Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesgoed. Jaargang 15 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesgoed. Jaargang 15
Afbeelding van Leesgoed. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Leesgoed. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.11 MB)

ebook (11.95 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesgoed. Jaargang 15

(1988)– [tijdschrift] Leesgoed–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vakboeken

Voorzover niet anders vermeld zijn de besproken vakboeken per aanschafinformatie aangeboden aan de openbare bibliotheken, en dus wellicht aanwezig in de grotere bibliotheken. Scripties, keuzelijsten e.d. zijn ter inzage (niet te leen) bij het NBLC, boek en jeugd, evenals de besproken vakboeken. In principe worden alle nederlandstalige vakboeken die de redactie bereiken besproken. Van de bij het NBLC binnenkomende scripties wordt een selectie besproken.

Boerstoel, Willem Wilmink en Drs. P. Ziezo, hèhè, de eerste regel staat er: lesboek voor de middenbouw van het voortgezet onderwijs. - Utrecht: LOKV, 1987. -f 9, 75 / Bfr 195. - ISBN 90-6997-009-0.

Je zou jaloers worden op de scholieren die onder leiding van hun docent Nederlands of Expressie met dit lesboek gaan werken. Vakmanschap, enthousiasme, humor en een heldere vorm kenmerken dit (les)handboek voor het leren lezen, schrijven, dichten en voordragen van teksten. Uitgangspunt daarvoor zijn de verhalen en gedichten van Annie M.G. Schmidt. Een korte levensbeschrijving en veel voorbeelden van haar teksten gaan aan de eigenlijke lessen vooraf. Het hoofdstuk van drs. P. met uitleg over de 12 stappen naar bruikbare liedteksten is uiterst leesbaar met duidelijke en grappige voorbeelden van hoe het wel en niet kan. Interessant en leerzaam is ook de vergelijking die Jan Boerstoel maakt tussen de teksten voor een verhaal, hoorspel, toneelstuk of film. Het boek bevat praktische aanwijzingen over hoe teksten gepresenteerd kunnen worden. Wat oppervlakkig zijn de tips over het organiseren van een tentoonstelling. Onvoldoende zijn de aanwijzingen over de kunst van het voorlezen. (Vergelijk hoofdstuk 4 van Rimke Rohaan-Mul in Vertel eens een verhaal). Wat ik mis zijn ideeën om de verhalen en versjes van Annie M.G. te gebruiken tijdens kamp-, werk-, of spelweken. Pluk van de Petteflet is bij scoutingkampen al jarenlang een geliefd thema voor spel en avontuur.

In een bijgevoegd opdrachtenboek staan 40 opdrachten om met tekenen, dichten, zingen en schrijven, uitgaande van het werk van Annie M.G. aan de slag te gaan. De docent zal ongetwijfeld uitbreiding van zijn lesuren behoeven om optimaal met dit lesboek te kunnen werken.

- Cecile Beijk-van Daal

Children's Novels and the Movies / ed. by Douglas Street. - New York: Frederick Ungar Publishing, 1983. - Ills. - 304 p. -ISBN 0-8044-6883-4 (paperb.), 0-8044-2840-9 (hardc.).

In 24 hoofdstukken (waarvan één eerder als artikel verschenen) geven 24 auteurs een bespre-

[pagina 188]
[p. 188]

king van verfilmingen van 24 grotendeels angelsaksische klassieken uit de kinderliteratuur. De samensteller wijst, zeer verstandig, in zijn inleiding op de verschillen tussen boeken en films: ‘To discuss filmic realization in terms of literal transposition from page to celluloid is by and large an impossibility.’ Films dienen als films besproken te worden, en de filmmakers gebrek aan respect voor het originele boekverhaal verwijten, zoals vaak gebeurd, is volgens Street onjuist. Het is echter opvallend dat veel films hun verhaal aan een boek ontlenen, en dat is Street's argument voor het samenstellen van deze bundel. Bij de keuze van auteurs lette hij er volgens eigen zeggen op dat er geen oververtegenwoordiging van de ene of de andere discipline (boek versus film) plaats vond. De 24 besprekingen, geordend naar verschijningsdatum van het boek, tonen een grote overeenkomst in opbouw. Het boek wordt nauwelijks besproken en duidelijk bekend verondersteld.

