J. van Lodensteyn en Geerten Gossaert.
Zoals uit onderstaande citaten zal blijken, bestaat er hier en daar een nagenoeg woordelijke overeenkomst tussen een gedicht van J. van Lodensteyn, getiteld ‘Het jonge en onbekommerd leven’ en enkele strofen van Geerten Gossaert's ‘In meretricem nimis immaturam’.
De wereld segt, Ick sal u kleden
Met sijd en kostelijck gewaad,
Die na de mood' uw soete leden
En jonge jaren voeg'lijck staat.
Ick deck uw wang met losse locken;
Ick maack uw arm ter elboog naakt;
Ick koord' en boord' uw' sijde rocken;
En herstell' al wat u mismaackt:
Ick prang uw schouders in balijnen,
In doecken en in diere kant:
En doe in soet verschiet, verschijnen
Aan hand en borst den Diamant.
Bij Gossaert zegt de Poeta:
Mijn weemoed zal uw naaktheid kleeden
In zijde en kostelijk gewaad,
Dat aan uw zoele en zoete leden,
Uw jonge jaren voeglijk staat.
Ik prange uw schoudren in balijnen,
In doeken en in dieren kant,
En doe in zoet verschiet verschijnen
Ter borst een boot van diamant.
Ik dekke uw wang met losse lokken,
Ik make uw arm ter elboog naakt,
Ik koorde en boorde uw zijden rokken,
Verhelende al wat u mismaakt.
Bij Lodensteyn vormen de bewuste regels geen toespraaak tot een meretrix, maar schilderen ze de gevaren van de wereld, welke een deugdzaam meisje zich heilig voorneemt te schuwen.
F. JANSONIUS.