Levende Talen. Jaargang 1936
(1936)– [tijdschrift] Levende Talen–
[pagina 401]
| |
Practische opleiding van taalleraren.Wij zien niet vaak tegenwoordig op ons gebied dingen gebeuren, die reden geven tot verheugenis. Van opbouw is slechts zelden sprake, de handhaving van het bestaande eist welhaast alle krachten op. Des te meer is het te waarderen, dat op één terrein althans, waarop de Vereniging sinds lang haar aandacht richt, in de laatste jaren en maanden speciaal allerlei tot stand komt. De Vereniging heeft herhaaldelijk getracht de practische opleiding te bevorderen en in de volgens haar juiste banen te leiden. Wat vele leraren tegenover de pogingen om een practische opleiding in het leven te roepen, zo kritisch doet staan, is vooral, dat niet allen, die met woord en geschrift in deze materie voorlichting geven, getoond hebben, zelf het vak van leraar, in een zware betrekking, in grote klassen, inderdaad te verstaan. Daarom hebben wij steeds op de noodzakelijkheid gewezen, dat slechts docenten, die een succesvolle loopbaan als leraar achter zich hebben, met de practische opleiding zouden worden belast. Hetgeen wij thans op verschillende plaatsen zien verrijzen, vervult ons daarom met de beste hoop voor een gelukkige ontwikkeling van het nog jonge instituut. Er is inderdaad voortgang! De literaire faculteiten te Groningen en te Leiden hebben een opleiding georganiseerd. Te Utrecht is sinds kort ons medelid de Heer Kramer als privaatdocent voor het onderwijs in het Nederlands werkzaam. Aan de cursussen voor de acten M.O., die de Maatschappij tot Nut voor het Algemeen aldaar in stand houdt, is in verband met de nieuwe exameneisen een opleiding geregeld. Hetzelfde geldt voor de cursussen van de School voor taal- en letterkunde in Den Haag. Aan de Universiteit van Amsterdam heeft onze oudvoorzitter Dr. G. Ras thans de taak aanvaard de studenten in het Duits practisch voor hun toekomstige werkkring als leraar voor te bereiden.Ga naar voetnoot1) Hij zij overtuigd, dat onze Vereniging met grote belangstelling zijn arbeid volgen zal!
H. SPARNAAY. |
|