De verfilmingen worden genoemd, en vervolgens worden daarvan enkele uitgebreid besproken. De films worden op zich besproken, en ook vergeleken met het boek, waarbij wordt nagegaan om welke redenen of door welke oorzaken de film anders is dan het boek. Achterin het boek vindt men gegevens over de besprekers, de films, een lijst verfilmingen per titel, en een index. Een aardig boek, maar met beperkingen: als naslagwerk is het niet compleet genoeg, en als studie mist het een hoofdstuk waarin in het algemeen de relatie tussen boek en film wordt behandeld. De besprekingen zouden hiervoor een goede bron hebben gevormd. Nu wordt het trekken van conclusies aan de lezer overgelaten.

- Herman Verschuren

Guchte, Carry van de. Mondeling Nederlands bij Veilig Leren Lezen; handleiding. - Tilburg: Zwijsen, 1988. - ƒ 60,- / Bfr 1200. - ISBN 90-276-1193-9.

Deze handleiding is een aanvulling op de methode Velig leren lezen t.b.v. allochtone en dialectsprekende kinderen. Het doel van deze aanvulling is om bovengenoemde groepen kinderen in contact te brengen met de taal en de leefwereld die in de leesboekjes te vinden is van Veilig leren lezen, zodat de kinderen daarna in staat zijn deze boekjes zelfstandig te lezen. De nadruk wordt gelegd op de mondelinge taalvaardigheid: een belangrijke leesvoorwaarde. Deze methode is bestemd voor die kinderen die al enige beheersing van de Nederlandse taal hebben. De handleiding bestaat uit 2 delen: een algemeen deel, waarin uitgangspunten, doelgroepen, doelstellingen, selectie van woorden, lesmateriaal, organisatie en werkwijze uiteengezet worden, en een deel waarin bij ieder verhaal afzonderlijk aanwijzingen gegeven worden voor het vaststellen van de beginsituatie van de leerlingen, doelstellingen, activiteiten en evaluatie.

Deze aanvullende methode is goed te gebruiken door mensen die met anderstalige kinderen werken. Of het geschikt is voor kinderen die een dialect spreken is de vraag. De leefwereld die in de verhalen beschreven worden is veelal geënt op buitenlandse kinderen.

- C. Hoekema-van Vliet

Hannink, Mariën en Maaike le Grand. Open boek, richtlijnen voor het schrijven en beoordelen van boeken voor dove jongeren. - Utrecht: FODOK, 1987. -f 10, 50 / Bfr 210. - ISBN 90-940-1033-X.
Idem. Een verkorte uitgave van Open Boek, richtlijnen voor het schrijven en beoordelen van boeken voor dove jongeren. - Utrecht, FODOK, 1987. - ƒ 4,- / Bfr 80. - ISBN 90-940-1034-8.

Een team van deskundigen en veldwerkers hebben, mede aan de hand van een literatuurstudie, richtlijnen opgesteld ten behoeve van degenen die voor dove kinderen willen schrijven, of boeken voor hen moeten beoordelen. Na een introductie over de specifieke problemen van dove jongeren, met name door hun achterstand in spreektaal, volgt een analyse van de eerste vier bladzijden van enkele boeken (al dan niet geschreven voor dove jongeren). De grammaticale aspecten krijgen daarbij veel aandacht; een verwijzing, een vergelijking of een toevoeging binnen één zin kunnen al tot onbegrip leiden. De samenstellers hebben alle grammaticale problemen geïnventariseerd, in categoriën verdeeld en gerangschikt in 10 verschillende niveaus van moeilijkheidsgraad. Opgenomen zijn eveneens de resultaten van een enquête, gehouden bij leerkrachten en dove kinderen, waardoor men inzicht krijgt in de leeservaringen. Het rapport bevat een score-formulier aan de hand waarvan boeken voor dove kinderen beoordeeld kunnen worden. Een aantal boeken uit series voor moeilijk lezenden en enkele eenvoudig geschreven kinderboeken blijken eveneens voor deze doelgroep geschikt te zijn; problemen ontstaan voornamelijk door het taalgebruik.

