| |
Het Nieuwe stylistische gedeelte in het toelatingsexamenwerk voor Nederlands.
Van de werkstukken, die aan de candidaten voor het toelatingsexamen worden voorgelegd volgens het nieuwe K.B. van 1938, komen de oefening in zuivere spelling (hetzij dictee, hetzij invuloefening), die in rede- en taalkundige ontleding geheel en komt ook het opstel in hoofdzaak overeen met die, welke men volgens het voorafgaande toelatingsbesluit gewend was voor te leggen.
Nieuw zijn: de opdracht in de vorm van vragen over een stuk proza en die onderdelen van art. 4 lid 2, welke meer stylistische eisen stellen (woordenschat en zinsverbindingen) en die in dit artikel uitgedrukt zijn in de woorden:
‘2. Een schriftelijk, en zoo noodig mondeling onderzoek naar:
a. den woordenschat van den candidaat, waarbij afzonderlijk aandacht wordt geschonken aan het gebruik van werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels;
b. zijn kennis van de zinsverbindingen, waarbij zoowel een juiste keuze der voegwoorden ter verbinding van twee eenvoudige zinnen, als het aanvullen van een samengestelden zin aan de hand van een gegeven voegwoord, wordt geeischt.’
Wat de bedoeling van het eerste nieuwe gedeelte is, heeft iedere school kunnen constateren door het door alle ontvangen Centrale werk. Voor het tweede bestond geen nader exempel. Het is wellicht voor docenten interessant kennis te nemen van verschillende werkstukken, die in verband met dit nieuwe onderdeel zijn opgegeven. We hebben daarom van enige plaatsen het toelatingsexamenwerk opgevraagd, dat ons door allen, tot wie wij het verzoek richtten, welwillend werd toegezonden. Eén school had dit nieuwe gedeelte alleen bij het mondeling examen geëxamineerd.
| |
| |
Hieronder volgt dit werk, met opgave van de plaatsen en(of) scholen, waar het werd opgegeven. Herhaald zij, dat dit alleen het ‘nieuwe’ stylistische werk is. De andere onderdelen zijn weggelaten.
C.L. DE LIEFDE.
| |
Toelatingswerk
Gem. Gymnasia, Lyceum en H.B.S.-en, Den Haag.
Vul de ontbrekende woorden in (tijd 45 minuten):
Uit het verhaal van een Hollandsen zeeman.
Eind 1841 waren wij uit Den Helder in zee......, en nu, op 26 Maart 1842, had de Brazilie het anker laten ...... in de baai van Port Natal. Men weet, dat zich hier kort te voren Boeren hadden gevestigd, die tegen het Engelse gezag in ...... waren gekomen. Dank ...... de grote bekwaamheid van onzen gezagvoerder, die nooit met de handen in het ...... zat, gelukte het bij springvloed over de zandbank, die vóór de ingang ...... te geraken. ...... hij nooit aan deze kust was geweest, scheen de ervaren zeeman bij ingeving te weten, dat er genoeg water boven de bank ...... om het schip door te laten. Ik behoef niet te zeggen, dat wij ons hart ......, toen wij de branding naderden; echter werd de voorzichtigheid in ...... genomen, door voortdurend met het lood de diepte te ...... en met een nauwelijks voelbare schok kwamen wij er overheen zonder ...... op te lopen.
Toen wij eenmaal in de ruime baai lagen, zagen wij vóór ons enige hoogten, die met weelderig groen ...... waren, waartussen kleine witte huisjes schuil ...... De achtergrond werd door woeste bergen ......; een donkerblauwe hemel welfde zich ...... het geheel. Men kan zich denken, dat dit ...... panorama, een tegenstelling met de eentonige oceaan die we zo juist hadden verlaten, ons verraste.
Hoewel het nog vroeg in de morgen was, was alles reeds in de .... om de koopwaren aan wal te brengen ....... kranen of andere hijswerktuigen was hier nog geen sprake,...... alles door handenarbeid moest worden ...... De negers, hiervoor gebruikt, toonden zich krachtig en behendig; voor zo'n onverwacht karweitje zijn zij wel te ......, overigens zijn zij op ...... arbeid niet gesteld. Bovendien maken vele handen ...... werk en zo was het ook hier.
