moeite heeft willen nemen, op mijn herhaald gedaan verzoek titels van andere aanbevelenswaardige boeken te noemen en ervaringen met door ons besproken werken aan mij mede te delen. (Zie de oproep in No. 67. Dec. 1931 en No. 77, Dec. 1933).
Zo is dan mijn lijst een eerste ontwerp, dat herziening en aanvulling ten zeerste behoeft.
Ze is in hoofdzaak wel een samenvatting van datgene, wat door ons in Levende Talen werd aanbevolen, maar in twijfelachtige gevallen, of wanneer ons gebleken was, dat een aanbevolen werk toch door de jeugd niet zeer bleek te worden gewaardeerd of een aanbeveling tussen andere, waardevollere dingen nauwelijks te verantwoorden scheen, is toch nog heel wat weggelaten.
En er zal zeker door den tijd nog meer geschrapt kunnen worden, al datgene, wat het tegenover betere dingen niet uithoudt.
Niet al te rigoureus ben ik te werk gegaan ten opzichte van de eerste afdeling. Ik ben mij zeer wel bewust, dat hier dingen onder voorkomen, die litterair niet zeer hoog staan, boeken zelfs, die niet veel meer zijn dan handig in elkaar geflanste, met grove effecten van sensatie en aandoenlijkheid werkende producten van hen, die in het schrijven voor het boekenverslindende jeugdige volkje een broodwinning of althans een aardige bijverdienste weten te vinden. Zo is er na het succes van Kästners ‘Emil und die Detektive’ een hoogconjunctuur geweest in jongensboeken met een held, die misdadigers ontmaskert en een ware hausse in avontuurlijke tochtverhalen, in waarheid of in schijn geschreven door jeugdige tippelaars en van beide typen komt wel wat op onze lijst voor.
Maar al mogen de Duitse ‘Prüfungsausschüsse’ dergelijke dingen soms als ‘Kitsch’ of ‘Mache’ veroordelen, voor onze leerlingen zijn sommige van deze meestal vlot en in eenvoudige taal geschreven, spannende verhalen vaak heel geschikt, om ze die leesroutine te geven, die hun later zozeer te pas zal komen.
Franckh, Schneider, Thienemann, Union brengen veel van deze ‘spezifische Jugendschriften’ op de markt. Union heeft bij ons een vrijwel unaniem gunstige pers gehad en er is ook veel aardigs en geschikts bij.
Toch lijkt mij het niveau van de uitgaven van Orell Füssli, Herder, Schaffstein, Universitas, Voggenreiter in het algemeen iets hoger.
Wat wij echter vooral zouden moeten hebben, is juist niet die speciaal voor de jeugd geschreven lectuur van schrijvers, die zich daarop gespecialiseerd hebben, maar vertellingen van goede auteurs, die door de jeugd kunnen worden gelezen en gewaardeerd. Oldens ‘Madumas Vater’ is een goed voorbeeld.
Het leek me niet nodig, altijd alle werken van een jeugdboekenschrijver op te sommen. Valt hij in den smaak, dan vragen de jongens zelf meestal wel naar de andere achter in het boek aangekondigde werken. Zo is van Fuhlberg - Horst b.v. slechts één werk genoemd, maar ook de andere ‘Onkel - Herbertbücher’ worden door in techniek belangstellende jonge leerlingen gaarne gelezen.
Zo is het ondoenlijk en heeft het geen zin, successievelijk alle (vaak honderden) nummers van de goedkope schoollectuurreeksen als Beltz, Diesterweg, Hillger, Hirt, Schaffstein e.a. te bespreken. Het lijkt me een kleine moeite, een lijstje aan te vragen bij den uitgever en zelf te zien, of er verder iets bij is, wat men wel zou willen lezen. Hirts Deutsche Sammlung onderscheidt zich door keurige uitvoering en een keuze, die getuigt van een frisse moderne opvatting.