Excellentie,
Het Hoofdbestuur der Vereniging van Leraren in Levende Talen heeft de eer de aandacht van Uwe Excellentie te vragen voor de volgende mededelingen over een onder de leden dier Vereniging gehouden referendum en voor een daaruit voortvloeiend verzoek.
Het heeft met belangstelling kennis genomen van de aankondiging ener Wettelijke regeling van de spelling, welke eerlang tot stand zal komen en is met Uwe Excellentie overtuigd van de noodzakelijkheid der invoering van één spelling voor overheid, volk en school.
Een mededeling van Uwe Excellentie in de M. v. A. aan de Eerste Kamer betreffende de Onderwijsbegroting voor 1939 is echter aanleiding, dat het Hoofdbestuur rekening houdt met de mogelijkheid, dat door een tussentijdse regeling bij K.B. in de spellingregeling 1934 (gewijzigd bij K.B. van 18 Juli 1936) wederom wijzigingen zouden worden aangebracht nog voor de behandeling van bovengenoemde Wet.
Daardoor zou reeds bij voorbaat met vrij grote waarschijnlijkheid vaststaan, dat binnen afzienbare tijd twee keer wijzigingen in de spelling van onze taal zouden worden aangebracht, hetgeen de Nederlandse scholen voor grote moeilijkheden zou stellen.
In de overtuiging, dat dit niet bevorderlijk zou zijn voor het onderwijs en dat er tot de dag van de totstandkoming van een wettelijke regeling geen voordelen tegenover staan, heeft het Hoofdbestuur een referendum onder de leden der Vereniging uitgeschreven over de vraag:
Zijt gij voor (tegen) tussentijdse wijziging van de spellingregeling 1934,
waarbij duidelijk tot uiting kwam, dat met ‘tussentijds’ bedoeld werd: tot de totstandkoming van een Wettelijke regeling.
De uitslag van dit referendum is, dat 570 leden zich tegen