Om het dorp te ......, moesten wij zelf een eind door de ondiepe zee ...... Het plaatsje was onregelmatig gebouwd, doch had hierdoor juist een schilderachtig ...... Tussen de witgekalkte woningen van de Europeanen stonden kafferhutten,...... takken en gras samengesteld, die het ...... hadden van reusachtige bijenkorven.
De mare, dat er een Hollands schip in de baai ...... anker lag, had intussen in het dorp de ...... gedaan en er heerste een grote drukte: het ...... van Boeren, ook uit de omgeving. De ontvangst was aller ......, een ieder ...... zich om het ons aangenaam te maken en zo zijn vreugde over onze komst aan den dag te ...... Blijkbaar zag men ...... ons niet in de eerste plaats
| |
| |
kooplui, maar beschouwde men ons eerder ...... gasten, afgezanten van het oude moederland. De Nederlandse vlag, die voor de eerste maal van een schip in hun haven woei, zagen zij ...... teken van een belofte van hulp tegen Engeland.
Maak de onderstaande zinnen af:
1. | Wij zouden ijsvacantie krijgen, indien .................................................................................. |
2. | De ijsbaan zou de volgende dag opengesteld worden, tenzij......................................................................... |
3. | Het had vrij hard gevroren, zodat.................................................................................... |
4. | De directeur gaf geen ijsvacantie, ofschoon............................................................................... |
5. | Ik nam mijn schaatsen mee naar school, opdat.............................................................................. |
| |
Toelatingsexamen
voor de eerste klasse van het Stedelijk Gymnasium, het Gemeentelijk Lyceum voor Meisjes, de G.H.B.S. 5-j. c. B, de G.H.B.S. 5-j. c. A en de Rijks H.B.S. te Utrecht.
Tijd 1 uur.
A. Vul één der gegeven woorden in.
1. | Onrustig, ongerust.
Als een haringlogger over tijd is, worden de familieden der opvarenden ......
De patient was wat ......, daarom schreef de dokter een kalmerende drank voor.
Wat ben je toch ......; geen ogenblik zit je stil. |
2. | Ontdekken, uitvinden.
Niemand weet, wie de ploeg heeft ......
Na lang zoeken ...... de politie de schuilplaats van den misdadiger.
Als ik de fout in mijn berekening ...... heb, zal ik de som overschrijven. |
3. | Haast, spoed.
Als je ...... hebt, kun je gemakkelijk wat vergeten.
Met bekwame ...... werd de reddingboot naar buiten gebracht.
Maak maar geen ......; de bus vertrekt pas over een half uur. |
4. | Zijweg, omweg, omwegen.
Vertel nu maar eens zonder ......, wat je uitgevoerd hebt.
Als je deze ...... inslaat, ben je er over een half uur; ga je rechtdoor, dan maak je een ...... van drie kwartier. |
B. Lees eerst het volgende stukje in z'n geheel over en vul dan de weggelaten werkwoorden in.
Op de Handelskade te V. is vanmorgen om elf uur een auto-ongeluk ......, dat aan vier ingezetenen van H. het leven heeft ......
| |
| |
Het viertal was op weg naar de voetbalwedstrijd, die morgen te A. ...... wordt, en was ...... in een vierdeurswagen. Omtrent de oorzaak van het ongeval ...... de meningen nog uiteen, maar men ......, dat de bestuurder moest ...... voor een wielrijder. Hij ...... daarbij de macht over het stuur, de wagen ...... en ...... in de haven van V. terecht.
De ...... geheel in de diepte. Van alle kanten ...... onmiddellijk hulp toe en men ...... erin de vier inzittenden uit de wagen te ...... Ze werden in een tegenover de haven gelegen kapperswinkel ...... De burgemeester van V. was spoedig ter plaatse, alsmede enige dokters. Meer dan een uur heeft men kunstmatige ademhaling ......; 't heeft niet mogen ......: de levensgeesten bleken bij alle slachtoffers te zijn ......
