Levende Talen. Jaargang 1939
(1939)– [tijdschrift] Levende Talen–Het Afrikaanse boek en onze scholen voor Middelbaar en Voorbereidend Hoger Onderwijs.Het zij mij vergund n.a.v. het in het Decembernummer van dit tijdschrift verschenen artikel van den heer Godthelp over ‘De Middelbare School en de Afrikaanse Taal- en Letterkunde’ het volgende te schrijven. De heer Godthelp wijst op de belangrijkheid van de Afrikaanse letterkunde en op het feit, dat die letterkunde voor de meeste ontwikkelde Nederlanders (en Vlamingen) een terra incognita is. Hij wil bij de leerlingen van de Middelbare scholen en scholen voor Voorbereidend Hoger Onderwijs belangstelling voor het Afrikaans aankweken door taalbehandeling van een Afrikaanse tekst en door het laten lezen van Afrikaanse litteratuur in meerdere mate dan dit tot nu toe het geval was. Ik weet niet of alle leraren in het Nederlands tijd zullen vinden voor zulk een tekstbehandeling, maar het lijkt mij zeer wel mogelijk om, althans in de hogere klassen van genoemde scholen, iets meer te doen aan het op school of thuis laten lezen van Afrikaans. De onlangs opgerichteGa naar voetnoot1) ‘Commissie tot Verspreiding van het Afrikaanse boek in Nederland,’ waar mijn vrouw - een geboren Afrikaanse - en ik ook deel van uitmaken, heeft zich o.m. ten doel gesteld om voor het Afrikaans op genoemde scholen propaganda te maken. Wij hopen binnen niet al te lange tijd een goedkoop bloemlezinkje, van inleiding en verklarende aantekeningen voorzien, de leraren aan te bieden, terwijl mijn vrouw en ik bezig zijn met het samenstellen van een Afrikaans-Nederlands woordenboekje, dat bestemd is om den ontwikkelden Nederlander het lezen van Afrikaans gemakkelijk te maken. Woordverklaring bij een Afrikaanse tekst, vooral bij | |
[pagina 115]
| |
het litteraire proza, is voor een juist begrip noodzakelijk. Vandaar dat het mij voorkomt, dat de heer Godthelp het laten lezen van Afrikaans op de scholen in zijn artikel iets te gemakkelijk voorsteltGa naar voetnoot1). Van de prozawerken die hij noemt, zijn de meeste (en juist de mooiste) voor een Nederlander niet goed te volgen. Ik heb dit meerdere malen in de hogere klassen van de H.B.S., waaraan ik les geef, kunnen constateren. Derhalve hebben mijn vrouw en ik een zevental Afrikaanse boeken, waarvan elke leerling van de 5e klas er één voor het eindexamen moet lezen, van verklaringen aan de voet van de bladzijde voorzien. Het zijn:
C.L. Leipoldt: Oom Gert vertel en ander Gedigte. C.L. Leipoldt: Waar Spoke Speel. Een bundel knap geschreven spookverhalen, waarvan wij er in de Afrikaanse letterkunde zo vele aantreffen. G.S. Preller. Een tiental verhalen uit ‘Oorlogsoormag’. Ze geven episoden uit de Kafferoorlogen en de Boerenoorlogen. Deze verhalen vind ik geschikter voor de school dan het door Godthelp genoemde ‘Piet Retief’, welk boek vnl. voor een historicus van belang is. Van Sangiro (pseudoniem van A.A. Pienaar): Diamantkoors, de eerste grote novelle uit zijn ‘Fortuinzoekers’, een boeiend verhaal uit het leven der arme diamantdelvers van de Transvaal. De Hobson's: Kees van die Kalahari. Dierenleven in de Kalahari. De Hobson's: Skankwan van die Duine. Een spannende roman uit het leven der Bosjesmannen. C.M. van den Heever: Droogte. De boer in zijn worsteling tegen de droogte.
