Levende Talen. Jaargang 1939
(1939)– [tijdschrift] Levende Talen–Bij de Herdenking van Jean Racine's driehonderdsten geboortedag.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| ||||||||||||||||||||
school herstelt zijn reputatie, maar de massa kent nog slechts van hem een spaarzaam sonnet. Zullen de beroemde Perzische brieven van Montesquieu, nu onder deze nederlandse titel verschenen bij de Wereldbibliotheek, nog een groot contingent lezers winnen, of zullen ook zij gaan behoren tot dode historische stof, enkel geschikt voor boekensnuffelarij of exegetische examenstof? Ze zijn niettemin met een heel ander doel geschreven. En wat te zeggen, om op eigen erf te blijven, van wat eenmaal de populariteit was van Vader Cats, de jongste poging van dr. Smilde ten spijt. We kunnen alleen maar weemoedig zeggen met Victor Hugo: Toutes ces choses sont passées Als op het sportveld schijnt een come-back zeer zwaar te zijn.
***
Weliswaar is de afstand, tijdrekenkundig gesproken, een belangrijke factor. Het lijkt soms alsof we onze belangstelling laten beginnen met de klassieke tijd. Middelnederlands, zestiende eeuws frans, geheel gezwegen van oudfrans, oud- en zelfs middelhoogduits schijnen gebieden te zijn of te worden, volmaakt bestand tegen de agressie van onze belangstelling. We eisen luidruchtig het meer grijp- en begrijpbare. En toch - leeft Vondel sterk voort tegenover een Cats, zelfs een Huygens, houdt Shakespeare het langer dan Milton, zijn Goethe en Schiller onneembare vestingen, is het ondenkbaar dat het trio Corneille-Racine-Molière geen stand zou weten te houden. Ze staan drie eeuwen van ons af. Ik zal me nu beperken tot de franse literatuur en constateren dat deze reuzen nog geheel hun gigantische contouren hebben behouden. Niet alleen historisch, maar m.i. daadwerkelijk. Ik meen dan ook de in de aanvang gestelde vraag volmondig bevestigend te moeten beantwoorden. Een sceptisch gestemd lezer zou mij willen tegenwerpen, dat de dramatische werken dezer drie schrijvers door de franse staat beschermd worden, dat enkele toneelinstellingen te Parijs verplicht zijn ze geregeld op hun repertoire te brengen. - Gezegend het land, dat op zulk een wijze z'n grote mannen eert, en - zou de Staat hier eindeloos mee door kunnen gaan, als er bij brede lagen van het publiek, op den duur bleek geen belangstelling te bestaan? Racine en Molière, m.i. meer dan | ||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||||||||||
Corneille (maar ik geef toe, ook het heroïsche genre heeft zijn blijvende vereerders) zullen de tand des tijds weten te tarten vanwege hun boventijdige scheppingen, d.w.z. ze hebben een mensheid ontworpen, die van alle tijden is. De Vrek is een nog steeds menselijke verschijning, evenals Hermione, de jaloerse minnares, meer dan Horace en meer dan René.
***
Racine in zijn sterke jaren 1667-1677 geeft Frankrijk een toneeloeuvre geschonken, dat nog altijd fonkelt van diepe menselijke waarachtigheid, nog immer vlamt van bewogen hartstocht, onverminderd leeft van (liefdes)tragiek. Bij uitstek tekent Racine ons de vrouw in haar fel begeren van den aangebeden man. Roxane (Bajazet), Hermione (Andromaque) en Phèdre (Phèdre) zijn de grandes amoureuses, drie ontwikkelingstrappen van het vrouwenhart, dat alles zal zetten op de verovering van den geliefde. Roxane stelt haar liefdesvoorwerp voor het dilemma: haar aanvaarden of sterven; Hermione, de griekse, jeugdige, trotse prinses, minder primitief in haar wezen en uitingen, wordt tenslotte door verdriet en jaloesie tot misdaad gedreven; Phèdre is de uiterste schakel in deze hartstochtsketen: bezeten door een overspelige liefde voor den stiefzoon, maar bewust van haar zondige positie. Zij is, zoals Racine haar zelf heeft gekenschetst ‘een christin aan wie de genade ontbroken heeft’. Ook haar liefdesvuur laait uit naar het verderven van de rivale: il faut perdre Aricie, roept ze in opperste vertwijfeling. - Hoe menselijk modern is b.v. Hermione uit het eerste meesterwerk Andromaque! Met gejuich ontvangen aan het hof van Pyrrhus, moet ze weldra zien hoe haar ‘verloofde’ het hof maakt aan Andromaque, de weduwe van Hector. Om deze definitief te winnen besluit P. plotseling Hermione te huwen. Het verdriet is vergeten; zij ziet uit de hoogte neer op Andromaque, die komt pleiten bij haar terwille van haar zoontje Astyanax, de enige levende herinnering aan haar geliefden Hector. ‘Eén blik zal P. vermurwen’ zegt Andromaque's vertrouwelinge. Inderdaad, P., wien Racine iedere koningsallure ontnomen heeft hem degraderend tot minnaar, verlaat Hermione zonder wroeging en haar protest, een prachtig, diepmenselijke elegie van minnesmart, culminerend in de zielkundige vondst: je t'aimais inconstant, qu'aurais-je fait fidèle! wordt ruw verworpen. | ||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| ||||||||||||||||||||
