op den juisten tijd geconstateerd had, ware haar veel van de verdere spelling-misère - waarmee zij thans nog steeds tobt - bespaard gebleven. Het onrecht van de samenstelling der commissie-Marchant wreekt zich al ruim twee jaar.
2. Dat den Vereenvoudigers de beslissing in handen is gegeven door Minister Marchant, blijkt uit den inhoud van het zoogenaamde compromis-voorstel, welks belangrijkste regel, de achtste, zakelijke overeenstemt met een deel van den negenden regel (aangaande de verbuigings-n) van Kollewijn. De later toegevoegde zesde regel van Minister Marchant (betreffende de pronominale aanduiding), waarin de bekende Kollewijniaansche term ‘het beschaafde spraakgebruik’ voorkomt, bewees opnieuw, dat de Vereenvoudigers het voor het zeggen hadden. Zelfs zijn tijdens het Tweede-Kamerdebat in Juni 1934 uit den eersten spellingregel van het zoogenaamde compromisvoorstel de uitzonderingen -eelen en -eeren door Minister Marchant geschrapt op verzoek van enkele Vereenvoudigers onder de Kamerleden. De motie-Tilanus dreigde, zoodat de Minister nu maar liever aan zijn bondgenooten het volle pond aanbood. Dat dit laatste behoudens enkele uitzonderingen inderdaad het geval was, heeft het Kamerlid K. ter Laan, een der pleitbezorgers van de Vereenvoudigers, met zooveel woorden aan den Heer Tilanus toegegeven (Handelingen Tweede Kamer, 22 Juni 1934, bldz. 2162).
3.‘Geen Vereenvoudiger zou ooit regel 5 hebben voorgesteld’, zegt Dr. de Jong. Inderdaad, maar deze verzekering is als argument hier waardeloos: het gaat hier om het achtste punt van het zoogenaamde compromis-voorstel en dat is wèl door een vereenvoudiger voorgesteld. Door wien anders? De vijfde regel van Minister Marchant is pas tot stand gekomen na de behandeling van het zoogenaamde compromis in den Raad van Ministers; het nagenoeg algemeene verzet tegen de voorstellen van de commissie-Marchant richtte zich voornamelijk tegen het achtste punt, dat de Vereenvoudigers in het voorstel gehandhaafd hadden ondanks het protest van Prof. van Ginneken. Tot op dit oogenblik is de Nederlandsche regeering er niet in geslaagd, met een voltooid voorstel, laat staan met een voltooid compromis-voorstel, voor den dag te komen, een gevolg van het feit, dat de zaak van het begin af verkeerd is aangepakt, d.w.z. dat de beslissing aanvankelijk in handen van de Vereenvoudigers, een minderheid, is gegeven. Dank zij de georganiseerde actie van de ‘conservatieven’, aanvankelijk belichaamd in het Comité-Overdiep, daarna in de ‘Nationale Vereeniging’, en krachtig tot uiting komend in de Staten-Generaal, mislukte de poging om de niet-Vereenvoudigers buiten spel te plaatsen.
De Belgische regeering bedankt klaarblijkelijk voor de eer, haar medewerking te mogen verleenen aan een spelling-experiment zonder voorbereiding op voet van gelijkheid. En de Vlaamsche uitgevers zijn nog niet bereid een deel van het gelag te betalen ter wille van diegenen hunner Nederlandsche collega's, die aan Minister Marchant zijn zin hebben gegeven.
Dr. de Jong meent, dat de schrijvers van ‘dat blaadje’ (d.i. Taal en Spelling) toonen, slecht op de hoogte te zijn. Misschien wil hij mij, die tot die schrijvers behoort en wellicht ook anderen, een dienst bewijzen door aangaande de voorgeschiedenis, de samenstelling en de werkzaamheid van de commissie-Marchant datgene mede te deelen, wat nog niet bekend werd en wat men weten moet om op de hoogte te zijn.
Van de vele vragen, welke men zou willen stellen aan iemand, die op de hoogte is, moge hier een tweetal volgen.