Open boek is een verhelderende studie waaruit de specifieke problemen van dove kinderen dudielijk naar voren komen. De behandeling van de grammaticale problemen is door zijn systematische opbouw nieuw voor Nederland, vergeleken met andere publikaties over gemakkelijk leesbare boeken. Voor degenen die zich in de achtergronden van leesproblemen bij dove jongeren willen verdiepen is dit een onmisbare studie; maar ook degenen die geïnteresseerd zijn in problemen bij begrijpend lezen kunnen hier veel uit leren. Boekbeoordelaars en auteurs kunnen ook als doelgroep aangemerkt wordden.

De verkorte uitgave van Open Boek (richtlijnen voor het schrijven en beoordelen van boeken voor dove jongeren) is meer op de praktijk gericht. Aan de hand van voorbeelden wordt duidelijk gemaakt welke problemen dove kinderen al lezend ondervinden. Dat gebeurt door de analyse van de eerste 4 bladzijden van enkele - al dan niet voor dove kinderen geschreven - kinderboeken. Daaruit blijkt dat zij o.a. problemen hebben met verwijswoorden (die, er), ironie, teveel informatie in één zin of een te snelle introductie van verschillende personen. De problemen op taalkundig gebied worden bovendien nog eens apart systematisch geïnventariseerd. In een volgend hoofdstuk zijn de resultaten opgenomen van enquêtes, gehouden onder leerkrachten en leerlingen; deze geven een beeld van de interesse van de doelgroep en hun leeservaringen. Een scoreformulier completeert de uitgave. Aan de hand van 14 invalshoeken kan men daarmee boeken voor dove jongeren analyseren. Voor het dagelijks gebruik van veldwerkers in school en bibliotheek is dit een duidelijke handleiding. Enigszins verwarrend werkt de inhoudsopgave; deze is gelijk aan die van het complete Open Boek, waarin meer theoretische achtergronden gegeven worden. Deze procedure is gevolgd om de gebruiker inzicht te geven van wat er in de complete uitgave aan de orde komt. Bij een volgende druk zou men wellicht in de inhoudsopgave aan kunnen geven welke hoofdstukken niet in de verkorte uitgave opgenomen zijn.

Maar dit doet niets af aan het belang van deze verkorte uitgave.

- Annerieke Freeman-Smulders

Lowsky, Martin. Karl May. - Stuttgart: Metzler, 1987. - ƒ 28,-. - ISBN 3-476-101231-9.

Door de ernorme toevloed in vooral de laatste 20 jaar van studies en wetenschappelijke artikelen over Karl May is de berg secundaire literatuur over hem nauwelijks nog te overzien. In dit deel van de gerenommeerde serie ‘Sammlung Metzler’ heeft de auteur de moeilijke taak om gids te zijn in deze doolhof met grote nauwgezetheid vervuld. In een goed leesbare stijl geeft hij in vier grote hoofdstukken achtereenvolgens een inleiding over: 1. de verkrijgbaarheid van oorspronkelijke teksten en toegankelijkheid tot manuscripten van Karl May (reprint-programma's, historische-kritische Greno uitgave etc.), 2. zijn leven, 3. zijn werk (vroege romans, kolportage, klassieke reis- en jeugdverhalen, late reisverhalen en het latere (symbolische) werk), 4. kritiek op en onderzoek naar Karl May's werk. De verschillende visies en stromingen worden beknopt en duidelijk weergegeven zonder dat de auteur zijn persoonlijke mening opdringt. Ieder hoofdstuk is opgesplitst in deelhoofdstukjes, die ieder afzonderlijk door een literatuuropgave over het besprokene worden gevolgd. Hierdoor is een zorgvuldig opgebouwde gids ontstaan die zowel geschikt is voor ‘de leek’, die zich in het fenomeen Karl May wil verdiepen, alswel voor ‘de kenner’, die zich d.m.v. dit compendium veel zoekwerk kan besparen.

