| |
Duitse bibliotheekboeken.
Fred Hildenbrandt, Fritz Freemann wird Reporter. Franz Schneider Verlag, Leipzig. M. 3.80.
Een frisch en pittig geschreven jongensboek. In het bijzonder te loven is zeker, dat het reporterschap niet te zeer wordt geïdealiseerd en op het groote gevaar van louter op sensatie beluste nieuwsgierigheid herhaaldelijk wordt gewezen. De groote man, de chefredacteur Beha, wijst dan ook het al te sensationeele af, respecteert een incognito of ook den wensch van een beroemdheid, met rust te worden gelaten. De hoofdpersoon, die de typische eigenschappen van een jongensboekenheld bezit, is dan ook meer een door het menschelijke getroffen ‘dichter’, zooals de nuchterder collega's hem lichtelijk spottend noemen, dan enkel reporter. Keurige uitgave, geïllustreerd door Emerich Gondör. Zeer aan te bevelen.
w. jongejan.
| |
Hedwig Prohl, Susi, das Glückskind und Die Waise v. Buchenau. Zwei Erzählungen für Mädchen. Mit Bildern von Wanda Lehre. A. Weichert, Verlag, Berlin. Geb. M. 1.60 - 152 pag.
Twee alleraardigste, frisch geschreven verhalen in een keurige, vroolijke uitgave. Een zeer duidelijke druk en een paar goede platen, frisch van kleur, maken, dat dit boek ten zeerste is aan te bevelen, vooral voor meisjes tot en met 16 jaar.
| |
Jack London, Der Schiffshund der Makambo. Eine Abenteuergeschichte aus der Südsee. Mit farbigen Bildern u. Zeichnungen von Jan Blisch. Universitas Deutsche Verlags-Aktiengesellschaft. Berlin 1931, geb. M. 3.80 - 176 pag.
De hoofddraad, die door het verhaal loopt, is de trouw van een hond, die Jack London weergeeft op een manier, die wij van dezen grooten Amerikaan verwachten kunnen. Het boek is zeer spannend geschreven. In een reeks aanteekeningen achterin, worden kort en duidelijk allerlei zeetermen verklaard. De druk is goed. De gekleurde platen en de teekeningen van groote levendigheid. Geschikt voor jongens en meisjes van alle leeftijden.
| |
Weckrufe zu wahrem Leben! Göttliche Zeugung im Volke der Zukunft und dessen grosse Mission. Verfasser: Stimme der Liebe. Weckruf S. Verlag Peter Hofmann, Freiburg i. Breisgau. Geh. M. 0.25 - 32 pag.
Een boekje, dat zeker wel goede bedoelingen heeft, maar dat bij de meeste jongelui (het zou misschien alleen voor de hoogste klasse van christelijke scholen kunnen dienen) geen ingang zal vinden.
| |
| |
| |
Märchen aus aller Welt. II. Band. Aus dem Westen und Süden Europas. Mit 11 Originalzeichnungen von Künstlern aus Spanien, Italien, Serbien, Bulgarien und Ungarn. Hirts Deutsche Sammlung. Breslau. Geh. M. 0.50, geb. M. 0.85 - 96 pag.
In de goedkoope en toch goed verzorgde, aardige uitgave van ‘Hirts Deutsche Sammlung’ is ook een 2de deeltje verschenen van ‘Märchen aus aller Welt’. Ook hier gelijk in het 1ste deeltje vinden wij achterin aanteekeningen en een lijst van de bronnen. De verschillende (en soms overeenkomstige) opvattingen van de kunstenaars komen in de teekeningen zeer goed tot uiting en maken de sprookjes voor velen aantrekkelijker.
Het is evenals het 1ste deeltje aan te bevelen, ook voor klasselectuur I (en II).
| |
Aus deutschem Schrifttum und deutscher Kultur. 129. Band. Georg Reicke, Rolf Runges Jugendjahre. (Mit Genehmigung des Verlages aus: Der eigene Ton von Georg Reicke. 3. Auflage 1907, verlegt bei Deutsche Verlags-Anstalt Stuttgart.) Verlag von Julius Beltz in Langensalza. Geh. M. 0.30, geb. M. 0.70 - 44 pag.
Een aardig boekje. Het is een eenvoudig geschreven verhaal van een jongen, die zoo dolgraag studeeren wil, maar wiens ouders hem daartoe niet in staat kunnen stellen. Hij moet nu het vak van zijn vader kiezen en zeeman worden. Tenslotte heeft hij zelf zooveel bij elkaar gespaard, dat hij, met behulp van zijn onderwijzer, die altijd belang in hem was blijven stellen, toch aan zijn lievelingswensch voldoen kan.
Geschikt ook voor klasselectuur (I en II).
c.m. meewis.
| |
Dr. A. Th. Sonnleitner, Die Höhlenkinder im Pfahlbau, en Die Höhlenkinder im Steinhaus. Kosmos, Gesellschaft der Naturfreunde. Franckhsche Verlagshandlung, Stuttgart 1931. R.M. 5.60 (per deel).