De schok is te groot. H. wreekt zich. Oreste, die even fataal door de liefde wordt geleid, aanvaardt de moordopdracht. P. wordt gedood. H. doodt zich op zijn lijk, verwezenlijkend de voor Oreste vreselijke uitspraak: j'aime mieux mourir avec lui que vivre avec vous. Sedert Racine moge de liefde uiterlijk geëvolueerd zijn of zo ge wilt gedegenereerd, de mens is nog altijd in dien strijd raciniaans voor een deel. Ook Racine kent de zachtere pendanten van deze felbegerenden. Monime, Aricie, en Junie zijn vriendelijke liefdesfeeën. Deze worden gesteld tegenover de vorigen. Men vergete niet, dat zij haar minnaar gevonden hebben. Junie (Britannicus) wordt bemind door Britannicus en hij heeft haar lief. Als hoogstaande vrouw heeft zij dus alle reden om de overspelige liefde van Nero, die haar de kroon van keizerin toezegt, af te wijzen. Is bij Corneille het element jalousie onbetekenend, bij Molière komisch verwerkt, bij Racine neemt ze de allersomberste en meest egoïstische vormen aan. Het modewoord sexeappeal zou m.i. hier niet op z'n plaats zijn en onterend zijn voor wat Racine heeft willen uitbeelden. De klassieke dramaturg heeft het treurspel door de Grieken gecreëerd, door Corneille op frans plan overgebracht, tot een feilloos instrument van psychologische peiling gebracht en ons gegeven de verrukkingen, maar meer nog de verdrukkingen der liefde, zodanig dat de Liefde wordt geactiveerd als een leefkracht en drijfveer, die het oude noodlot zijn slachtoffers deelachtig deed zijn. ‘Vénus tout entière à sa proie attachée,’ de bekende versregel uit Phèdre, mag als opschrift dienen van het raciniaanse spel der hartstochten. Zonder nu te vervallen in letterkundige ontledingen, zou ik er de nadruk op willen leggen, dat Racine voor tegenwoordige publieken, die over letterkundige smaak beschikken - die beperking moet m.i. gemaakt worden - zijn volle artistieke charme heeft behouden. De opvoering van een raciniaans treurspel schenkt den ontvankelijken hoorder een fijn genot. De schoonklinkende alexandrijnen, de dramatische vaart dragen daar zeer toe bij. Het stuk van Racine is immers een dramatische symphonie. Het drama grijpt vanaf het opgaan van het scherm regelrecht de aandacht, aangezien het conflict niet meer moet worden gemaakt; de conflicten zijn aan het treurspel reeds voorafgegaan. Het werk van Racine is de losbarsting van het onweder. De verhouding Oreste→Hermione→Pyrrhus→Andromaque nadert een | ||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| ||||||||||||||||||||
hevige oplossing als in het eerste toneel Oreste, de afgezant der Grieken verschijnt. Deze verschijning is het drukken op de electrische bel, het schot in het kruithuis. Een dergelijke intrigebehandeling heeft sterke voordelen voor den toeschouwer. Het doorslaande argument is natuurlijk: de diepe peiling van de menselijke natuur, de haast feilloze woordkeuze om een situatie te belichten. Een enkel voorbeeld:
Met een enkele penseelstreek bereikt Racine hier een magistrale schildering van de innerlijke verwarring van Nero, die met een glimp het beeld heeft gezien van Junie, ontvoerd op zijn bevel. Vlijmscherpe tekening van de jaloesie. Hermione zegt tegen Pyrrrhus, die haar definitief heeft verlaten:
Moge het eerste dezer beide verzen herinneren aan de hoofse hofkring, waarin Racine verkeerde, het tweede is zo algemeen, dat het de horizon der afgunstige liefde over eeuwenvelden uitzet. De woorden bras en rire zijn hier dominerend. Het overrompelende van het liefdesmoment:
De teleurstelling teruggebracht tot de allergewoonste vragen:
De naïve toon van het jonge meisje, dat haar held vereert:
zegt Aricie sprekend over Hippolyte. En dan de echte knalverzen, vonken van het witgloeiende liefdesvuur, de donderslagen van het raciniaanse onweer:
| ||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| ||||||||||||||||||||