- Ine Stassen

Moorcock, Michael. Wizardry and wild romance: a study of epic fantasy. - London: Victor Gollancz, 1987. -Hardb. ƒ 44,90, pocketb. ƒ 25,80. ISBN hardb. 0-575-04146-3, pocketb. 0-575-04147-1.

Fantastische heldenverhalen en magische gruwelverhalen krijgen op het ogenblik de meeste bekendheid via het televisiescherm, de strip en de speelgoedindustrie. Helaas gaat het meestal om in massaproduktie geleverde cliché's. In een levendig betoog scheidt de belezen schrijver de bokken en de schapen met zijn eigen literaire normen, en spaart de beroemdste niet: Tolkien en Adams (Waterschapsheuvel) ontmaskert hij als kleinburgerlijk benepen. Een goed verhaal mag van hem niet in slaap sussen of stijven in conventionele stereotype sociale opvattingen. Enerzijds hekelt hij de ‘pastorale idealen van Winnie de Poeh’, anderzijds wijst hij op het gevaar van de ‘bakerpraatjes voor pubers’, agressie maakt macht. Achtereenvolgens zet hij de schijnwerper op enkele kenmerkende kanten van het genre. De exotische, onbepaalde omgeving, waarvan het gebruik wordt geïllustreerd in ‘oosterse’ ridderromans en ‘gotische’ verhalen uit de romantiek, kan of moet de innerlijke wereld van de hoofdpersoon weerspiegelen. De held of heldin zelf kan of moet op een volwassen manier de avonturen tegemoet treden. Er komen veel te veel stoere jongetjes of naïevelingen voor zoals Superman en Tarzan. Vrouwelijke rollen krijgen in dat6 verband positieve aandacht. Het nuancerende effect van humor, wit of zwart, versterkt het volwassen besef van het menselijk, relationele, conflict, waar het in deze verhalen eigenlijk om gaat. Hiermee bakent de schrijver de grens af met dat andere meestgelezen genre: science fiction, waarbij hij de nadruk legt op het doordenken op de menselijke consequenties van technische mogelijkheden. Jammer genoeg vindt hij het een vergrijp je eigen naam en plaats als schrijver binnen het genre in je betoog te vermelden. Zo is de lezer aangewezen op de vage flaptekst of op zijn herinnering aan de Engelse ‘new wave’ stroming rond het tijdschrift New World waarin hij de stuwende kracht was. In de zestiger jaren en aan zijn vele romans die hij zelf nergens noemt. De uitgave is verzorgd, met veel citaten, enkele zwart-wit weergaven van illustraties en schrijversportretten. Er is wel voorzien in een korte beredeneerde literatuuropgave, een handelslijst en een titel- en schrijversregister van besproken werk, maar geen ter-

[pagina 189]
[p. 189]

menlijstje. Schrijvers van jeugdliteratuur uit Engeland en Amerika (Bv. Baum en Nesbit) krijgen beknopt aparte aandacht. Als hij Tonke Dragt had gekend zou hij haar met ere hebben vernoemd. Aangezien hij verder, voornamelijk uit het Engelse taalgebied, veel werk bespreekt dat door de jeugd gelezen en gezien wordt, is zijn betoog ook op dat gebied belangrijk.

- Karin Ottenhoff

Perrot, Jean. Du jeu, des enfants et des livres. - Paris: Editions du Cercle de la Librairie, 1987. - ƒ 98,40. - ISBN 2-7654-0401-1.

