Het leven van de seer edele doorluchtighste en H. Begga, hertoginne van Brabant, stightersse der Beggynnen

Met een cort begryp van de levens der salige, godtvruchtige en lof-weerdige beggyntjes der vermaerde en hoogh-gepresen beggynhoven

[p. II]

S. Begga Ducissa Brabantiae fundatrix Begginarum.
Th. van Merlen

[p. 3]

Aen alle de eerwaardige vrouwen groot Jouffrouwen oversten, alle Jouffrouwen kerck-meesterssen, der krancken, der Conventen van de respective volgende vermaerde Beggyn-hoven, mitsgaders alle seer weerdige Beggyntjes.

SEER EERWEERDIGE JOUFFROUWEN

TEn compt maer Godt alleen toe met een woort alle saecken in sijn volmaecktheyt te stellen: daerom als de menschen sijn

[p. 4]

schepsels, jet willen aenvatten, moeten van hem hulp versoeken, en hunnen aerbeyt vervoegen by sijnen uytwerckenden wille. Den Seer Eerweerdigen Heer Joseph Geldolph van Rijckel. Abt der Edele en Wydt beroemde Abdye van Sinte Geertruyt binnen de Stadt en Universiteydt van Loven, heeft begost en opgesocht de Heylighe, Salige en in godtvruchtigheyt vermaerde Beggyntjens, ende gestelt achter het wonderlijck en Heyligh leven, dat hy beschreven heeft (al in't latijn) van hun eerste Stightersse de H. Begga, Hertoginne van Brabant Suster van sijn Princersse en Patronersse de H. Geertruydt Abdisse van Nijvel: ende midts den vernoemden Abt nu al ontrent de 70. jaeren doot is, en sedert desgelijcke van hare aenghenomen dochters noch veel zyn geweest, als blijckt uyt die, de welcke

[p. 5]

de Weerdige Jouffrouwen my hebben gelieven schriftelijck soo in handen te gheven, als over te seynden, soo magh ick vryelijck seggen, dat waert saecken alle de opper Oversten den selven iver hadden, den welcken ick in de sommige gemerkt hebbe, dat wy haest een volle legende van lofweerdige Beggyntjens by een souden hebben. Wel is waer dat jemant bequamer als ick, beter dit voornemen begost van den voorseyden Seer Eerw: Abt, soude hebben uytgewerckt: even-wel mits men maer en can aerbeyden, dan volgens sijne crachten, ende de mijne seer cleyn en verre beneden zyn aen de macht en iver die Godt gegeven heeft, soo aen den meer gemelden Edelen Abt, als andere Jouffrouwen, de welcke sullen bekent worden in het vervolgen, onder hunne Respective schriften en Missiven, Soo vind' ick

[p. 6]

my ten uyttersten verobligeert de selve wederom ootmoedelijck toe te schicken en op-te-dragen. Ende aen wie seker soud' ick desen boeck eerst voor oogen stellen, als aen alle de wettige Oversten der Beggyn-Hoven, die in U.L. macht hebt den selven onder U.L. bescherminge te ontfangen, ofte als onnut, ende niet dienstigh af te wysen ende te doen onderblijven. Maer U.L. liefde tot U.L. Moeder de H. Begga, de welcke gy liedens al te samen door U.L. ootmoedigheydt, door U.L. vreedsamige regeringe, door U.L. medoogentheyt tot de ondersaten, door U.L. medeleyden tot de krancken, door U.L. voorsichtigheyt in groote, ende saeghtmoedigheyt in cleyne saecken, door U.L. stantvastigheydt in tegenspoet, door U.L. goedertierentheyt tot alle menschen, ende andere

[p. 7]

deughden zijt naervolgende, ende alle de Beggyntiens, als een tweede Begga zijt voorgaende, betrouwe dat uwe Eerweerden (hoe slecht hy oock is vertaelt) den selven met goede oogen sullen aensien, ende onder U.L. protexie soo 't aenveerden: ende gelyk door dien de particuliere verplant, soo'tgelijck te verhopen is, in't Hemels Paradijs, om beneffens hunne Patronersse Begga Godt inder eeuwigheyt te loven ende te dancken, kenbaer worden aen alle de Hoven, soo oock door t'lesen van den selven by alle hunne mede-susters, door de verdiensten en deughden van de H. Begga, als zy die naergevolgt hebben, zy en wy in dat groot gheluck-saligh Hof, het rijck derhemelen, mogen geraecken; met welcke wenschen eyndigende blyve van alle de

WEERDIGHE JOUFFROUWEN.

Den Ootmoedighsten dienaer in Christo Jesu.