Qui te l'a dit? het beroemde drogwoord van Hermione, die zich om de wille van de liefde zich niet herinnert of wenst te herinneren, de snode opdracht aan Oreste gegeven Pyrrhus te gaan doden. Ze deinst nu verschrikt terug na de vreselijke consequentie. Dat Racine zulk een kreet heeft durven lanceren, is kenmerkend voor zijn kennis van de passionele verhoudingen. Terecht is dan ook opgemerkt dat Racine de gevoelens van liefde heeft moeten kennen en doorleven om ze zo levenswaar te hebben kunnen weergeven. Wat steekt de kennis van het menselijk hart in de dramas van Victor Hugo daar pover bij af. Het gif van Donia Sol en Hernani is minder bitter dan dat waarvan Phèdre gewaagt. De jongelieden van V. Hugo hebben het besteld en voor gebruik gereed gehouden, Phèdre voelt het als alsem in haar hart. Ieder toeschouwer, ieder lezer voelt achter de vermommingen van legendarische en historische personen gewone stervelingen aan wie niets menselijks vreemd is. Via koninklijke aankleding en mythologische figuratie heeft R. ‘de raadslagen des harten’ ontsluierd in een taal, die dichters als Lamartine opgetogen maakt, met een dramatiek die dramaturgen als Voltaire er de volmaaktheid van doet verkonden (inzonderheid nogal naar aanleiding van het christelijk treurspel Athalie, door Voltaire in vergelijking met Oedipus Rex, het meesterwerk van het griekse toneel, het meesterwerk der mensheid genoemd)Ga naar voetnoot1). | ||||||||||||||||||||
Lezen we Racine op school?Natuurlijk! Als de middelbare scholen (gymnasia, lycea, H.B.S. en) als cultuurinstituten niet in verval willen geraken, een voorsprong willen behouden op scholen met een lager geplaatst ontwikkelingspeil, als muloscholen en nijverheidsscholen, dan moeten zij in haar humanoria en mathematische groeperingen een niet te enge grens van exacte en literaire feiten uitzetten. Tot de literaire feiten acht ik te behoren o.a. de dramatische voortbrengselen van grote klassieke en moderne schrijvers. Lees met de leerlingen Le Cid van Corneille en ge doorloopt met hen ‘een school van zielegrootheid’, van wilskracht, durf en eer. Lees van Racine een | ||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| ||||||||||||||||||||
zijner wereldse stukken en ge opent voor uw pupillen een wereld van zelfzucht, van misdadige, heftige sexe-driften. Lees Athalie waarin de God der Christenen de handeling beheerst, waarin religieuze en politieke verwikkelingen evenwijdig gaan, waarin de materieële kracht gesteld wordt tegenover de morele, welke laatste overwint. Uit de misdadige liefden, die dood en verderf brengen maakt zich de conclusie los, dat de bezoldiging der zonde de dood baart. Het is van de hoogst zedelijke betekenis jeugdige mensen, toekomstige spelers ook op het toneel der liefde, de schaduwzijden van het felle, ongebreidelde, zelfzuchtige liefdesleven te tonen, om ze daarnaast te laten zien het offer van den ideëlen minnaar en zo ge wilt om op een nog hoger plan hen de opofferingskracht van den waren godsminnaar (Polyeucte, Joad) te doen bewonderen. We mogen onze leerlingen niet enkel afschepen met zinledige niemendalletjes. Onze abituriënten moeten zonder schijngeleerdheid anders weten te praten en te denken over literaire aangelegenheden als zo vaak gedaan wordt in het maatschappelijk leven. Hun geest en hun gevoel, hun smaak en hun bestemming hebben recht op het ordenen van het gebodene op een dragelijk kunstzinnig peil. Als wij dan bij de franse literatuurbehandeling Racine lezen, dan wordt aan bovengenoemde eisen meer dan voldaan. Als we letten op de zich steeds uitbreidende schooleditie's van Racine, waarbij Andromaque en Britannicus een leidende rol hebben, is de school zich haar roeping getrouw. Het is mijn ervaring, dat de hoogsteklassers heel niet altijd de voorkeur geven aan een blijspel, integendeel met spanning volgen de minutieuse ontledingen der liefde. De taal van Racine, zo simpel en toch nobel, is vaak uitstekend te volgen voor de werkelijk belangstellenden. Bij ieder vak - ook bij literatuur - moeten we rekenen met een zekere kleurloze middenstof. Ik kan het genie van den groten, onsterfelijken fransen dramaturg het beste eren met te wensen, dat zijn toneelwerk de onverflauwde belangstelling zal behouden van allen, die in een getransponeerde wereld van stijlvolle verbeelding, de vondsten zullen herkennen en waarderen van een meesterlijke, menselijke tekening van wat op 's harten gronde ligt.
Dordrecht. M. STEVENSE. |
|