Welke jeugdliteratuur vindt een plaats op de markt in de concurrentiestrijd met de andere vrijetijdsvoorzieningen en de beeldmedia? De schrijver, hoofd van een instituut voor onderzoek van spel en speelgoed en voor de opleiding tot jeugdbibliothecaris, beredeneert de relatie tussen kind en volwassene bij cultuuroverdracht en gaat daarvan uit dat die overdracht voornamelijk steunt op (samen)spel, waarbij de volwassene de vorm kiest. Hij signaleert veroveringen van de markt met de speelse consumptiegoederen: strips, prentenboeken en rollenspelen (‘Deathtrap dungeons’), met een gerichte uitbreiding naar peuters en jongeren door peutertijdschriften, onopvallende artistieke uitgaven en raadselachtige plots.

Daarnaast bepleit hij een nadruk op de goede verstandhouding tussen lezer en verteller door humor, een niet-alledaagse gezichtshoek en de uitdaging van schelmenstreken, omzwervingen en beproevingsavonturen.

In het licht van het ontvouwde pedagogische ideaal krijgt de lezer een uitgebreid kritisch overzicht van de jeugdliteratuur op de Franse en internationale markt van de laatste jaren. Een lijst van besproken auteurs en van Franse studies completeert het boek.

- Karin Ottenhoff

Rustin, Margaret, and Michael Rustin. Narratives of love and loss: studies in modern children's fiction. - London: Verso, 1987. - 269 = 8 p. - ƒ 87,89 (f 33, 60). - ISBN 0-86091-899-8 (pbk); 0-86091-187-X (geb).

In elf hoofdstukken bespreken de auteurs kinderboeken die handelen over menselijke emoties. Zij laten zien dat in deze boeken alle verschenen in deze eeuw, de meeste na de 2e Wereldoorlog) op invoelbare wijze diepe menselijke emoties beschreven worden. Hierbij is de psycho-analytische benadering het meest geprononceerd, hoewel ook vanuit sociologisch en literair perspectief geanalyseerd wordt.

Van de ervaringen van kinderen in deze boeken worden met name die van ‘love and loss’ behandeld: de scheiding van een moeder(figuur), angst om verlaten te worden, groepsvorming en de uitsluiting daarvan, leven buiten de invloedssfeer van de ouders, grote maatschappelijke veranderingen. Veel van deze verhalen spelen geheel of gedeeltelijk in een fantasiewereld waarin via metafoor en analogie een andere werkelijkheid aan de orde kan komen. De auteurs stellen dat zij verhaalpersonages een rijk geestelijk leven toedenken - alsof het echte mensen zouden zijn - maar, is hun commentaar, zo reageert de gewone lezer ook.

De mogelijkheid die deze boeken bieden om problemen te verwerken kan van cruciaal belang zijn voor kinderen.

Na een inleidend hoofdstuk waarin deze gedachtsgang uiteen gezet wordt, volgt de bespreking van een groot aantal boeken. Dit zijn: Tom's midnight garden (eenzaamheid) van Philippa Pearce; de Narnia-cyclus (o.a loyaliteit t.o.v. een afwezige) van C.S. Lewis; Charlotte's web (steeds voortgaande emotionele ontwikkeling) en ander werk van E.B. White; The borrowers (ontberingen) van Mary Norton; The mouse and his child van Russell Hoban (te interpreteren op twee niveaus: het verlangen van een kind naar een eigen thuis, en, de vervreemding en de eenzaamheid van Europese immigranten in de VS) (jammer trouwens dat dit boek in Nederland niet meer aandacht heeft gekregen); Carry's war (sociaal trauma door evacuatie) van Nina Bawden; The slave dancer (persoonlijke groei en culturele identiteit) en ander werk van Paula Fox.

De auteurs analyseren alle boeken uitermate grondig, met citaten en met verwijzing naar (veelal psycho-analytische) vakliteratuur. De mening van kinderen en de eventuele invloed van deze boeken op kinderen blijven buiten beschouwing. Het Engels is goed te volgen, maar het lezen vereist doorlopende concentratie vanwege de gesloten bladspiegel en het ontbreken van tussenkopjes.

Alle genoemde boeken zijn in het Nederlands vertaald. Ook komen nog twee auteurs aan de orde, waarvan de besproken boeken niet vertaald zijn: Lynne Reid Banks en Rummer Godden.