In het Octobernummer van de ‘Levende Talen’ kondigde ik het eerste deel van deze serie aan: Die Höhlenkinder im Heimlichen Grund. Mijn definitief oordeel blijft zeer gunstig luiden, hoewel ik het tweede deel hier en daar wat mat en gerekt vind. Het verhaal speelt eenige eeuwen geleden, toen er nog heksenverbrandingen plaats vonden en geeft ons, als inleiding, de geschiedenis van een oude vrouw, die met haar broer, haar kleindochtertje en een tot zich genomen weesjongen moet vluchten, daar ze van tooverij verdacht wordt. Onderweg naar de afgelegen ‘Heimlichen Grund’ wordt de oude man door een vallend rotsblok verpletterd en de oude vrouw bezwijkt kort daarop door de uitgestane vermoeienissen. De twee kinderen blijven noodgedwongen in het afgelegen dal, daar de toegang door een aardschuiving werd afgesloten. Hun eerste woonplaats vinden ze in twee holen en nu begint één lange, moeitevolle strijd om het bestaan. Werktuigen, wapens, kleeding en huisraad moeten ze zelf vervaardigen, eerst op allerprimitiefste manier, later met behulp van het vuur. Na de holwoning komen ze in hun ‘Pfahlbau’ en ten slotte, weer na lange jaren, in het ‘Steinhaus’. De schrijver heeft hier dus in het kort de heele ontwikkelingsgeschiedenis der menschheid levendig en aanschouwelijk uitgebeeld. Een schat van plaatjes bij den tekst verduidelijken den inhoud, die daardoor nog meer wint.
| |
| |
| |
C.G. Schillings, Mit Blitzlicht und Büchse. Volksund Jugendausgabe, herausgegeben von Dr. Arthur Berger. R. Voigtländers Verlag in Leipzig. O.J. RM. 5. -
Daar de biologie mijn terrein niet is, wendde ik me tot twee deskundige collega's met het verzoek hun oordeel over de wetenschappelijke waarde van het boek te geven. Van beiden vernam ik, dat de gegevens alleszins betrouwbaar zijn en dat het werk door vakgenooten over het geheel gunstig beoordeeld wordt. Zelf vond ik den inhoud, die het leven der dieren in Afrika geeft en die bovendien door verscheidene zeer merkwaardige foto's geïllustreerd wordt, heel belangwekkend. Het doet alleen wat zonderling aan, dat Schillings, die zoo warm streed voor het behoud van uitstervende diersoorten, toch geen bezwaar ertegen had, zonder directe noodzaak aan die verdelging mee te werken. De jager in hem won het blijkbaar op sommige oogenblikken van den natuuronderzoeker.
| |
Erwin L. Banck, Der Lappe und das Ren, Voigtländer's Verlag in Leipzig (Voigtländer's Volksbücher. Band 24), R.M. 0.70.
Een kostelijk boekje voor leerlingen, die zich voor ‘mensch en dier’ interesseeren. Zelf heb ik het met de grootste belangstelling gelezen en heel wat wetenswaardigs opgestoken.
| |
Neue Jugend-Bücherei (Heft 22). Kinder! Freier Schulverlag G. m.b. H. Berlin. o. J.
Misschien zou dit boekje met grappige en ook ernstige verhaaltjes en versjes bij kinderlijke eerste-klassers erg in de smaak vallen, maar ik vrees, dat het Duitsch voor hen nog wel wat moeilijk zou zijn. Men zou 't evenwel kunnen probeeren, duur is het stellig niet.
| |
Ludwig Thoma, Drei lustige Geschichten (Neue Jugendbücherei, Heft 11), Freier Schulverlag. G. m.b. H. Berlin S.O. 36, o. J.R.M. 0.20.
De drie korte verhalen, die ons hier geboden worden, zijn heel grappig en vlot geschreven, maar toch zou ik ze liever niet iederen leerling in handen geven. De ondeugende streken, die erin verteld worden, zijn soms op 't onhebbelijke af, maar de manier van vertellen maken ze aan den anderen kant uitermate aantrekkelijk. Een beetje gevaarlijk dus!
| |
Kurt Riemann, Es dämmert...! Morgenröte!! Ein Sprechchorspiel.
Adolf Hauert, Wir sind uns nahe. Ein Weihnachtspiel.
Beide werkjes zijn: Herausgegeben vom ‘Bund der Freien Schulgesellschaften Deutschlands’. Verlag der Freien weltlichen Schule, Magdenburg, Viktoriastr. 5. 1927. R.M. 0.80.
Het doel, waarmee deze beide spelen geschreven werden, is natuurlijk een opvoering, zoodat ze daardoor voor de bibliotheek niet in de eerste
| |
| |
plaats in aanmerking komen. Sympathiek is me over het geheel de inhoud niet door de tendentieuse behandeling van bestaande maatschappelijke misstanden. Ik vermoed, dat de schrijvers nog heel jong zijn en daardoor bepaalde problemen met al te groote naiveteit oplossen. Evenwel is hun bedoeling ongetwijfeld goed en dan mag men ook wel wat vergeven, temeer daar de taal hier en daar heel mooi is.
| |
Hans Otto Döpke, Das Tor des Lebens. Ein Sprechchorspiel zur Jugendweihe. Freier Schulverlag G. m.b. H. Berlin S O. 36, o. J., R.M. 0.80.