C. Vul in het volgende stukje de weggelaten voorzetsels in:
1. | Ik reken ...... je hulp, als ik ...... nood verkeer. |
2. | ...... deze brug passeren ...... uur meer dan honderd motorrijtuigen. |
3. | Niemand wou ...... hem in de bres springen, omdat hij nooit ...... onze waarschuwingen lette. |
4. | ...... het weerbericht is er storm op komst. |
5. | Wij denken ...... een klein uitstapje ...... z'n allen. |
6. | Hij was verslaafd ...... het roken. |
7. | ...... eigen beweging meldde hij zich aan ...... de politie. |
8. | ...... de hele middag viel er een dichte regen. |
D. Vul een passend voegwoord in:
1. | Het werk was keurig geschreven, ...... het krioelde van de fouten. |
2. | Alle deelnemers aan de tocht waren present ...... we op tijd konden vertrekken. |
3. | De oorlog is onvermijdelijk,...... op het laatste ogenblik nog een middel wordt gevonden om het gevaar af te wenden. |
4. | ...... wij deze heesters verplanten, moet Henk het grasveld sproeien. |
E. Maak de volgende zinnen af; het voegwoord is telkens gegeven.
1. | Omdat ......, hebben we hem wat geld gezonden. |
2. | Deze keer zullen we het door de vingers zien, mits ...... |
3. | Je kunt er wel van overtuigd zijn, dat ...... |
4. | Al ......, toch wil ik hem helpen. |
| |
Toelatingsexamen
tot de 1e klasse van de Hogere Burgerscholen, de Lycea en de Middelbare Scholen voor Meisjes in de gemeenten Haarlem, Bloemendaal en Velsen.
Tijd 30 minuten.
A. Zeg de onderstaande zinnen anders en gebruik daarbij het woord, dat er tussen haakjes achter staat.
Voorbeeld: Het regent, daarom blijven we thuis. (omdat.)
Oplossing: Omdat het regent, blijven we thuis.
| |
| |
1. | Omdat Vader ziek geworden is, moeten we onze reis uitstellen. (want.) .................................................................... |
2. | Het had stevig gevroren, toch was het ijs niet overal betrouwbaar. (hoewel.) .................................................................... |
3. | Ooggetuigen vonden, dat de chauffeur schuld had. (volgens.) .................................................................... |
4. | Eerst controleerden zij hun banden, toen begonnen zij de tocht. (voordat.) .................................................................... |
5. | Ik kan mijn huiswerk niet maken, want ik heb mijn rekenboek op school laten liggen. (zodat.) .................................................................... |
6. | Tengevolge van een verkeerde wisselstand ontspoorde de trein. (doordat.) .................................................................... |
7. | Alleen Jan had de moeilijke som goed. (behalve.) .................................................................... |
B. Vul de ontbrekende woorden in.
1. | Je moet niet zo gauw de moed laten zakken; je moet nóóit de moed ...... |
2. | De jongen stond te ...... van ongeduld, maar zijn zusje hield er helemaal geen ...... mee, dat hij op haar wachtte. |
3. | Als ze boos is, neemt ze geen blad ...... |
4. | Zou de nieuwe dijk wel tegen deze hevige golfslag ...... zijn? |
5. | Jan was zo ...... in zijn boek, dat moeder hem twee keer ...... zijn huiswerk herinneren moest. |
6. | Toen hij zag, dat het niet anders kon, heeft hij zich ...... zijn lot geschikt en zich ...... mijn beslissing neergelegd. |
7. | Lang beheerste hij zich, maar tenslotte is hij voor de verleiding .... |
| |
Toelatingsexamen
Rijks Hogere Burgerschool, Alkmaar.
Tijd: 1 uur (waarbij ook nog 2 zinnen ter rede- en taalk. ontleding). Voor dit werk naar schatting: 40 minuten.
Werkwoorden invullen:
Geluiden: Een paard hinnikt; een ezel ......; een leeuw ......; een mus ......; een lijster ......; een schaap ......; een koe ......; een muis ......; een vink ......; het vuur ......; een bel ......; een pen ......; een motor ......; een trompet ......; de wind ......; de regen ......