Een interessante studie voor degenen die geïnteresseerd zijn in de psychologie en de pedagie van 6 tot 12-jarigen.

- Annerieke Freeman-Smulders

Vos, Jacques. Jeugdliteratuur: didactiek en methodiek. - Leiden: Nijhoff, 1988. - ƒ 39,50 / Bfr 798. - ISBN 90-6890-135-4.

Nu zeven jaar geleden verscheen Feit en fictie; over de didactiek van het jeugdboek in de klas van dezelfde schrijver. Daarna verscheen van hem verslag van verdere stappen op die weg in het inmiddels verdwenen tijdschrift Leestekens. Nu heeft hij alles samengevat en verwerkt voor collega ‘docenten’ (met deze term vat hij de snel verouderende benamingen ‘kleuterleidster’, ‘onderwijzer’ en ‘leraar’ samen). Zo is Jeugdliteratuur een samenvatting van en vervolg op eerder werk. Een beknopt overzicht van bestaande visies en een duidelijke eigen standpuntbepaling daarin.

In de tweede helft, getiteld ‘Methodiek’, vloeien ‘suggesties’ voor lessen logisch voort uit een exposé van drie beredeneerde methoden, toegepast op drie representatieve punten in het funderend onderwijs aan 4- tot 15-jarigen: het 6e, 10e en 13e jaar. Expliciet wordt ook de kleuter betrokken in de theorie. Maar van de veelzijdige praktijktraditie uit de oude kleuterschool wordt geen profijt getrokken: de lessuggesties slaan vooral op klassikaal gebruik en bestaan helaas voornamelijk uit ‘tekst met vragen’. Met zijn gemotiveerde theoretische standpuntbepaling en beredeneerde lesvoorbeelden biedt Jacques Vos een goede handleiding voor literatuur onderwijzenden - ook als baken bij het varen van een eigen koers.

- Karin Ottenhof

Wuestenberg, Anita en Annie Beullens (samenst.). Vriend(in) gezocht, werken met boeken rond vriendschap. - Leuven etc.: Infodok, 1988. - ƒ 13,75 of Bfr 275 per deel.
Deel 1: Lesmodellen Kleuterschool en eerste graad (groep 1 t/m 4) Deel 2: Lesmodellen tweede graad (groep 5 en 6) Deel 3: Lesmodellen derde graad (groep 7 en 8).
ISBN 90-6565-201-9, 90-6565-202-7, 90-6565-203-5.

De bedoeling van de boekjes is ‘leesbevordering, boekpromotie: ervoor zorgen dat kinderen de smaak te pakken krijgen en het hele boek gaan lezen.’ De drie deeltjes vertonen een gelijke opbouw: de thematische uitwerking van vriendschap in mondiaal perspectief, vervolgens een aantal boeken met in meerdere of mindere mate uitgewerkte didactische werkvormen. Er is een duidelijk verschil tussen de aanpak in deel 1 (onderbouw) en die in de andere deeltjes. De verwerkingsactiviteiten in deel 1 beslaan een groot gebied buiten het directe leestaalonderwijs terwijl in de deeltjes 2 en 3 er een nauwere relatie is met in inhoudelijke kant van de boeken. Een terecht verschil, lijkt me. Opmerkelijk is wel dat er nauwelijks aandacht wordt besteed aan literaire aspecten; zeker in deel 3 zou daarvoor plaats geweest moeten zijn.



illustratie

Gelukkig komt het creatief schrijven regelmatig aan de orde. Door het feit dat aan de boekjes is meegewerkt door een aantal leerkrachten uit basis- (lager) en pedagogisch onderwijs, vertonen de opdrachten nogal grote verschillen in omschrijving en niet alle suggesties zijn voor de gebruiker voldoende duidelijk. Een zorgvuldiger redactie zou het geheel ten goede zijn gekomen. Niettemin vindt de leerkracht die de kinderen de smaak te pakken wil laten krijgen in boeken hier een aantal goede titels en werkbare suggesties.