Door de afwezigheid van een bepaalde tendens staat dit spel m.i. op een veel hooger plan, dan de hierboven genoemde. Toch weet ik niet of ik de aanschaffing moet aanraden, omdat het werkje voor opvoering bestemd is en niet als lectuur.
| |
Jack London, Die Goldgräber am Yukon. Universitas. Deutsche Verlags-Aktiengesellschaft. Berlin. R.M. 1.80.
Trouw aan het eenmaal genomen besluit geen vertaalde boeken dan alleen in zeer bijzondere gevallen aan te bevelen, moet ik dit boek voor de schoolbibliotheek afkeuren.
m.g. biegman.
| |
Prof. Hans Weichelt, Fr. Nietzsche. Hirts Deutsche Sammlung, Breslau. R.M. 0.25.
Deze Bnd. IV van Hirts Deutsche Sammlung geeft een keuze uit Nietzsches werken, - met uitzondering van ‘Die Geburt der Tragödie’ en ‘Also sprach Zarathustra’.
Het levensbericht van de philosoof en een honderdtal beknopte notities, zijn aan de fragmenten toegevoegd, zoodat het geheel, ondanks zijn beknopte vorm, een idee van Nietzsches werken en persoon kan geven.
Nietzsches anti-sociale gevoelens, zijn strijd tegen Christendom, zijn neiging tot extremen, zijn innerlijke onevenwichtigheid - maar ook zijn fascineerende stijl, zijn geniale ideeën zijn de docent voldoende bekend om te oordeelen, of hij deze lectuur, die toch een verfrisschend bad kan zijn, aan zijn leerlingen of althans aan wie van zijn leerlingen hij deze zeer verzorgde uitgave kan voorleggen.
| |
Gabriel Scott, Jonas sorgt für drei. Hermann Schaffstein Verlag. Köln a. Rh. 1931; br. R.M. 3.40.
Jonas woont met Grootvader en Moeder op een eilandje in één der Noorsche fjorden. Jonas is geen gewone jongen: hij kan verder spuwen dan Grootvader; hij strandt met een roeiboot op een eiland en gelooft tenslotte zelf, dat hij een nieuw land ontdekt heeft; hij jaagt een zigeunerjongetje weg en meent ongeveer een Indianenhoofdman te zijn.
Kortom, Jonas, die met fladderend hemdslipje - broek, lei en blauwe Bijbelsche Geschiedenis onder de arm - door het water naar school waadt, is in eigen oogen een echte held.
| |
| |
De Noorsche schrijver heeft met veel kennis van de kinderziel en het kinderleven, een buitengewoon mooi kinderboek geschreven en Käthe Miethe heeft het boekje in zeer vlot en prettig Duitsch vertaald.
Gaarne aanbevolen voor de lagere klassen.
| |
Kath. Petersen, Kinderreime. Hirts Deutsche Sammlung, Breslau. Geh. R.M. 0.25.
Dit V deeltje der Sammlung bevat een aantal aardige kindergedichtjes, met zeer geslaagde illustratie's, die in de toon gehouden zijn voor kinderen van 6-8 jaar. Daarom zullen de leerlingen van V.H.O. en M.O. er wel weinig belangstelling voor hebben.
| |
H.C. Kaergel, Wolkenkratzer. Ostdeutsche Verlagsanstalt, Breslau 1926.
De schrijver van ‘Wolkenkratzer’ behoort tot die Duitschers, die met een Deutschland über alles - stemming door het leven gaan. En dèze man trekt naar Amerika, naar New-York! Geen wonder, dat hij de kloof tusschen zijn droombeeld van de ‘Heimat’ en de realiteit van het Amerikaansche leven niet kan overbruggen. - De indrukken zijn waarschijnlijk juist, maar de conclusies worden - tot voortdurende ergernis van de lezer - zeer ten ongunste door schrijvers vooringenomenheid beïnvloed.
Leven en moderne opvattingen der New-Yorker burgers, ontspanning, prohibitieve rechten, militairisme, alles passeert de revue en alles is slechter dan in Duitschland.
‘Alles quirlt und wirbelt an ihr’, zegt hij van zijn gastvrouw en dan concludeert hij, dat ze van origine wel een ‘verpfuschte Französin’ moet zijn.
Zou deze verheerlijking van het Duitsche land en volk, ten koste van Amerikaansche burgerdeugd, niet erger zijn, dan b.v. het feit, dat in Fransche aardrijkskundige schoolboekjes het Limburger kolendistrict bij de behandeling van Nederland niet genoemd wordt?
Zou het niet hoffelijker geweest zijn van de auteur, deze beschrijving van Amerika niet uit te werken tot louter spiessbürgerliche kritiek op zeden en gewoonten van een volk, dat wel anders, maar niet bij voorbaat slechter behoeft te zijn dan het Duitsche?
Uit een oogpunt van internationale toenadering is het boekje voor onze bibliotheken totaal ongeschikt.
Amsterdam.
A. v.d. WAL.
|
|