Bij dit zevental, dat wij met vele andere hopen te vermeerderen, heb ik de enige Afrikaanse roman gevoegd, die met Nederlandse aantekeningen verschenen is, n.l. J. van Bruggen's ‘Ampie, die Natuurkind’ (uitgave W.B.). Deze roman is echter alleen verkrijgbaar voor hen, die lid zijn van de W.B. De leerlingen lezen deze boeken nu met genoegen. Onze Commissie streeft er naar om op een dergelijke wijze belangrijke werken uit de Z. Afrikaanse letterkunde op de Neder- | |
[pagina 116]
| |
landse markt te brengen. Wij hebben echter in dezen met moeilijkheden van allerlei aard te kampen. Na de grote vacantie zullen echter de aantekeningen, die wij bij genoemde zeven boeken gemaakt hebben, gestencild, aan de docenten in het Nederlands gratis toegezonden worden, indien zij ze bij de Nederlandsch-Zuidafrikaansche Vereeniging (Keizersgracht 141, Amsterdam) aanvragen. Annotaties bij andere werken zullen volgen. Op deze wijze hoopt de commissie een leemte in onze schoolbibliotheek aan te vullen. Zijn er leraren of leraressen, die andere Afrikaanse werken door hun leerlingen willen laten lezen, dan schiet er voor hen niets anders over dan om zelf de aantekeningen te maken, thans nog met behulp van Afrikaans-Engelse of Afrikaans-Duitse woordenboeken, later eventueel met behulp van ons woordenboekje. Een heel goed Afrikaans-Engels woordenboek is Prof. Dr. D.B. Bosman, I.W. van der Merwe M.A. en ander: Tweetalige woordeboek.Ga naar voetnoot1) Afrikaans-Engels (Nasionale Pers, Beperk. Kaapstad, Bloemfontein en Pretoria, 1936), waarbij ik U aanraad te gebruiken: Verklarende Afrikaanse Woordeboek, saamgestel deur Dr. M.S.B. Kritzinger M.A. ‘en verscheidene anderen’. (J.L. van Schaik, Beperk, Pretoria 1936), een soort Afrik. Koenen of van Dale. Het boekje van J.J. le Roux ‘Handleiding in het Afrikaans voor Nederlanders’, dat de heer Godthelp noemt, geeft niet genoeg hulp bij het lezen. Men late zich niet door het ontbreken van geannoteerde werken uit het veld slaan. Het eigenhandig aanbrengen van de gewenste aantekeningen gaat vrij vlug. De lijst van voor de schoolbibliotheek geschikte boeken, die de heer Godthelp geeft, kan natuurlijk met vele andere werken uitgebreid worden. Er zijn ook alleraardigste boeken voor 3e klassers b.v. F.W. Grosskopf: Patrijs hulle en I.D. du Plessis: Die Springbok. De heer Godthelp neme het mij niet kwalijk, dat ik op de keuze van een enkel werk enige aanmerkingen moet maken. Van Preller's ‘Piet Retief’ heb ik reeds gezegd, waarom ik het niet bijzonder geschikt acht voor de school. Louis Trichardt's dagboek over ‘Die Groot Trek’ is geen Afrikaans werk! Het dagboek werd ± 1835 in enigszins gebroken Nederlands ge- | |
[pagina 117]
| |
schreven. De aantekeningen van den commentator Preller en het dagboek zelf zijn bovendien in hoofdzaak voor een historicus van belang. Voor de genoemde toneelstukken en verscheidene dichtbundels zullen de leerlingen maar weinig interesse hebben. Ten slotte heet het grote gedicht over ‘Die Groot Trek’ van Van Wijk Louw: Die Dieper Reg. Vele docenten die van plan zijn Afrikaanse boeken voor hun bibliotheek aan te schaffen, zullen de werken eerst zelf willen lezen. Daar de grote Nederlandse openbare bibliotheken van Afrikaanse werken nagenoeg gespeend zijn, diene men zich voor het lenen van Afrikaanse boeken te wenden tot de Nederlandsch-Zuidafrikaansche Vereeniging (Keizersgracht 141, Amsterdam) en Het Algemeen Nederlandsch Verbond (Laan 34, Den Haag), die over een vrij behoorlijke bibliotheek met Afrikaanse boeken beschikken, al zal men er ook niet alle belangrijke werken in aanwezig vinden. Om uit de bibliotheek van de N.Z.A.V. te mogen lenen (de boeken worden U op verzoek toegezonden) moet men lid zijn van de Vereeniging. Het lidmaatschap kost ƒ 5.-. Uit de bibliotheek van het A.N.V. mag men gratis putten. Het Afrikaanse Seminarium (onderdeel van het Nederlandse Seminarium, Gemeentelijke Universiteit, Amsterdam) is het best geoutilleerd, maar leent geen boeken uit. Zij, die in het Seminarium boeken in willen zien, kunnen zich in verbinding stellen met de lector in het Afrikaans aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, mej. Dr. E. Conradie (p/a N.Z.A.V. Keizersgracht 141, A'dam). Twee maal per jaar zal in ‘Zuid-Afrika, maandblad voor de cultureele en economische betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika’ een overzicht verschijnen over de in het afgelopen halfjaar in de Unie verschenen Afrikaanse boeken op belletristisch en letterkundig gebied. Van deze beschouwinkjes zullen aan alle docenten in het Nederlands overdrukjes toegezonden worden. Gaarne zal ik in dit tijdschrift van tijd tot tijd nieuwe Afrikaanse boeken bespreken en een overzicht geven over de belangrijkste reeds verschenen werken.
Harlingen. D. BAX. |
|