- Herman Kakebeeke

Zonneveld, C.A.J.M. ‘Ik neus wel eens in Ezelsoor’; een onderzoek naar het gebruik van bronnen bij de kennisverwerving over auteurs van jeugdboeken. - Leiden, maart, 1988. -

Doctoraalscriptie vakgroep onderwijsstudies Rijksuniversiteit Leiden. Anja Zonneveld onderzocht of er verschillen zijn in de herkomst van kennis die kinderen en volwassenen over auteurs van jeugdboeken verwerven en in de mate waarin kinderen en volwassenen deze kennisbronnen gebruiken. Dat deed ze door enkele tientallen kinderen en dito volwassenen enkele vragen voor te leggen. De wijze van onderzoeken, inclusief de vragen, heeft ze in dit werkstuk netjes verantwoord. De uitkomsten tonen inderdaad verschillen, niet alleen tussen kinderen en volwassenen, maar ook tussen jongens en meisjes en, in grotere mate, tussen mannen en vrouwen. Of de aantallen bevraagden en de ene plek van onderzoek, de centrale openbare bibliotheek van Leiden, een voldoende representatief beeld opleveren betwijfel ik. Maar in ieder geval leveren ze een misschien representatief beeld van de gebruikers van die openbare bibliotheek.

[pagina 190]
[p. 190]

Bovendien werd het resultaat aangevuld met enkele uitgebreide interviews met kinderen en volwassenen, zij het van één school. Dat blijkt dat volwassenen vaker gebruik maken van schriftelijke informatiebronnen, en dat kinderen meer op eerdere eigen ervaring steunen zal niemand erg verwonderen. Maar prettig is dat zelfs dit beperkte onderzoek duidelijk toont dat bepaalde vormen van leesbevordering op school (met name boekbesprekingen, bibliotheekbezoeken, een goede schoolbibliotheek) onmiskenbaar effect hebben. Dat geeft de burger weer moed, en dat maakt deze scriptie het vermelden waard.

- Herman Verschuren

Grieser, Dietmar. Die kleinen Helden. - München: Langen-Müller, 1987. - ƒ 36,40. - ISBN 3 7844 2156 3.

Grieser onderzoekt de ontstaansgeschiedenis van enkele klassiekers uit de kinderliteratuur. Hij gaat er daarbij vanuit dat er nauwelijks boeken geschreven zijn die niet gebaseerd zijn op een bestaand persoon (evt. de schrijver zelf) of op een gebeurtenis uit het leven van de auteur. Zijn benaderingswijze wordt in de Franse literatuurtheorie aangeduid met de term ‘biographie romancée’ en houdt in dat de lezer meegenomen wordt op de bedevaartstocht langs plaatsen waar de schrijver heeft vertoefd of waar diens boek is gesitueerd. Grieser gaat op reis, en onderzoekt ter plekke wat de inspiratiebron is geweest voor een bepaald werk. In dit boek doet hij verslag van zo'n 17 reizen, soms ver buiten Europa. Wat de lezer hoort zijn talloze anekdotes, opgetekend uit de mond van de plaatselijke dominee, de suppoost van een museum, de herbergier en de verre achterneef. Hij schroomt daarbij niet ons in te lichten over de verrukkelijke maaltijd die hij gebruikte in het land van Heidi, over de aardige dame die hij ontmoette in het vliegtuig naar IJsland. Grieser schrijft geen wetenschappelijk betoog vol voetnoten en literatuurverwijzingen. Hij predenteert dit ook niet. Hij wil de lezer een kijkje gunnen in de keuken en doet dat op een onderhoudende manier. De ‘helden’ die hij in dit boek onderzoekt zijn, naast vele anderen: Heidi, Winnetou, Nils Holgerson. Opgenomen zijn 16 pagina's met foto's; op de schutbladen enkele kopieën van diverse documenten.

- Wilma van de Pennen



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Cecile Beijk

  • Herman Verschuren

  • Christina Hoekema-van Vliet

  • Annerieke Freeman-Smulders

  • Ines Stassen

  • Karin Ottenhoff

  • Herman Kakebeeke

  • Wilma van der Pennen