Zelfst. naamwoorden invullen:
Iemand, die om een aalmoes vraagt, is een ...... Wie mij een kleine dienst bewijst, geef ik een ...... Het bestuur van een gemeente, door de burgerij gekozen, heet ...... In een protestantse kerk preekt de ...... in een katholieke de ...... Iemand, die overgaat van de ene godsdienst naar de andere, noemt men een ...... Aan het hoofd van een republiek staat een ...... aan het hoofd van een monarchie een ......
| |
| |
Bijvoegl. naamwoorden invullen:
't Was 5 December. Buiten ...... en ...... weer; ...... droppels vielen van de ...... daken met een ...... geluid in de regenton of op de keurig ...... steentjes. En binnen was het ook niet erg ......; de kamer, een ...... pijpenla, was in tweeen gedeeld door een ...... gordijn en ze stond vol ...... meubelen.
Voorzetsels invullen:
De slaapkamer ontving het licht ...... een hoog tuimelraam ...... matglas; ...... de muur hingen ...... elkaar de portretten ...... Annies familie en de grootouders ...... den bakker, oude portretten ...... vochtspikkels, alsof de oudjes ...... een sneeuwbui gefotografeerd waren.
Voegwoorden invullen:
1. | ...... hij hard gewerkt had, slaagde hij niet. |
2. | Ik ga niet uit, ...... ik geen geld heb. |
3. | Wij zullen verhuizen, ...... ons huis te klein geworden is. |
4. | Ik werk hard, ...... ik slagen zal. |
Maak de volgende zinnen af:
1. | U krijgt van mij een boek, zodra ...... |
2. | U krijgt van mij een boek, indien ...... |
3. | U krijgt van mij een boek, omdat ...... |
4. | U krijgt van mij een boek, hoewel ...... |
| |
Toelatingsexamen
Middelbaar en Voorbereidend Hoger Onderwijs, Amsterdam.
Tijd: 40 minuten (was gecombineerd met ontledingen; naar schatting beschikbaar voor onderstaand werk: 25 min.).
A. Vul in de volgende zinnen een werkwoord in:
1. | De auto, die beschadigd was, werd door een voorbijgaanden automobilist op sleeptouw ...... |
2. | Je moet niet denken, dat je mij knollen voor citroenen kunt ....’ zei de agent tegen den dief. |
3. | De diefstal, die vorig jaar ...... is nog steeds niet opgehelderd. |
4. | Het voorstel werd met algemene stemmen ...... |
5. | Het plan is in duigen ...... |
B. Vul een zelfstandig naamwoord in:
1. | Wanneer iemand eens een ...... heeft begaan, behoeft hij nog niet door z'n vrienden met de ...... te worden aangekeken. |
2. | Hij at zijn brood tegen heug en ...... |
3. | Omdat die jongen altijd de eerste ...... wil spelen, kan hij niet gemakkelijk vrienden krijgen. |
4. | In het Stedelijk ...... werden de verschillende ...... voor een nieuw stadhuis te Amsterdam tentoongesteld. |
| |
| |
C. Vul een bijvoeglijk naamwoord in:
1. | De vader was ...... op zijn ...... zoon, die met levensgevaar een drenkeling uit het water gered had. |
2. | Zo ...... als Job. |
3. | Zo ...... als een doek. |
4. | Iemand de ...... laag geven. |
5. | Men moet het ijzer smeden, als het ...... is. |
D. Vul een voorzetsel in:
1. | De onderwijzer was tevreden ...... de vorderingen ...... den jongen. |
2. | Tijdens ons oponthoud.... Arnhem profiteerden we .... de gelegenheid om enige mooie plaatsen ...... de omgeving ...... de stad te bezoeken. |
3. | ...... het slechte weer waren honderden bezoekers ...... andere plaatsen overgekomen. |
4. | ...... een goed getuigschrift hoef je ...... die betrekniet te solliciteren. |
E. Vul een voegwoord in:
1. | De hond kreeg een standje,...... hij ondeugend was geweest. |
2. | Ze schrijft wel veel taalfouten,...... dom is ze niet. |
3. | ...... je er geen zin in hebt, moet je het niet doen. |
4. | De kat blijft wachten,...... de muis te voorschijn komt. |
5. | De zieke was opgestaan,...... de dokter het hem verboden had. |
6. | Henk mocht niet naar school,...... zijn zusje roodvonk had. |
7. | De trekvogels komen in het land terug,...... de lente aanbreekt. |
F. Schrijf achter het voegwoord een passend zinnetje:
1. | Moeder gaf Jan ten slotte verlof te gaan schaatsen rijden, mits .... |
2. | Bij de wedrennen spande de wielrijder al zijn krachten in, zodat |
3. | De trein was reeds vertrokken, toen ...... |
4. | Piet zal zeker voor zijn examen slagen, indien ...... |
5. | Ik zal je de beloning geven, ofschoon ...... |
6. | Ik zal je de beloning geven, als ...... |
7. | Hij is toch naar Haarlem gefietst, niettegenstaande ...... |
| |
Examen van toelating
tot de eerste klasse van de Hogere Burgerscholen te Apeldoorn.
