onder meer artikelen over Peter Pan en de strijd tussen de sexen, en over Joan Aiken.
| |
Jongeren en bibliotheekgebruik
Linda Hill en Helen Pain deden onderzoek naar bibliotheekgebruik van jongeren in Nottinghamshire en berichten daarover in International review of children's literature and librarianship voorjaar 1988. Veel cijfers, een opmerkelijke belangstelling voor non-fiction en ‘adult fiction’ (samen de helft), en de niet-gebruikers vinden de bibliotheek vaak ‘te ver’, terwijl zij toch niet verder van de bibliotheek wonen dan niet-gebruikers. In feite blijkt dan ook dat niet-gebruikers de bibliotheek niet aantrekkelijk vinden: ‘lack of motivation to use the library was the obstacle rather than time or distance’. In Nottinghamshire staan dus genoeg bibliotheken. Het zou interessant zijn zo'n onderzoek ook eens in Nederland of Vlaanderen uit te voeren. International review of children's literature and librarianship verschijnt drie keer per jaar en wordt geredigeerd door medewerkers van het department of library and information studies van Loughborough University. Uitgever is Taylor Graham Publishing, 500 Chesham House, 150 Regent Street, London W1R 5FA.
| |
Lezen en jongeren
Journal of Youth Services in Libraries voorjaar 1988 is een themanummer over ‘young adult’ leesgewoontes en dienstverlening. Alleen Pace Nilsen en Ken Donelson (Literature for Today's Young Adults) over de ontwikkeling van het genre (‘it no longer relies for its popularity on shock and titillation’). Christine Jenkins en Kathleen Odean over omstreden tienerboeken; er wordt in de VS nog immer heel moeilijk gedaan over sommige boeken, zo moeilijk dat er een handleiding bestaat, What to do when the censor comes, van de Connecticut Library Association Intellectual Freedom Committee. Richard Peck en Patsy Perritt over het Britse boekenaanbod. Florence DeHart en Gerrit Bleeker over hoe bibliothecarissen jongeren kunnen helpen de juiste inlichtingen te vinden. Joan Atkinson over het beeld van ouders in tienerfictie (‘it is “anti-parent” only for the reader who needs a scapegoat, a simple answer to a complex set of circumstances, or a rose-colored window on the world’). Millicent Lenz over het nucleaire gevaar in tienerverhalen (‘Hope amidst the Ruins’). Barbara Chatton over bibliotherapie in de bibliotheek (‘Apply with Caution’). Journal of Youth Services in Libraries (voorheen Top of the news) is het blad van de Amerikaanse secties voor jeugden jongerenbibliotheekwerk van de American Library Association.
| |
Analfabetisme onder tieners
Volgens Judith Davidson in Language Arts winter 1988 zijn er in de VS 27 miljoen volwassenen die niet kunnen lezen, en nog eens 47 miljoen die niet goed kunnen lezen (‘functioneel analfabeet’). De start van het analfabetisme ligt ergens in de puberteit. Volgens een peilingsonderzoek van de National Assessment of Education Progress heeft 40 % van de dertienjarigen niet voldoende leesvaardigheid om de krant te lezen. Een ander onderzoek meldt dat 85 % van de jongeren die met justitie in aanraking komen niet kan lezen. Er is een statistisch verband tussen ongeletterdheid, werkloosheid, alcoholisme en ander gebruik van verdovende of roesverwekkende middelen. In 1985 ging het Project on Adolescent Literacy van start in het Center for Early Adolescence met een studie die in eerste instantie bestond uit het inventariseren van wat er aan alfabetiseringsprogramma's voor jongeren bestond in de VS. Niet erg veel, zo bleek. Wat wel, wordt samengevat door Judith Davidson.
| |
Popular culture
Kinderliteratuur en, onvolmaakt vertaald, populaire cultuur is het thema van The Lion and the Unicorn oktober 1987, maar onder die noemer gaat wel een bonte variëteit aan artikelen schuil, van Winnie-the-Pooh bekeken door een feministische bril tot boekjes over filosofie voor kinderen, en van postmodernisme en het New American Forest tot Anne of Green Gables op televisie en in het algemeen het bewerken van kinderboeken voor televisie.
| |
Kinderboekwinkels doen het goed in Bordeaux
Althans, dat zeggen de kinderboekhandelaars (van de winkels ‘Comptines’ en ‘Oscar Hibou’ in Bordeaux) in een interview in Nous voulons lire! maart 1988. Het gaat opperbest met deze winkels. ‘Maar, weet u, het verplichte boek bestaat nog. Je voelt dat meteen. Wij zien het dan als onze taak die ouders duidelijk te maken dat hun kind een boek niet zal lezen als het er geen zin in heeft; dat wil zeggen lezen met plezier. En zoiets uitleggen moeten we jammer genoeg nog wel eens doen.’
| |
Slechte genres
Nicole Robine maakt in Nous voulons lire! mei 1988 zonder omwegen onderscheid tussen ‘goede’ en ‘slechte genres’, schetst hoe men tot dit onderscheid gekomen is (kwestie van overheersende smaak) en vraagt zich vervolgens af hoe het komt dat de ‘mauvaises genres’ toch heel erg in trek zijn, en hoe de gemiddelde lezer van die boeken er uit ziet. Die ziet er in ieder geval volgens Robine heel anders uit dan de lezer van goede boeken. De betreffende lezer is meestal afkomstig uit kringen waarin weinig of niets gelezen werd, en de school heeft een flinke afkeer van moeilijke boeken weten te bewerkstelligen. Robine staaft deze schets onder meer met zeer veel uitspraken van lezers van ‘mauvaises genres’ over hun leesgewoontes. Elders in dit nummer een interview met auteur (voor kinderen; niets ervan is in het Nederlands vertaald) en wetenschapper Robert Escarpit.
|
|