Vul de voorzetsels in:
1. | Je moet voet ...... stuk houden. |
2. | De zaak liep vlot ...... stapel. |
3. | Ik zal mijn mening niet ...... stoelen of banken steken. |
4. | Je slaat de spijker ...... de kop. |
5. | Hij is bang, zich ...... koud water te branden. |
6. | Door die maatregel kwam ik ...... de regen ...... de drop. |
Kies het juiste woord. Streep door, wat je niet goed vindt.
1. | Niemand zal je kwalijk nemen, dat je (vrijpostig, vrijmoedig) voor je mening uitkomt. |
2. | Dit ongeluk is aan zijn onvoorzichtigheid te (danken, wijten). |
| |
| |
3. | Met (deftige, plechtige) stem sprak de predikant deze woorden uit. |
4. | Het was (ondraagbaar, ondraaglijk) heet in de kamer. |
5. | Ik zal je maar in je (gelaat, gezicht) zeggen, dat je een schelm bent. |
6. | Het werk, dat je geleverd hebt, is uitstekend; toch wilde ik wel een kleine (opmerking, aanmerking) maken. |
Vul de volgende onvolledige samengestelde zinnen aan:
1. | Men beweert, dat........................................................................................... |
2. | Doordat de mijn onverwacht ontplofte,.................................................................................. |
3. | Ik twijfel er aan, of.......................................................................................... |
4. | Nadat hij dat gezegd had,....................................................................................... |
5. | Ik neem mijn paraplu mee, omdat.................................................................................... |
Plaats de juiste voegwoorden in de samengestelde zinnen:
1. | Hij komt niet vooruit,...... hij erg zijn best doet. |
2. | De trein was over tijd,...... ik te laat op school kwam. |
3. | Ik zal mijn mond maar houden,...... je luistert toch niet. |
4. | Ik had je graag willen opzoeken,...... ik had geen tijd. |
| |
Toelatingsexamen
R.K. Hogere Burgerschool te Leiden.
D. Vul in of kies het beste woord.
1. De visjes taalden/talmden niet naar het voedsel,...... ze reeds enkele dagen geen eten hadden gehad. 2. ...... de ramp te danken/wijten was aan de onvoorzichtigheid van den bestuurder, werd deze streng gestraft. 3. Naar/Na men ons meldt, zal de Koningin binnenkort onze stad bezoeken. 4. De roekeloze jongens dachten niet ann/over de gevolgen van hun dwaze onderneming. 5. Voor de ogen der rezigers strekte zich een oneindige/eindeloze vlakte uit. 6. Men zegt, dat jonge vogels vlug zijn,...... ze kunnen vliegen. 7. Het huis brandde geheel af,...... de brandweer te laat kwam. 8. Iedereen was het met het voorstel tot demping/drooglegging van 't grachtje eens,...... een stemming overbodig was.
III. Gebruik de volgende woorden in een zin en zeg, wat je er mee bedoelt.
conclave - plaggen - overlevering - beschikbaar - beducht - roekeloos - onafhankelijk - vervaardigen - zich toeéigenen - verkondigen - niettegenstaande - gedurende.
| |
| |
IV. Vul in:
Koning Radbod belette den H. Bonifatius de toegang tot Friesland ...... trok hij naar Duitsland. Hij bekeerde daar velen ...... werd door den Paus tot Aartsbisschop benoemd. Na de dood van Radbod probeerde hij nog eens de Friezen te bekeren,...... hij zoveel voor de bekering van dat land heeft gedaan. Maar hij heeft ook grote verdiensten voor Frankrijk,...... hij heeft de eerbied voor den Paus in dat land sterk bevorderd.
|
|